ECLI:NL:RBLEE:2001:AB3282

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
6 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00 551 ZFW
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inschrijving in het ziekenfonds en de vraag naar de eerste dag van de kalenderweek

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 6 augustus 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Onderlinge Waarborgmaatschappij De Friesland Zorgverzekeraar u.a. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de zorgverzekeraar, waarin haar bezwaar tegen een boete vanwege een onterechte ziekenfondsinschrijving ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waarbij eiseres van 1 september 1998 tot 1 oktober 1999 als schoonmaakster werkte met een contract van gemiddeld 2,5 uur per week. De zorgverzekeraar had vastgesteld dat eiseres ƒ 1.300,36 verschuldigd was vanwege een onrechtmatige inschrijving in het ziekenfonds.

Eiseres stelde dat zij niet onrechtmatig ingeschreven was, omdat zij volgens haar elke week minstens een uur had gewerkt. De zorgverzekeraar betwistte dit en stelde dat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed, omdat zij niet elke week werkte. De rechtbank oordeelde dat de zorgverzekeraar terecht had vastgesteld dat eiseres onrechtmatig in het ziekenfonds was ingeschreven, omdat zij niet elke week had gewerkt volgens de geldende regels. De rechtbank concludeerde dat de zorgverzekeraar op goede gronden tot de conclusie was gekomen dat eiseres onrechtmatig stond ingeschreven en dat de vordering van schadevergoeding terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om eiseres in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiseres om haar arbeidspatroon duidelijk te maken aan de zorgverzekeraar, en bevestigt dat de maandag als eerste dag van de kalenderweek moet worden beschouwd in het kader van de Ziekenfondswet.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 00/551 ZFW
Inzake het geding tussen
[Eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde],
en
Onderlinge Waarborgmaatschappij De Friesland Zorgverzekeraar u.a., verweerster,
gemachtigde: mw. M.E. Venema, werkzaam bij verweerster.
Procesverloop
Bij brief van 22 maart 2000 heeft verweerster eiseres mededeling gedaan van een besluit op bezwaar strekkende tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift van eiseres tegen de boete vanwege een onterechte ziekenfondsinschrijving.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 30 april 2000 beroep ingesteld.
Verweerster heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 27 juni 2001. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerster is bij gemachtigde verschenen.
Motivering
De feiten
Bij haar oordeelsvorming gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft van 1 september 1998 tot 1 oktober 1999 bij Nieuw Mellens gewerkt als schoonmaakster. Zij had een contract voor gemiddeld 2,5 uur per week en werkte elke twee weken een aaneensluitende zaterdag en zondag.
Bij beschikking van 7 januari 2000 heeft verweerster bepaald dat eiseres haar ƒ 1.300,36 verschuldigd is vanwege een onrechtmatige inschrijving in het ziekenfonds over de periode van 1 september 1998 tot 6 oktober 1999.
Eiseres heeft tegen deze beslissing op 18 januari 2000 een bezwaarschrift ingediend.
Alvorens een beslissing op bezwaar te nemen heeft verweerster op 16 februari 2000 een hoorzitting gehouden. Daar heeft eiseres haar bezwaar mondeling toegelicht.
Vervolgens heeft verweerster bij het bestreden besluit het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard. Verweerster heeft het te betalen bedrag, vanwege de bescheiden financiële positie van eiseres als student, verminderd tot een bedrag van ƒ 536,93.
Eiseres is van mening dat zij niet onrechtmatig in het ziekenfonds ingeschreven heeft gestaan en derhalve ook niet gehouden is het gevorderde bedrag te betalen. Eiseres had een arbeidscontract voor gemiddeld 2,5 uur in de week. Haar is namens eiseres telefonisch meegedeeld dat zij in het ziekenfonds kon blijven als zij tenminste 1 uur in de week zou werken. Eiseres werkte elke twee weken een weekend. Volgens eiseres heeft ze daarom elke week minstens een uur gewerkt. Aangezien de zondag naar haar mening de eerste dag van de week is werkte zij bijvoorbeeld in week 1 een zaterdag, in week 2 een zondag, in week 3 een zaterdag etcetera. Eiseres werkte niet als oproepkracht maar volgens een vast rooster; de zaak waarop verweerster zich heeft beroepen (RZA 1987/214) is derhalve niet vergelijkbaar met de situatie van eiseres. Dat de week op zondag begint blijkt volgens eiseres onder meer uit een aantal kalenders en uit het werkrooster van haar vader. Eiseres stelt hier altijd vanuit te zijn gegaan. Indien verweerster uitgaat van een andere kalenderweek had zij dat duidelijk moeten maken. Eiseres kon niet weten dat een kalenderweek volgens verweerster op maandag begint.
Verweerster stelt zich op het standpunt dat eiseres niet tenminste één uur per week heeft gewerkt. Verweerster is van mening dat volgens internationale normen een normale (kalender)week op maandag begint. Dit is vastgelegd in de internationale norm NEN-ISO 8601:1994. Dit is ook vastgesteld in een vergelijkbare zaak welke is behandeld door de voormalige Ziekenfondsraad (RZA 1987/214). De zaterdagen en zondagen waarop eiseres werkte vielen dus in dezelfde week, waarna ze de week daarop volgend niet werkte. Op grond van art. 3 lid 1 sub a van de Ziekenfondswet (ZFW) juncto 6 lid 2 onder e van de Ziektewet (ZW) was zij op de weken waarop zij niet werkte onrechtmatig in het ziekenfonds ingeschreven. Dat over deze kwestie bij eiseres onduidelijkheid bestond is niet aan verweerster te wijten. Het gaat hier om een uitzonderlijke situatie, bovendien heeft eiseres aan verweerster niet kenbaar gemaakt wat haar arbeidspatroon precies was.
Overwegingen met betrekking tot het geschil
In dit geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte kan stand houden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In art. 3 lid 1 onder a van de ZFW is onder meer bepaald dat verzekerd is de werknemer in de zin van de Ziektewet.
Ingevolge art. 6 lid 2 onder e van de Ziektewet wordt geen dienstbetrekking geacht aanwezig te zijn op dagen, waarop geen arbeid wordt verricht en geen uitkering of een uitkering van minder dan de helft van het normale loon van de werkgever wordt genoten, tenzij het niet verrichten van de arbeid zijn oorzaak vindt in de omstandigheid, dat de dienstbetrekking er toe strekt, dat niet regelmatig in elke kalenderweek arbeid wordt verricht, voor zover het betreft de kalenderweek waarin arbeid wordt verricht of arbeid zou worden verricht, indien de betrokkene niet arbeidsongeschikt was geworden.
In art. 5 lid 4 van de ZFW is onder meer bepaald dat van degene, die de regelen met betrekking tot de inschrijving als verzekerde niet naleeft het ziekenfonds een vergoeding kan vorderen van de deswege geleden schade.
De rechtbank overweegt dat partijen van mening verschillen over de vraag op welke dag de kalenderweek begint. De rechtbank is van oordeel dat voor de beantwoording van deze vraag aansluiting moet worden gezocht bij hetgeen hierover is vastgelegd in sociale verzekeringsregels. Verweerster baseert haar standpunt dat de (kalender)week op de maandag begint op een internationale norm en een aangehaalde uitspraak. De rechtbank overweegt dat er verschillend gedacht wordt over de vraag op welke dag de (kalender)week begint. Om die reden is het naar het oordeel van de rechtbank begrijpelijk dat dit voor eiseres onduidelijk was. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat eiseres er niet zondermeer vanuit mocht gaan dat haar visie -dat de zondag de eerste dag van de (kalender)week is- de juiste is. Om te voorkomen dat zij dwaalde had eiseres aan verweerster precies moeten uitleggen wat haar arbeidspatroon was, waarna verweerster haar standpunt had kunnen toelichten. Voor het uitgangspunt van verweerster, dat de maandag de eerste dag van de (kalender)week is, bestaat bij verweerster immers geen onduidelijkheid. Er worden door haar een paar aanknopingspunten gegeven. Bovendien wordt deze visie eveneens gehanteerd in andere sociale verzekeringsregels, bijvoorbeeld art. 16 lid 11 van de Werkloosheidswet. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerster met betrekking tot de eerste dag van de (kalender)week de juiste maatstaf heeft gehanteerd.
Nu als uitgangspunt genomen dient te worden dat de maandag de eerste dag van de (kalender)week is in de zin van de ZFW staat vast dat eiseres niet elke week heeft gewerkt. Daaruit vloeit voort dat eiseres onder de regeling van art. 6 lid 2 onder e van de Ziektewet valt. Dit heeft onder meer tot gevolg dat zij op grond van de ZFW slechts verzekerd was in de weken waarop zij wel heeft gewerkt. Nu zij ook voor de weken waarop zij niet werkte in het ziekenfonds stond ingeschreven, is verweerster terecht en op goede gronden tot de conclusie gekomen dat in de weken dat eiseres niet werkte sprake was van een onrechtmatige inschrijving.
Op grond van art. 5 lid 4 van de ZFW kan verweerster in het geval iemand onrechtmatig staat ingeschreven overgaan tot vordering van schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat nu vaststaat dat eiseres onrechtmatig stond ingeschreven niet kan worden geconcludeerd dat verweerster niet in redelijkheid tot vordering van schade kon overgaan. Temeer daar verweerster deze vordering heeft gematigd.
Het beroep van eiseres moet ongegrond worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om gebruik te maken van haar bevoegdheid, neergelegd in art. 8:75 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een partij te veroordelen in de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2001 in tegenwoordigheid van mr. R. van der Veen als griffier.
w.g. R. van der Veen w.g. P.G. Wijtsma
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht.
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.