ECLI:NL:RBLEE:2006:AX8950

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885084-05 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behulpzaam bij zelfdoding en de rol van psychische druk in strafrechtelijke aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 20 juni 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk behulpzaam zijn bij zelfdoding en het verschaffen van middelen tot zelfdoding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, wetende dat zijn vriendin zich van het leven wilde beroven, haar financieel heeft ondersteund door haar geld en een pinpas te geven om een wapen aan te schaffen. De rechtbank heeft de gedragingen van de verdachte als strafbaar gekwalificeerd, ondanks zijn beroep op psychische overmacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onder grote psychische druk stond, maar dat hij niet voldoende alternatieven had gezocht om zijn vriendin te helpen zonder haar zelfdoding te bevorderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, die voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de benadeelde partij, de moeder van het overleden slachtoffer, niet-ontvankelijk was in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde feit. De uitspraak benadrukt de ernst van het verbod op hulp bij zelfdoding en de noodzaak om eerbied voor het leven te hebben, zelfs onder moeilijke omstandigheden.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 20 juni 2006
Parketnummer: 17/885084-05
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 6 juni 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
NADERE BEWIJSOVERWEGING
Namens verdachte is aangevoerd dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het behulpzaam zijn bij zelfdoding zoals bedoeld in artikel 204, tweede lid, van het wetboek van strafrecht. Al eerder (5 december 1995, N.J. 1996, 322) heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat de term "behulpzaam zijn" in dit artikel noch in de wet noch in de wetsgeschiedenis is gedefinieerd. De rechter moet bij de uitleg van deze term aansluiting zoeken bij het spraakgebruik en de omstandigheden van het geval. Blijkens de wetsgeschiedenis is de strafbaarstelling ingegeven door de verschuldigde eerbied voor het menselijk leven ook tegenover hem, die voor zichzelf daaraan te kort wil doen (H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht II, pp. 441-442). Uit het vorenstaande volgt dat er geen reden is aan te nemen dat de wetgever het "behulpzaam zijn" heeft willen beperken tot gedragingen gelijktijdig met de zelfdoding. Onder omstandigheden kunnen ook gedragingen die daaraan voorafgaan, maar de zelfdoding bevorderen, als "behulpzaam zijn" worden aangemerkt. De rechtbank verwijst in dit verband naar Hof Leeuwarden 14 oktober 2003, LJN: AL 8866. In de onderhavige zaak heeft verdachte, zoals blijkt uit zijn verklaring bij de politie en zijn verklaring ter terechtzitting, wetende dat zijn vriendin zich van het leven wilde beroven, haar DVD-speler verkocht opdat zij (mede) van de opbrengst een wapen zou kunnen kopen, heeft hij met datzelfde doel zijn vriendin in Drachten in totaal ? 60,00 en een pinpas gegeven en in Leeuwarden ? 80,00 overhandigd en heeft hij, nadat zij een pistool en munitie had gekocht, de patroonhouder met enige patronen gevuld en in het pistool gedaan. Tenslotte heeft verdachte op een desbetreffende vraag van zijn vriendin geantwoord dat zij vermoedelijk aan één kogel wel genoeg had. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, moeten worden beschouwd als handelingen waarmee hij zijn vriendin behulpzaam is geweest bij haar zelfdoding.
Voorts is namens verdachte aangevoerd dat van "middelen tot zelfdoding verschaffen" zoals bedoeld in artikel 294, tweede lid, van het wetboek van strafrecht geen sprake kan zijn, nadat verdachtes vriendin het pistool en de munitie had gekocht. De rechtbank deelt dit standpunt. Uit verdachtes verklaring bij de politie en zijn verklaring ter terechtzitting blijkt echter dat hij, wetende dat zijn vriendin zich van het leven wilde beroven, zijn vriendin in Drachten in totaal ? 60,00 en een pinpas heeft gegeven en haar in Leeuwarden ? 80,00 heeft overhandigd, opdat zij een wapen zou kunnen kopen. Aldus handelend heeft verdachte middelen tot de zelfdoding van zijn vriendin verschaft.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
[slachtoffer] in de periode omvattende de dagen 15 juli 2005 tot en met 16 juli 2005 te Drachten zelfdoding heeft gepleegd, waarbij hij, verdachte, op meer tijdstippen op 15 juli 2005 en 16 juli 2005 in de gemeente Smallingerland en in de gemeente Leeuwarden, telkens opzettelijk die [slachtoffer] behulpzaam is geweest en die [slachtoffer] middelen daartoe heeft verschaft, terwijl die zelfdoding is gevolgd, hebbende hij, verdachte, daarbij opzettelijk
- een DVD-speler (toebehorende aan [slachtoffer]) verkocht, teneinde uit de opbrengst van die verkoop die [slachtoffer] financiële middelen te verschaffen voor de aanschaf van een wapen (pistool) en die [slachtoffer] geld gegeven voor de aanschaf van een wapen (pistool) en
- nadat [slachtoffer] een pistool had aangeschaft, de houder uit het pistool gehaald en de kogels in de houder van het pistool gedaan en de houder weer in het pistool gebracht en aan die [slachtoffer] voorgedaan/uitgelegd hoe ze het wapen moest laden en het pistool weer aan haar teruggegeven en op haar vraag hoeveel kogels ze moest gebruiken geantwoord dat ze volgens hem, verdachte, aan 1 (kogel) wel genoeg had.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam zijn en opzettelijk een ander de middelen tot zelfdoding verschaffen, terwijl de zelfdoding volgt.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Namens verdachte is betoogd dat hij niet strafbaar is, omdat hij heeft gehandeld in een toestand van psychische overmacht. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet wilde dat zijn vriendin zich zou prostitueren om aan geld te komen voor de aanschaf van een wapen waarmee zij zich van het leven kon beroven. Onder deze druk heeft hij ervoor gekozen, zijn vriendin geld en een pinpas te geven, wetende dat zij daarmee een wapen zou kopen om zich van het leven te beroven. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte onder grote psychische druk stond als gevolg van het voornemen van zijn vriendin, zich van het leven te beroven en haar aankondiging dat zij door zich te prostitueren geld wilde verdienen om een wapen te kopen. Het is niet aannemelijk geworden dat verdachte deze druk niet kon weerstaan. Bij de politie heeft hij verklaard dat niemand verplicht is iets van zijn leven te maken als hij dat niet wil of kan; dat hij de keus van zijn vriendin respecteerde; dat hij wist dat ze het zou gaan doen, maar dat dit het gevolg was van haar zelfbeschikkingsrecht. Deze verklaring wijst erop dat verdachte zich bewust bij de beslissing van zijn vriendin heeft neergelegd en niet verder naar alternatieven heeft gezocht. De rechtbank acht evenwel niet aannemelijk geworden dat verdachte in zijn begrijpelijke bezorgdheid om zijn vriendin geen andere middelen had kunnen kiezen om uit zijn dilemma te geraken. Hij had zich bijvoorbeeld kunnen onthouden van het verschaffen van het geld. Hij had zich voor hulp tot anderen kunnen wenden. Weliswaar acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte hulp heeft gezocht bij een arts, maar uit verdachtes verklaring blijkt dat hij niet naar alternatieven heeft gezocht door bijvoorbeeld andere deskundigen te raadplegen, door familie, vrienden of kennissen in te schakelen of door alarm te slaan toen zijn vriendin tot uitvoering van haar voornemen wilde overgaan. Van belang hierbij is ook dat verdachte volgens zijn verklaring pas twee tot drie weken voor de zelfdoding wist van de beslissing van zijn vriendin, een einde aan haar leven te maken. Hij is dus relatief snel gezwicht voor de druk, zijn vriendin te steunen in haar voornemen. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte aan de psychische druk waaronder hij stond weerstand had moeten en kunnen bieden. De daad van verdachte heft zijn schuld niet op. De rechtbank zal het beroep op psychische overmacht dan ook verwerpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport en de rapporten van de psychiater en de psycholoog;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot een werkstraf voor de duur van 240 uren en een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft in zijn overtuiging dat zijn vriendin niet van zelfmoord af te houden was, haar geld gegeven om een wapen aan te schaffen, opdat zij zich niet behoefde te prostitueren. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de wanhoop en het verdriet die zich van verdachte meester gemaakt hadden, verwijt zij hem toch dat hij door zijn handelen de zelfdoding van zijn vriendin heeft bevorderd, terwijl niet aannemelijk is geworden dat hij geen alternatieven had. De wet eist dat men ook onder zeer moeilijke omstandigheden eerbied voor andermans leven opbrengt. Van handelingen die de zelfdoding van een ander begunstigen behoort men zich daarom te onthouden. Ten gunste van verdachte laat de rechtbank meetellen dat zijn motieven zuiver zijn geweest, hoezeer hij ook ten onrechte is gezwicht voor de druk waaraan hij bloot stond. De rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte uit bewogenheid met zijn vriendin per se heeft willen voorkomen dat zij zich moest prostitueren om zo de aanschaf van het wapen te bekostigen. De rechtbank begrijpt dat dit denkbeeld voor verdachte onacceptabel was. Zij houdt er ook rekening mee dat hij door de dood van zijn vriendin al veel persoonlijk leed heeft ervaren. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat met het opleggen van een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf kan worden volstaan. De gevangenisstraf dient vooral om het absolute karakter van de geschonden norm (het verbod van hulp bij zelfdoding) nog eens te onderstrepen. De voorwaardelijke vorm van de straf is ingegeven door de gedachte dat geen maatschappelijk belang wordt gediend met tenuitvoerlegging van de straf, zolang verdachte de opgelegde voorwaarden nakomt.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
De rechtbank acht het inbeslaggenomen vuurwapen en de inbeslaggenomen patronen en huls vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het telastegelegde en bewezenverklaarde feit met behulp van deze voorwerpen is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen dagboek kan worden teruggegeven aan de nabestaanden van [slachtoffer].
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen kleding, te weten een kaki broek, een blauw shirt, een meerkleurig vest en een paar sandalen, kan worden teruggegeven aan verdachte.
BENADEELDE PARTIJ
[benadeelde partij], de moeder van het overleden slachtoffer, heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde schade en het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a(oud), 14b(oud), 14c, 36b, 36d en 294 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen vuurwapen en de inbeslaggenomen patronen en huls.
Gelast de teruggave aan de nabestaanden van [slachtoffer] van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven dagboek.
Gelast de teruggave aan verdachte van de onder hem inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij], de moeder van het overleden slachtoffer, niet-ontvankelijk is in de vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. P.G. Wijtsma en mr. J.B.J. van der Leij, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2006. Mr. van der Leij is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.