ECLI:NL:RBLEE:2002:AF0355

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/151 HOREC
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van exploitatievergunning voor horecabedrijf in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 5 november 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen C.V. Febo, eiseres, en de burgemeester van Leeuwarden, verweerster, over de verlening van een exploitatievergunning voor het horecabedrijf 'Croissanterie Du Nord'. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester, dat het bezwaar tegen de exploitatievergunning ongegrond verklaarde. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 10 oktober 2001, waarin een verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de exploitatievergunning in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat de rechtsgevolgen van het gedeeltelijk vernietigde besluit in stand blijven. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft de aanname dat de vergunning in strijd met het bestemmingsplan is, maar laat de rechtsgevolgen in stand om verdere procedures te voorkomen. De gemeente Leeuwarden wordt veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht van € 218,- aan eiseres en moet de proceskosten van € 644,- vergoeden. De rechtbank concludeert dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de exploitatie van 'Du Nord Fastfood' niet zal leiden tot ontoelaatbare beïnvloeding van het woon- en leefklimaat of de openbare orde. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 02/151 HOREC
Inzake het geding tussen
C.V. Febo, gevestigd te Leeuwarden, eiseres,
gemachtigde: mr. R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden,
en
de burgemeester van Leeuwarden, verweerster,
gemachtigde: F. Huitema, werkzaam bij de gemeente Leeuwarden.
Procesverloop
Bij brief van 8 januari 2002, verzonden op 9 januari 2002, heeft verweerster eiseres mededeling gedaan van een besluit op bezwaar met betrekking tot de toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Leeuwarden (APV).
Tegen dit besluit is namens eiseres beroep ingesteld.
De zaak is -gevoegd met de zaak van eiseres met het registratienummer 02/408 WW44- behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, op 2 oktober 2002. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en door C. Faber. Verweerster is bij gemachtigde verschenen. E.R. Veltman (hierna: de vergunninghouder), die op de voet van art. 8:26 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan het geding deelneemt, is niet verschenen.
Motivering
De rechtbank heeft besloten om in de zaken 02/151 HOREC en 02/408 WW44 afzonderlijk uitspraak te doen.
Voor de feiten verwijst de rechtbank naar de uitspraak van 10 oktober 2001, nr. 01/817 HOREC, die de president van de rechtbank tussen partijen heeft gewezen. Daaraan voegt zij het volgende toe. In deze uitspraak heeft de president het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres - inhoudende dat de aan de vergunninghouder verleende exploitatievergunning voor het exploiteren van het niet-alcoholverstrekkend bedrijf "Croissanterie Du Nord" in het pand Oude Doele-
steeg 12 te Leeuwarden (hierna ook: het bedrijf) zou worden geschorst- afgewezen.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerster het bezwaar van eiseres tegen de op 4 september 2001 verleende exploitatievergunning ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe -onder meer en samengevat- aangevoerd dat de verleende exploitatievergunning in overeenstemming met het overgangsrecht van het vigerende bestemmingsplan is verleend.
Namens eiseres is het standpunt ingenomen -onder meer en samengevat- dat de exploitatievergunning wel degelijk in strijd met het overgangsrecht is verleend.
In dit geding moet de rechtbank beoordelen of verweerster bij het nemen van het bestreden besluit heeft gehandeld in strijd met enig wettelijk voorschrift, enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In art. 2.3.1.1.a lid 1 APV is bepaald dat het verboden is een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. Op grond van lid 3 kan de burgemeester een exploita-tievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren
a. wegens strijd met het vigerende bestemmingsplan of
b. indien naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoe-laatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Verder is in lid 4 van dit artikel bepaald dat de burgemeester bij het toepassen van de weigeringsgrond van lid 3 onder b rekening houdt met het karakter van de straat en wijk, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.
Voorts is in art. 2.3.1.1.b onder a sub A APV bepaald dat een niet-alcoholverstrekkend horecabedrijf, indien daarin geen softdrugs worden verstrekt of verkocht, (onder meer) aan de eis dient te voldoen dat één lokaliteit een oppervlakte moet hebben van ten minste 15 m².
Op grond van het bestemmingsplan "Nieuwesteeg/Oude Doelesteeg en Zuiderstraat" heeft de Oude Doelesteeg de bestemming "Gemengde Doeleinden voor binnenstedelijk gebied (G.D.)". Bij besluit van 12 juli 1999 heeft er een partiële herziening van het bestemmingsplan plaatsgevonden (genaamd "Horecaregeling binnenstad" en hierna verder te noemen: de Horecaregeling). De bestemming is door deze herziening niet gewijzigd. Op grond van de Horecaregeling zijn in de Oude Doelesteeg thans horecabedrijven van de categorie e (een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van voedsel) en van de categorie d (een horecabedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het verstrekken van drank) toegelaten, met een maximum van in totaal vijf horecabedrijven. De verdeling tussen beide categorieën ligt niet langer vast.
Ten tijde van het verlenen van de onderhavige exploitatievergunning en ten tijde van het bestreden besluit waren er feitelijk vier horecabedrijven in de Oude Doelesteeg (nr. 2, 2a, 6 en 8) gevestigd. "Du Nord Fastfood" aan de Oude Doelesteeg 12 kan ten tijde in geding niet als het vijfde horecabedrijf worden beschouwd, omdat dit bedrijf ten tijde van het verlenen van de exploitatievergunning en ten tijde van het bestreden besluit feitelijk en rechtens nog niet actief was. Zoals namens eiseres ter zitting onweersproken is aangegeven, is "Du Nord Fast-food" immers eerst in februari 2002 daadwerkelijk van start gegaan. "Croissanterie du Nord" kan dus als het vijfde bedrijf in de Oude Doelesteeg worden aangemerkt. Reeds op grond van deze feitelijke omstandigheden moet worden gezegd dat de in geding zijnde exploitatievergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan. Voor zover dit oordeel tot consequentie heeft dat in voorkomend geval in een pand, bijvoorbeeld als het een tijdje leeg staat, geen horecabedrijf meer gevestigd kan worden, is dat nu eenmaal een gevolg van de flexibele inrichting van de Horecaregeling, waarbij de horecabestemming voor wat betreft de Oude Doelesteeg slechts is gebonden aan een maximum aantal van vijf en niet op specifieke panden is gelegd.
Het betoog van eiseres dat sprake is van een aantasting van het woon- en leefklimaat gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Het causale verband tussen de vestiging van een snackbar in de Oude Doelesteeg 12 en een aantasting van het woon- en leefklimaat in de directe omgeving door ruimere openingstijden en een completer assortiment acht de rechtbank niet aangetoond. Daartoe acht zij met name van belang dat "Du Nord Fastfood" geen alcoholhoudende dranken zal verkopen. Bovendien heeft J. Heida (politie Friesland) bij brief van 19 september 2001 aan de gemachtigde van verweerster geschreven dat er zich met name pro-blemen voordoen op de hoek van het Ruiterskwartier en de Oude Doelesteeg. De rechtbank concludeert daarom dat verweerster in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de exploitatie van "Du Nord Fastfood" niet zal leiden tot ontoelaatbare beïnvloeding van het woon- en leef-klimaat of de openbare orde.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat "Du Nord Fastfood" ook voldoet aan de eis zoals neergelegd in art. 2.3.1.1.c eerste lid onder b APV. De oppervlakte van het gehele pand is 30 m², hetgeen meer is dan de vereiste 15 m². Naar het oordeel van de rechtbank kan niet uit de APV worden afgeleid dat de bezoekersruimte in ieder geval 15 m² moet zijn. Ook op dit punt gaat het betoog van eiseres niet op.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de onderhavige exploitatievergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan en dat de APV er dus niet op die grond eraan in de weg stond om deze te verlenen. Ook overigens is de exploitatievergunning niet in strijd met de APV. Voorts heeft verweerster de relevante belangen tegen elkaar afgewogen en is zij in redelijkheid tot verlenging van de exploitatievergunning kunnen komen.
Nu verweerster evenwel haar besluit heeft gebaseerd op de grond, dat de exploitatievergunning wel in strijd is met het bestemmingsplan, maar op grond van het overgangsrecht kon worden verleend, berust het bestreden besluit in zoverre op een onjuiste motivering. Het beroep van eiseres zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal in zoverre wegens strijd met art. 7:12 lid 1 Awb worden vernietigd. Evenwel zal de rechtbank, om nodeloze vervolgprocedures te voorkomen, onder gebruikmaking van de haar in art. 8:72 lid 1 Awb gegeven bevoegdheid, de rechtsgevolgen van het gedeeltelijk vernietigde bestreden besluit in stand laten.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in art. 8:74 Awb dient de gemeente Leeuwarden het door eiseres gestorte griffierecht ad € 218,= te vergoeden.
Op grond van art. 8:75 Awb veroordeelt de rechtbank verweerster in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht belopen de proceskosten van eiseres € 644,= (beroepschrift 1 punt, verschijnen ter zitting 1 punt, waarde per punt € 322,=, gewicht van de zaak: gemiddeld), terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank wijst de gemeente Leeuwarden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover verweerster heeft aangenomen dat de exploitatievergunning in strijd met het bestemmingsplan is;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het gedeeltelijk vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat de gemeente Leeuwarden het door eiseres betaalde griffierecht ad € 218,= aan haar terugbetaalt;
- veroordeelt verweerster in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,=, aan eiseres te betalen door de gemeente Leeuwarden.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 5 november 2002, in tegenwoordigheid van mr. T. Hoekstra als griffier.
w.g. T. Hoekstra
w.g. P.G. Wijtsma
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 5 november 2002