ECLI:NL:RBLEE:2000:AA6492

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/481 GEMWT
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot het houden van een raadplegend referendum over de opvang van asielzoekers in de gemeente het Bildt

In deze zaak hebben eisers, wonende te Sint Annaparochie, beroep ingesteld tegen een besluit van de raad van de gemeente het Bildt, dat hun verzoek om een raadplegend referendum over de opvang van 400 asielzoekers afwees. De rechtbank heeft vastgesteld dat de raad zich baseerde op de referendumverordening, waarin uitzonderingsgronden zijn opgenomen voor het houden van een referendum. De raad stelde dat er dringende redenen waren om geen referendum te houden, omdat de opvang van vluchtelingen een kwetsbare groep betreft en de problematiek urgent is. Eisers betwistten deze argumenten en voerden aan dat er geen zorgvuldige afweging van belangen had plaatsgevonden.

De rechtbank oordeelde dat de motivering van de raad onvoldoende was. De enkele omstandigheid dat asielzoekers als kwetsbaar worden aangemerkt, was niet voldoende om aan te nemen dat er sprake was van een dringende reden om geen referendum te houden. De rechtbank concludeerde dat het belang van eisers bij het houden van een referendum niet opweegt tegen het algemene belang van het oplossen van de opvangcapaciteit. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente het Bildt op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat de gemeente het griffierecht aan eisers diende te vergoeden.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
Sector Bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 00/481 GEMWT
Inzake het geding tussen
[A. F.] en anderen, wonende te Sint Annaparochie, eisers,
gemachtigde A. Feenstra, woordvoerder van het actiecomité "Bildtse AZC 30 okay, 400 nee",
en
de raad van de gemeente het Bildt, verweerder,
gemachtigden K. Dankert en G. Akkerman, respectievelijk burgemeester en ambtenaar van verweerders gemeente.
1. Procesverloop
Bij brief van 30 maart 2000 heeft verweerder eisers mededeling gedaan van een besluit op bezwaar strekkende tot ongegrondverklaring van een bezwaar tegen een besluit van 21 oktober 1999. Laatstgenoemd besluit betreft de afwijzing van een verzoek van het actiecomité “Bildtse AZC 30 okay, 400 nee” (hierna: het actiecomité) tot het houden van een raadplegend referendum op grond van de Referendumverordening gemeente het Bildt 1997, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 augustus 1997 en in werking getreden per 5 september 1997 (hierna de referendumverordening).
Tegen dit besluit hebben eisers op 16 april 2000 beroep ingesteld. Verzocht is om versnelde behandeling van het beroep op grond van art. 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft aanleiding gezien dit verzoek te honoreren.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, meervoudige kamer, gehouden op 22 juni 2000. Eisers zijn verschenen bij gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
2. Motivering
De rechtbank is bij haar oordeelsvorming uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 4 september 1999 hebben eisers namens het actiecomité aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente het Bildt gevraagd het initiatief te nemen tot het houden van een referendum met betrekking tot een nog te nemen definitief besluit inzake de vestiging van een asielzoekerscentrum voor ongeveer 400 personen in de gemeente het Bildt, locatie Sint Annaparochie. Bij dit verzoek is aangegeven dat het referendum toegespitst zou moeten worden op de vraag of de bevolking van het Bildt bereid is tot opvang van 400 asielzoekers dan wel tot opvang van een aantal asielzoekers naar evenredigheid van de inwonershoeveelheid in Sint Annaparochie, hetgeen neerkomt op ongeveer 30 asielzoekers.
Het verzoek is voorgelegd aan verweerder en behandeld in de raadsvergadering van 21 oktober 1999. Besloten is tot afwijzing van het verzoek.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat in art. 3 van de referendumverordening de uitzonderingsgronden zijn opgesomd voor die gevallen, waarin geen referendum kan worden gehouden. In art. 3 lid f van de referendumverordening is een algemene uitzonderingsgrond gegeven, die bepaalt dat geen referendum kan worden gehouden over besluiten, waarvan de raad van mening is dat er andere dan de reeds in art. 3 genoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden. Verweerder heeft gesteld dat in dit geval dringende redenen geacht worden aanwezig te zijn in de omstandigheid dat de opvang van vluchtelingen zich richt op een kwetsbare groep in de samenleving. Voorts is verweerder van mening dat de problematiek van de opvang van vluchtelingen als urgent kan worden omschreven en dat een dringend appèl is gedaan op alle gemeenten om mee te werken aan de totstandkoming van opvangcentra. Verweerder meent dat een aantal van 400 asielzoekers het uit oogpunt van een doelmatige en humane opvang mogelijk maakt dat het opvangcentrum beschikt over alle faciliteiten met betrekking tot geneeskundige zorg, begeleiding, politiebijstand en andere functies. Alleen bij een opvangcentrum van 400 vluchtelingen kunnen alle faciliteiten worden geboden die een menslievende opvang mogelijk maken. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat Nederland op basis van internationale verdragen zich verplicht heeft tot de opvang van vluchtelingen en dat op basis van nationale wetgeving procedures zijn vastgesteld die de toelating en rechtsbescherming van vluchtelingen reguleren. Voorts is aangegeven dat er gedurende de doorlooptijd van toelatingsprocedures sprake moet zijn van een humanitaire opvang.
Verweerder heeft geconcludeerd dat het belang van eisers bij het houden van een raadplegende volksstemming over de vraag of 400 asielzoekers in de gemeente moeten worden toegelaten dan wel een naar inwonertal evenredig aantal, niet opweegt tegen het algemene (bovenlokale) belang, dat is gediend bij het oplossen van het vraagstuk van de benodigde opvangcapaciteit.
Het tegen deze beslissing gerichte bezwaar is door verweerder overeenkomstig een advies van de onafhankelijke bezwaar- en beroepschriftencommissie het Bildt - Leeuwarderadeel ongegrond verklaard. De commissie is van mening dat het bestreden besluit wordt gedragen door een deugdelijke motivering. Daartoe is overwogen dat de referendumverordening -in tegenstelling tot de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)- niet expliciet als uitzonderingsgrond heeft genoemd die besluiten waarbij het belang van een referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen in de samenleving. Het staat de raad in de visie van de commissie desalniettemin vrij om te besluiten geen referendum te houden, nu ook andere dan de met name genoemde uitzonderingsgronden als dringende reden kunnen worden beschouwd om geen referendum te houden. Voorts is overwogen dat sprake is geweest van een legitieme en voldoende zorgvuldige afweging van belangen.
Eisers hebben tegen dit besluit beroep aangetekend. Aangevoerd is onder meer dat een zorgvuldige afweging van belangen en een eerlijke motivering niet kunnen leiden tot een afwijzing van het verzoek tot het houden van een raadgevend referendum. Bij het houden van een raadgevend referendum gaat het er om inzicht te krijgen in de mening van de bevolking. Daarbij past volgens eisers geen afwijzing op grond van dringende redenen.
Eisers hebben voorts vraagtekens geplaatst bij de mening van verweerder dat asielzoekers als een kwetsbare groep moeten worden aangemerkt. Bestreden wordt het argument van de raad dat alleen een menslievende opvang mogelijk is bij een opvang van 400 personen. Eisers achten dit argument achterhaald en stellen dat er ook vanuit de politiek geluiden waarneembaar zijn dat kleinschalige opvang van asielzoekers tot de mogelijkheid zou moeten behoren.
Voorts is aangegeven dat verweerder enerzijds geen referendum wil houden over het aantal op te vangen asielzoekers, maar anderzijds wel zelf een aantal van 400 hanteert.
Ook wordt bestreden dat het capaciteitsprobleem zo groot is dat een asielzoekerscentrum van 400 personen geaccepteerd zou moeten worden. Daarbij is aangevoerd is dat de landelijke politiek waarde hecht aan het draagvlak onder de bevolking en daardoor de mogelijkheid biedt om, ondanks de hogere kosten, een kleiner asielzoekerscentrum in te richten. Het draagvlak voor een grootschalig asielzoekerscentrum onder de Bildtse bevolking ontbreekt.
De rechtbank overweegt het volgende.
In art. 8:52 lid 1 Awb is bepaald dat, indien de zaak spoedeisend is, de rechtbank kan bepalen dat die zaak versneld wordt behandeld.
De rechtbank heeft in hetgeen door eisers in het beroepschrift ter zake is aangevoerd, voldoende grond aanwezig geacht om de zaak versneld te behandelen. Partijen zijn van dit besluit bij schrijven van de griffier van 24 mei 2000 op de hoogte gesteld.
In art. 1 aanhef en onder a van de referendumverordening is bepaald dat in deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder referendum: een raadplegende volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad te nemen of genomen besluit.
In art. 2 van de referendumverordening is bepaald dat een referendum als bedoeld in deze verordening wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente of een gedeelte daarvan.
In art. 3 van de verordening zijn onder a tot en met j de uitzonderingen opgenomen waarin geen referendum kan worden gehouden.
In art. 3 aanhef en onder f is bepaald dat een referendum als bedoeld in de referendumverordening niet kan worden gehouden over besluiten waarvan de raad van mening is dat er andere dan bovengenoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden.
De rechtbank is van oordeel dat een besluit tot het houden van een referendum op grond van de referendumverordening aangemerkt kan worden als een besluit als bedoeld in art. 1:3 Awb, nu zo'n besluit aan kiesgerechtigden van de gemeente het Bildt de mogelijkheid geeft gebruik te maken van het in de verordening neergelegde recht om de besluitvorming van de raad te beïnvloeden en daardoor kan worden aangemerkt worden als een op rechtsgevolg gericht besluit. De afwijzing op een verzoek om een referendum te houden is op grond van art. 1:3 lid 2 Awb eveneens als een besluit aan te merken.
Aangezien eisers allen kiesgerechtigden in de gemeente het Bildt zijn, zijn zij daarmee -gelet op het bepaalde in de hiervoor weergegeven artt. 1 en 2 van de referendumverordening- tevens belanghebbenden in de zin van art. 1:2 Awb bij het in geding zijnde besluit.
De rechtbank stelt voorts vast, dat de referendumverordening er van uitgaat dat -indien aan de in art. 6 van de referendumverordening vermelde vereisten is voldaan- een raadplegend referendum wordt gehouden, tenzij sprake is van de in art. 3 onder a tot en met j van de referendumverordening genoemde uitzonderingen.
Verweerder heeft zijn afwijzing gebaseerd op het hiervoor weergegeven art. 3 aanhef en onder f van de referendumverordening. Daartoe is met name het standpunt ingenomen dat de verantwoordelijkheid voor een kwetsbare groep -zijnde de op te vangen groep asielzoekers- als een dringende reden als bedoeld in laatstgenoemd artikellid dient te worden aangemerkt. Voorts is verweerder van mening dat de problematiek van de opvang van asielzoekers als urgent kan worden omschreven.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet gemotiveerd waarom de enkele omstandigheid dat in het onderhavige geval sprake is van een kwetsbare groep, een dringende reden oplevert als bedoeld in de verordening. Bij het bestreden besluit heeft verweerder uitsluitend vermeld wat de redenen zijn geweest om een asielzoekerscentrum te vestigen voor 400 personen. Naar het oordeel van de rechtbank gaat deze motivering echter voorbij aan de afweging die in het onderhavige geval dient te worden gemaakt.
Ook de door verweerder gehanteerde grond dat de problematiek van de opvang van asielzoekers urgent is, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet om reeds op grond daarvan aan te nemen dat sprake is van een dringende reden als bedoeld in art. 3 lid f van de referendumverordening.
Het bestreden besluit komt derhalve, nu het een deugdelijke motivering ontbeert, voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met art. 7:12 lid 1 Awb.
Gelet op het hiervoor overwogene en op het bepaalde in art. 8:74 lid 1 Awb dient verweerder het door eisers gestorte griffierecht van f 225,= te vergoeden.
De rechtbank ziet geen aanleiding gebruik te maken van de haar op grond van art. 8:75 lid 1 Awb toekomende bevoegdheid een partij te veroordelen in de proceskosten omdat van dergelijke kosten aan de zijde van eisers niet is gebleken.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de gemeente het Bildt het betaalde griffierecht van f 225,= aan eisers vergoedt.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, voorzitter, en mrs. C.H. de Groot en P.G. Wijtsma, rechters, en wegens verhindering van voornoemde voorzitter in het openbaar uitgesproken
op 13 juli 2000 door mr. C.H. de Groot in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. C. H. de Groot
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 13 juli 2000