ECLI:NL:RBLEE:2001:AD5477
Rechtbank Leeuwarden
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- D.J. Keur
- P.R.M. Poiesz
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in asielzaak
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de beëindiging van verstrekkingen aan een asielzoeker, gedaan door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. K.J. Meijer, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het COA, dat op 24 augustus 2001 is genomen. Op 7 september 2001 heeft de gemachtigde van de verzoeker een bezwaarschrift ingediend en verzocht om een voorlopige voorziening bij de president van de rechtbank te Leeuwarden. De president heeft de stukken van het verzoek ontvangen en heeft op 28 september 2001 aan de partijen medegedeeld dat er intern beraad zal plaatsvinden over de bevoegdheid van de sector bestuursrecht van de rechtbank te Leeuwarden.
De president heeft vervolgens de bevoegdheid om het verzoek te behandelen onderzocht. Hij heeft daarbij recente uitspraken van andere rechtbanken in overweging genomen, waaronder uitspraken van de president van de rechtbank 's Gravenhage en de rechtbank Maastricht. De president van de rechtbank Maastricht concludeerde dat de bestuursrechter bevoegd is, terwijl de president van de rechtbank 's Gravenhage oordeelde dat de vreemdelingenkamer bevoegd is. De president van de rechtbank Leeuwarden heeft uiteindelijk geconcludeerd dat hij onbevoegd is om het verzoek te behandelen, omdat het volgens de wet COA onder de vreemdelingenkamer valt.
De president heeft daarom besloten het verzoek door te zenden naar de president van de rechtbank 's Gravenhage, zittingsplaats Groningen, zodat deze de zaak verder kan behandelen. De uitspraak is gedaan op 4 oktober 2001 door mr. D.J. Keur, fungerend president, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. P.R.M. Poiesz. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.