ECLI:NL:RBLEE:2002:AE9138

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/470 AW
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De status van de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand in het kader van de Ambtenarenwet

In deze zaak gaat het om de status van eiseres, die is benoemd tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand door het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. Eiseres werd in 1995 voor vijf jaar benoemd en in 2000 herbenoemd tot 1 september 2001. De gemeente stelde dat buitengewoon ambtenaren alle taken van hun ambt moeten uitvoeren, maar eiseres had moeite met partnerregistraties en huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht. Hierdoor werd haar bezwaar tegen de niet-ontvankelijkheid van haar bezwaar afgewezen, omdat volgens de gemeente een buitengewoon ambtenaar geen ambtenaar is in de zin van de Ambtenarenwet (AW). De rechtbank oordeelt dat de aanstelling van eiseres als buitengewoon ambtenaar haar wel degelijk de status van ambtenaar verleent. De rechtbank wijst op de ruime definitie van 'openbare dienst' in de AW en concludeert dat de taken van de buitengewoon ambtenaar onder deze definitie vallen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de gemeente en verklaart het beroep gegrond. De gemeente moet het griffierecht terugbetalen en wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 02/470 AW
Inzake het geding tussen
[naam eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. S.O. Voogt, advocaat te Rotterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, verweerder,
gemachtigden: mr. T. Knoop, advocaat te Groningen, en mr. P.J. Achterhof, werkzaam bij de Sector Juridische en Veiligheidszaken van verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij brief van 28 maart 2002, verzonden op 4 april 2002, heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van een besluit op bezwaar, waarbij haar bezwaar tegen verweerders besluit van 22 juni 2001 niet-ontvankelijk is verklaard.
Tegen dit besluit is namens eiseres op 26 april 2002 beroep ingesteld. Bij brief van 6 juni 2002 zijn de nadere gronden van het beroep ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, meervoudige kamer, gehouden op 24 september 2002. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich door bovengenoemde gemachtigden laten vertegenwoordigen.
Motivering
Bij besluit van 17 februari 1986 heeft verweerder eiseres benoemd tot ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leeuwarden. Bij besluit van 23 januari 1996 heeft verweerder eiseres met ingang van 1 januari 1995 benoemd tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, met de bepaling dat de benoeming geldt voor de termijn van 5 jaar, behoudens herbenoeming.
Bij besluit van 22 juni 2001 heeft verweerder eiseres met ingang van 1 januari 2000 herbenoemd tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, met de bepaling dat de benoeming geldt tot 1 september 2001. Verweerder stelt zich op het standpunt dat buitengewoon ambtenaren van de burgerlijke stand alle bij het ambt behorende taken dienen uit te voeren. Nu eiseres kenbaar heeft gemaakt moeite te hebben met partnerregistraties en met het sluiten van huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht, is besloten tot een herbenoeming tot 1 september 2001. Als eiseres schriftelijk verklaart alle wettelijk bij het ambt behorende taken uit te zullen voeren, kan zij volgens verweerder na deze datum voor een herbenoeming in aanmerking komen.
Namens eiseres is tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij verweerder. Verweerder heeft in afwijking van een advies van de commissie voor de bezwaarschriften besloten eiseres niet-ontvankelijk te verklaren in haar bezwaren. Verweerder motiveert dit besluit door te stellen dat een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand geen ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet (AW) is en dat daarom op grond van art. 7:1 juncto art. 8:4 aanhef en onder d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het indienen van een bezwaarschrift tegen een benoemingsbesluit als het onderhavige niet mogelijk is.
In beroep stelt eiseres zich -samengevat en onder meer- op het standpunt dat zij als trouwambtenaar wel degelijk moet worden aangemerkt als ambtenaar in de in de zin van de AW.
In dit geding moet de rechtbank beoordelen of het bestreden besluit terecht en op goede gronden is genomen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge art. 7:1 en art. 8:4 aanhef en onder d Awb kan geen bezwaar en beroep worden ingesteld tegen een besluit tot benoeming of aanstelling, tenzij bezwaar of beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in art. 1 AW als zodanig.
In art. 1 lid 1 van de AW is bepaald, dat ambtenaar in de zin van deze wet is degene, die is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. In lid 2 van dit artikel is bepaald dat tot de openbare dienst behoren alle diensten en bedrijven door de Staat en de openbare lichamen beheerd.
Niet in geschil is dat eiseres door verweerder tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand is aangesteld. Ten aanzien van de vraag, of deze aanstelling voor haar ook de status van ambtenaar meebrengt, overweegt de rechtbank het volgende. Zoals uit art. 1 lid 2 AW blijkt, is het begrip "openbare dienst" ruim geformuleerd. Uit die formulering kan worden geconcludeerd dat in ieder geval de Staat en onder meer de gemeenten tot de "openbare dienst" behoren. Naar het oordeel van de rechtbank vallen de taken van de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, te weten het sluiten van partnerregistraties en huwelijken met toepassing van de desbetreffende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW), als officiële verrichting namens de overheid onmiskenbaar onder het ruime begrip "openbare dienst". Dat betekent dat de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn als bedoeld in art. 1 AW.
Daaraan doet niet af het beroep van verweerder op art. 16 lid 3 van Boek 1 BW, waarin (voor zover hier van belang) is geregeld dat buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand mede kan zijn een persoon die geen ambtenaar in gemeentelijke dienst is. Blijkens de Parlementaire Geschiedenis van dit artikel heeft de wetgever immers de mogelijkheid willen scheppen om voor deze specifieke taak ook personen aan te stellen die de voor het leiden van de huwelijks-ceremonie vereiste vaardigheden hebben, maar geen ambtenaar van de gemeente zijn (TK 1990-1991, 21 847, nr. 3, onder 1.4) Uit die regeling volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand na de aanstelling geen ambtenaar is in de zin van art. 1 AW. De vraag of iemand dat is, wordt immers niet beantwoord op grond van het bepaalde in art. 16 lid 3 van Boek 1 BW, maar op grond van art. 1 AW.
Voorts betekent het feit dat de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand is uitgezonderd van de collectieve arbeidsvoorwaarden regeling van de gemeente Leeuwarden niet dat de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand geen ambtenaar is in de zin van art. 1 AW, maar alleen dat deze ambtenaar niet onder deze regeling valt. Ook het gegeven dat de gemeente Leeuwarden geen bijzondere rechtspositieregeling voor de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand kent, doet niet af aan het ambtenaarschap in de zin van de AW van eiseres.
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat eiseres krachtens haar aanstelling als buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand ambtenaar is in de zin van art. 1 AW.
Verweerder heeft dan ook ten onrechte aangenomen dat het bezwaarschrift van eiseres gelet op de art. 7:1 en art. 8:4 aanhef en onder d Awb niet-ontvankelijk is. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal wegens strijd met voormelde Awb-artikelen worden vernietigd. Verweerder zal opnieuw moeten beslissen op het bezwaarschrift van eiseres, met inachtneming van het in deze uitspraak overwogene.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in art. 8:74 Awb dient verweerders gemeente het door eiseres gestorte griffierecht ad € 109,= te vergoeden.
Op grond van art. 8:75 Awb ver-oor-deelt de rechtbank ver-weer-der in de pro-ceskos-ten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht belopen de proces-kos-ten van eiseres € 644,= (beroepschrift 1 punt, verschijnen ter zitting 1 punt, waarde per punt € 322,=, gewicht van de zaak: gemiddeld), terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank wijst verweerders gemeente aan als de rechtsper-soon die deze kosten moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de gemeente Leeuwarden het door eiseres gestorte griffierecht ad € 109,= aan haar terugbetaalt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,=, aan eiseres te betalen door verweerders gemeente.
Aldus gegeven door mr. D.J. Keur, voorzitter, en mrs. C.H. de Groot en P.G. Wijtsma, rechters, en door voornoemde voorzitter in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2002, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. D.J. Keur
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 21 oktober 2002