ECLI:NL:RBLEE:2006:AV0182

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/880220-05 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met ernstige gevolgen

Op 24 januari 2006 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte heeft op 24 september 2005 in Leeuwarden, samen met anderen, geprobeerd een man van het leven te beroven door hem met een mes in de rug te steken en hem meermalen tegen het hoofd en de rest van zijn lichaam te schoppen en te slaan, terwijl het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank overweegt dat het trappen tegen het hoofd van een liggend slachtoffer altijd de reële mogelijkheid van een fatale afloop met zich meebrengt, wat de verdachte zich bewust was. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dit doet niets af aan de ernst van zijn daden.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van een andere persoon, waarbij hij samen met anderen een scholier heeft geslagen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide delicten, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland.

De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de teruggave van inbeslaggenomen goederen gelast en de verdachte vrijgesproken van een deel van de telastelegging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte aanwezig was en bijgestaan door zijn advocaat.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 24 januari 2006
Parketnummer: 17/880220-05 VEV
Ter berechting gevoegd parketnummer 17/820777-05.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in PI Ter Apel, Ter Apelervenen 10 te Ter Apel.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 10 januari 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. de Jong, advocaat te Burgum.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het onder 2 primair telastegelegde worden vrijgesproken, nu naar het oordeel van de rechtbank een school niet als een voor het publiek toegankelijke ruimte of plaats is aan te merken.
NADERE BEWIJSOVERWEGING
De rechtbank overweegt omtrent het aan verdachte onder 1. primair telastegelegde onder meer het volgende.
Verdachte heeft het slachtoffer toen hij op de grond lag onder meer tegen het hoofd getrapt. Het hoofd is het meest kwetsbare gedeelte van het menselijk lichaam waarbij in geval van geweld het gevolg niet zelden fataal blijkt te zijn. Met name zijn kwetsbaar de slaap en het strottenhoofd en voorts is het gevaar van een nekbreuk reëel. Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve bij een trap tegen het hoofd altijd de reële mogelijkheid aanwezig dat de dood kan intreden, omdat men bij het trappen tegen het hoofd het niet meer in de hand heeft of men het hoofd al dan niet op de genoemde zeer kwetsbare gedeelten raakt. Het is derhalve de geluksfactor die de goede afloop bepaalt.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte door te trappen tegen het hoofd van het op de grond liggend slachtoffer, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans op een fatale afloop, welk oordeel is bevestigd door het Gerechtshof te Leeuwarden in zijn arrest van 19 april 2005, parketnummer 24/001679-04. Dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, doet hieraan niet af.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 subsidiair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. Primair:
hij op 24 september 2005 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- met een mes in de rug heeft gestoken en/of gesneden en
- meermalen, tegen het hoofd en/of de rug en/of de buik en/of een of meer andere de(e)l(en) van het lichaam heeft getrapt en/of geschopt (ondermeer terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag)
en
- meermalen, tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Subsidiair:
hij op 17 mei 2005 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) meermalen, tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Primair: Medeplegen van poging tot doodslag.
2. Subsidiair: Medeplegen van mishandeling.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de psychologische en psychiatrische rapportage en het voorlichtingsrapport;
- het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1 primair en 2 primair telastegelegde tot 36 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde reclasserings-toezicht en toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte, samen met anderen, heeft geprobeerd een man van het leven te beroven door hem met een mes te steken en hem vele malen te schoppen en te slaan, ook toen het slachtoffer al op de grond lag. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat hij zich belaagd voelde door het slachtoffer, maar de rechtbank acht de uiterst gewelddadige wijze waarop verdachte vervolgens, met zijn mes in de hand, tot de tegenaanval is overgegaan, volstrekt ontoelaatbaar. Daarbij weegt mee dat de gebeurtenis zich heeft afgespeeld op de openbare weg, in aanwezigheid van - deels jeugdig - uitgaanspubliek. Het slachtoffer lijdt nog steeds onder de lichamelijke en psychische gevolgen van het delict.
Daarnaast heeft de rechtbank bewezen verklaard dat verdachte, samen met anderen, een scholier heeft mishandeld door hem klappen te geven. Ook in dit geval acht de rechtbank verdachtes gedrag geheel ontoelaatbaar: met zijn mededaders wilde hij het slachtoffer, een jongen van 15 jaar, een lesje leren, omdat hij had gehoord dat deze jongen een meisje zou hebben geslagen. Hoewel verdachte met dat vermeende incident helemaal niets te maken had, heeft hij volgens zijn eigen verklaring de doorslag gegeven bij de beslissing om met zijn mededaders op het slachtoffer af te gaan. De mishandeling vond plaats in een school, in het bijzijn van andere scholieren. Door zijn gedrag heeft hij bij het slachtoffer pijn en angst veroorzaakt. Verder heeft hij door dit gedrag onrust veroorzaakt op een school, die bij uitstek een plek is waar leerlingen zich veilig moeten kunnen voelen.
Volgens de rapporten van de psychiater en de psycholoog is er bij verdachte sprake van een persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling met narcistische en antisociale trekken en van een afhankelijkheid van cannabis. Hij is in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar. Als verdachte niet wordt behandeld is herhaling te verwachten. Zowel de psychiater als de psycholoog vindt reclasseringstoezicht en een behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland noodzakelijk. Het Leger des Heils sluit zich in zijn rapport bij dit laatste advies aan en geeft verder aan dat verdachte, hoewel hij na eerdere nieuwe starts steeds weer is teruggevallen in zijn oude gedrag, nu spijt heeft en gemotiveerd is om een ander leven te gaan leiden.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de rapporteurs over. Specifieke strafverminderende of strafverzwarende omstandigheden acht zij niet aanwezig.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde delicten en op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank de officier volgen in zijn eis. Zij zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf. Daarvan zal zij een deel voorwaardelijk opleggen, om te voorkomen dat hij opnieuw delicten pleegt. Daarnaast zal zij hem de bijzondere voorwaarde opleggen dat hij zich onder reclasseringstoezicht stelt.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen kleding aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
BENADEELDE PARTIJEN
[benadeelde partij 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 47, 57, 63, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van ZESENDERTIG MAANDEN.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot ZES MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van het Leger des Heils;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de AFPN.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de onder hem inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], [adres benadeelde partij ], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 2.528,-- (zegge: tweeduizendvijfhonderdachtentwintig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te betalen een som geld ten bedrage van ? 2.528,-- (zegge: tweeduizendvijfhonderdachtentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 2.528,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ
[benadeelde partij 2]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], [adres benadeelde partij], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 379,81 (zegge: driehonderdnegenenzeventig euro en eenentachtig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te betalen een som geld ten bedrage van ? 379,81 (zegge: driehonderdnegenenzeventig euro en eenentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 379,81 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. P.G. Wijtsma en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2006.