Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 20 juni 2002
Parketnummer: 17/080233-01
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord, locatie de Grittenborgh te Hoogeveen.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 6 juni 2002.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
primair:
hij op 10 september 2001 te Minnertsga, in de gemeente Het Bildt, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet
A) meermalen,
- met (zeer veel) kracht geslagen tegen het hoofd en
- met een mes, in de lip van die [slachtoffer] gesneden en
B) enig tijdstip nadat hij, verdachte, die [slachtoffer] tegen het hoofd had geslagen en gesneden, zoals omschreven onder A) meermalen
- met zijn in klompen geschoeide voeten met (zeer veel) kracht op/tegen het hoofd en de ribbenkast en de armen en de benen van die, op de grond liggende, [slachtoffer] geschopt/getrapt en
- met zijn in klompen geschoeide voeten neerwaartse trappende/stampende bewegingen op/tegen het hoofd van die, op de grondliggende, [slachtoffer] gemaakt en
- bovenop het hoofd en de ribbenkast van die, op de grond liggende, [slachtoffer] gesprongen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair:
Doodslag.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de psychiatrische rapportage, de psychologische rapportage en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde, te weten doodslag, tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering/voorlopige hechtenis is doorgebracht en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met het bevel tot verpleging van overheidswege.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag. Op grove wijze heeft verdachte het slachtoffer letterlijk doodgeslagen en -geschopt. Er is zodanig hersenletsel toegebracht, dat de dood hierdoor zonder meer is ingetreden, zoals blijkt uit de rapportage van de patholoog d.d. 3 juni 2002.
Door zo te handelen heeft verdachte het hoogste te beschermen rechtsgoed ernstig geschonden. De rechtsorde is dan ook ernstig geschokt.
In de psychiatrische rapportage - waarvan de conclusies door de rechtbank worden gedeeld en derhalve ook overgenomen - wordt gewag gemaakt van de toestand van verdachte op het moment waarop hij het latere slachtoffer van het erf heeft verwijderd. Verdachte was op dat moment waarschijnlijk randpsychotisch door stress en oververmoeidheid. Hij was door het slachtoffer gekwetst en zou zich in een 'narcistic rage' (woede-uitbarsting), waarbij het alcoholgebruik de impulscontrole negatief heeft beïnvloed, op het slachtoffer hebben afgereageerd.
Alles overwegende acht de rechtbank de hierna te melden straf en op te leggen maatregel passend.
[benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 3790,90 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve tot vorengenoemd bedrag gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De rechtbank zal de gevorderde kosten met betrekking tot de grafrechten afwijzen nu deze niet in rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het primair telastegelegde, te weten doodslag, bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen zoals opgenomen in de aan dit vonnis gehechte bijlage A - waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd - vermelde inbeslaggenomen goederen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.790,90 (zegge: drieduizend zevenhonderd negentig euro en negentig eurocent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.790,90 (zegge: drieduizend zevenhonderd negentig euro en negentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.790,90 ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Kuizenga, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. M.C. van der Mei, rechters, bijgestaan door mr. R. Baluah, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2002.
Mr. Meijer-Campfens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/080233-01
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank op 6 juni 2002.
Tegenwoordig:
mr. B. Kuizenga, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. M.C. van der Mei, rechters,
mr. R.G. de Graaf, officier van justitie
en mr. R. Baluah, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord, locatie de Grittenborgh te Hoogeveen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Ter zitting is tevens aanwezig mevrouw Oudenaarden namens Reclassering Nederland.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 20 juni 2002 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.