ECLI:NL:RBHAA:2012:BZ8978

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
15/060977-90
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met een chronische schizofrene stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 30 oktober 2012 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en de tbs-maatregel beëindigd. De procedure begon met een vordering die op 21 juni 2012 ter griffie werd ingediend, waarin de officier van justitie vroeg om verlenging van de tbs met één jaar. De behandeling van de vordering werd meerdere keren aangehouden, onder andere vanwege de afwezigheid van de behandelend psychiater J. Eckhardt. Tijdens de zitting op 30 oktober 2012 zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder psychiater E.P.K. Sikkens en reclasseringswerker J. Eckhardt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde, die lijdt aan een chronische schizofrene stoornis, al geruime tijd stabiel is en goede psychiatrische begeleiding ontvangt. Hij woont zelfstandig en heeft een ondersteunend sociaal netwerk. De deskundigen waren verdeeld over de noodzaak van verlenging van de tbs. De behandelend psychiater Bruins pleitte voor verlenging, terwijl de reclassering en de officier van justitie de beëindiging van de tbs steunden. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen niet langer eiste dat de tbs werd verlengd, en dat de terbeschikkinggestelde in staat was om zijn leven zonder de tbs-maatregel voort te zetten. De rechtbank heeft daarbij ook de eerdere adviezen van deskundigen in overweging genomen en geconcludeerd dat de terbeschikkingstelling beëindigd diende te worden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs afgewezen en de tbs-maatregel beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige raadkamer
Parketnummer: 15/060977-90
Uitspraakdatum: 30 oktober 2012
BESLISSING van de rechtbank, naar aanleiding van de op 21 juni 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde],
geboren op [geboortedatum] te Paramaribo (Suriname),
thans verblijvende te [adres],
zal verlengen met één jaar.
1. De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
- het arrest d.d. 8 juli 1991 van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij betrokkene ter beschikking werd gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, wegens een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De termijn nam een aanvang op 23 juli 1991;
- de beschikking van het Gerechtshof te Arnhem d.d. 11 mei 2010 waarbij de terbeschikkingstelling is verlengd met twee jaren met voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
- de beslissing van deze rechtbank van 19 augustus 2011, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd met één jaar onder handhaving van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
- een pro justitia rapport d.d. 7 juli 2012, opgesteld door E.P.K. Sikkens, psychiater, strekkende tot beëindiging van de terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden;
- een voortgangsverslag tbs d.d. 5 juni 2012, opgesteld door J. Eckhardt, reclasseringswerker en mede-ondertekend voor akkoord door C. Klein, unitmanager/portefeuillehouder tbs;
- een advies verlenging tbs voorwaardelijke beëindiging d.d. 11 juni 2012, opgesteld door J. Eckhardt, reclasseringswerker, en mede-ondertekend voor akkoord door C. Klein, unitmanager, strekkende tot beëindiging van de terbeschikkingstelling op het moment dat de rechterlijke machtiging is afgegeven;
- een advies verlenging (aanvulling) d.d. 16 oktober 2012, opgesteld door J. Eckhardt, reclasseringswerker en mede-ondertekend voor akkoord door A. Botto, unitmanager, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar.
Op 17 juli 2012 is de behandeling van de vordering op de openbare raadkamerzitting aangehouden. De behandeling van de vordering is op 27 september 2012 wederom aangehouden in verband met vakantie van J. Eckhardt. Op 30 oktober 2012 is de behandeling voortgezet. Gehoord zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, advocaat te Drachten, de getuige-deskundige J. Eckhardt, reclasseringswerker, de deskundige E.P.K. Sikkens, psychiater, de deskundige S. Bruins, psychiater en de deskundige R. Drenth, sociaal psychiatrisch verpleegkundige en de officier van justitie.
Van deze verhoren zijn afzonderlijke processen-verbaal opgemaakt.
2. Rapportage van psychiater Sikkens
Uit genoemd psychiatrisch pro justitia rapport blijkt onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende.
De terbeschikkinggestelde is een (beneden)gemiddeld intelligente man, die lijdt aan een chronische schizofrene stoornis. Na een moeizame start is de terbeschikkingstelling (tbs) vrijwel positief verlopen en heeft een gestage afbouw van structuur plaatsgevonden. Het instellen op uiteindelijk de juiste medicatie, Clozapine, heeft bijgedragen aan het stabiliseren van de schizofrene stoornis bij de terbeschikkinggestelde. Er zijn nog enkele negatieve symptomen van de ziekte schizofrenie zichtbaar, zoals affectvervlakking en initiatiefverlies, maar hij houdt zich goed aan zijn weekprogramma en heeft daar ook plezier in. De terbeschikkinggestelde heeft vrijwel geen ziektebesef, maar geeft nu aan dat hij bij het beëindigen van de tbs zijn medicatie zal blijven innemen. Het recidiverisico wordt bij het wegvallen van de tbs door de huidige redelijk stabiele leefsituatie (huisvesting, weekprogramma, goede psychiatrische begeleiding) van de terbeschikkinggestelde als laag geschat. Er dient wel structurele begeleiding te blijven, met name voor het gemotiveerd blijven voor de medicatie en de controle daarop en tevens voor woonbegeleiding, maar een strafrechtelijk kader is niet meer noodzakelijk. Wel kan overwogen worden door de huidige behandelaar(s) om een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) aan te vragen om als vangnet te dienen. Mocht betrokkene zijn medicatie staken, loopt hij immers de kans weer psychotisch te worden, waardoor het recidivegevaar weer kan optreden. Dit zal echter niet op korte termijn gebeuren en ingrijpen door middel van een voorwaardelijke machtiging kan het recidivegevaar voldoende adequaat afwenden. Geadviseerd wordt de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet te verlengen.
De deskundige heeft bij de behandeling van de vordering voormeld advies toegelicht en onderschreven en heeft daaraan - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
Het advies is niet geheel helder geformuleerd wat betreft de zinsnede dat bij het wegvallen van het tbs-kader een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz 'kan worden overwogen'. In het geval van beëindiging van de tbs acht ik een voorwaardelijke machtiging op grond van de Wet Bopz geïndiceerd. Nu de voorwaardelijke machtiging niet is aangevraagd, ben ik van mening dat de tbs-maatregel met één jaar verlengd dient te worden. In dat jaar kan de behandelend psychiater op basis van de behandelrelatie een voorwaardelijke machtiging heroverwegen en alsnog aanvragen. Het gaat al heel lang goed met de terbeschikkinggestelde. Het recidivegevaar treedt pas op als de terbeschikkinggestelde zich aan de zorg onttrekt en vervolgens zijn medicatie niet inneemt. De kans bestaat in zo'n situatie dat de terbeschikkinggestelde zal decompenseren. Het is goed als er een vangnet is en een voorwaardelijke machtiging is daartoe voldoende.
3a. Het standpunt van de behandelend psychiater Bruins, verbonden aan Mentrum
Bij de behandeling van de vordering heeft mevrouw Bruins - zakelijk weergegeven - als volgt het woord gevoerd. Sinds drie weken heb ik de behandelding overgenomen en ben ik de behandelend psychiater van de terbeschikkinggestelde. Ik heb de rapportages niet gelezen en ken de terbeschikkinggestelde nog onvoldoende om te zeggen of ik komend jaar een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz zal aanvragen. Mijn advies is de tbs-maatregel met een jaar te verlengen en in het komende jaar te werken aan meer ziekte-inzicht bij de terbeschikkinggestelde. Een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz is bij beëidiging van de terbeschikkingstelling mijns inziens niet het aangewezen kader, omdat - mocht de terbeschikkinggestelde opgenomen moeten worden - hij zal worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en niet in een forensische kliniek. Dat acht ik niet wenselijk, omdat hij daar nu juist het delict waarvoor de tbs-maatregel is opgelegd heeft gepleegd. Mede gelet op de veiligheid van de andere patiënten vind ik het onverantwoord als de terbeschikkinggestelde, mocht het fout gaan, daar zou worden opgenomen. Ik ben van mening dat een forensische kliniek in dit verband meer 'holding' biedt. De tbs-maatregel draagt bovendien bij aan de therapie- en medicatietrouwheid van de terbeschikkinggestelde. Bij het wegvallen van de tbs-maatregel zal dat minder zijn en is de recidivekans groter.
3b. Het standpunt van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige Drenth, verbonden aan Mentrum
Bij beëindiging van de tbs-maatregel zal de terbeschikkinggestelde niet op straat komen te staan en blijft hij in behandeling bij Mentrum Reigersbos.
4. Het standpunt van de reclassering
Uit het bovengenoemde advies verlenging tbs voorwaardelijke beëindiging d.d. 11 juni 2012 blijkt het navolgende.
De terbeschikkinggestelde heeft zich de afgelopen jaren positief ontwikkeld. Hij is psychisch stabiel gebleven en heeft zich steeds goed aan de voorwaarden gehouden. Hij woont nu ruim een jaar op zijn huidige adres in Amsterdam Zuidoost. De woning staat nog op naam van de zorginstelling, maar zal bij het beëindigen van de tbs op naam van de terbeschikkinggestelde worden overgeschreven. Van Mentrum Reigersbos, waar hij onder behandeling is, tot zijn woning betreft een loopafstand van tien minuten. De psychische toestand van de terbeschikkinggestelde wordt goed in de gaten gehouden en zijn bloedspiegel wordt regelmatig gecontroleerd. Indien nodig wordt de dosis Clozapine aangepast. Het recidiverisico is al geruime tijd op een aanvaardbaar en hanteerbaar niveau. De terbeschikkinggestelde heeft een goede band met zijn begeleiders en heeft een sociaal vangnet in de familiaire kring. Daarnaast heeft hij vaste wekelijkse activiteiten. Naast papierprikken op meerdere dagdelen per week doet hij vrijwilligerswerk voor de voedselbank. Hij streeft geen betaald werk meer na, omdat een werkgever te hoge eisen aan hem zou kunnen stellen waar hij misschien niet aan kan voldoen. Zijn draagkracht en draaglast zijn in balans. Hij is tevreden met zijn situatie. Er is geen noodzaak de tbs te verlengen. De reclassering vindt het wel belangrijk dat de terbeschikkinggestelde onder behandeling blijft bij Mentrum Reigersbos en dat kan op dit moment alleen als er een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz is afgegeven. Het advies van de reclassering is de tbs te beëindigen, maar niet voordat de voorwaardelijke machtiging is afgegeven. De behandelend psychiater van de terbeschikkinggestelde, heeft ten overstaan van de reclasseringswerker laten weten dat hij zo snel mogelijk bedoelde rechterlijke machtiging zou aanvragen.
Op 27 juli 2012 is de behandeling van de zaak aangehouden teneinde een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz aan te vragen. Op de zitting van 30 oktober 2012 is gebleken dat de voorwaardelijke machtiging niet is aangevraagd en dat de behandelend psychiater van mening is veranderd. De behandelend psychiater vindt thans dat de tbs-maatregel met één jaar verlengd dient te worden. De opvolgend behandelend psychiater is ook deze mening toegedaan. Naar aanleiding hiervan is door de reclassering een aanvullend verlengingsadvies opgesteld.
Uit het aanvullende verlengingsadvies d.d. 16 oktober 2012 blijkt het navolgende.
De kans op voldoende blijvende therapietrouw werd door de heer Barbier bij nader inzien toch als gering ingeschat. De terbeschikkinggestelde bagatelliseert de strafbare feiten, hij heeft geen ziekte-inzicht en is van mening dat hij de medicijnen niet nodig heeft. Het empathisch vermogen is gering en bij het wegvallen van een verplicht behandelkader, is sprake van een verhoogd gevaar op recidive. Nu de behandelaar de beëindiging van de tbs-maatregel niet steunt, kan de reclassering het advies tot beëindiging niet langer handhaven. Derhalve adviseert de reclassering de tbs-maatregel met één jaar te verlengen. Het is van wezenlijk belang voor de stabiliteit van de terbeschikkinggestelde en de continuïteit van de behandeling dat het behandelteam achter het geboden behandelbeleid staat.
De getuige-deskundige J. Eckhardt heeft bij de behandeling van de vordering voormeld advies toegelicht en onderschreven en heeft daaraan - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
De reclassering gaat mee met de behandelaar en daarom is het advies gewijzigd. Wij willen komend jaar in overleg met Mentrum Reigersbos en de nieuwe behandelend psychiater van de terbeschikkinggestelde kijken hoe we wel tot een beëindiging van de tbs-maatregel kunnen komen.
5. Het standpunt van de officier van justitie
Na de behandeling van de vordering heeft de officier van justitie haar standpunt gewijzigd. Zij vordert afwijzing van de vordering tot verlenging en beëindiging van de tbs-maatregel per direct. De terbeschikkinggestelde zal na het beëindigen van de maatregel niet op straat komen te staan en zoals ter zitting door de behandelaars van Mentrum is bevestigd, zal zijn behandeling bij Mentrum Reigersbos kunnen worden voortgezet.
6. Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman zijn van mening dat de tbs-maatregel beëindigd dient te worden.
De raadsman heeft bij de behandeling van de vordering - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. De rechterlijke machtiging in het kader van de Wet Bopz had gewoon moeten worden aangevraagd. De argumentatie van de deskundigen waarom de tbs- maatregel nu wel met één jaar verlengd moet worden is niet overtuigend. Er is onvoldoende reden om de tbs-maatregel te verlengen. Het delictgevaar is laag, zelfs bij het stoppen van de medicatie zijn er allemaal tussenmomenten waarop kan worden ingegrepen.
De terbeschikkinggestelde zal echter zijn medicatie trouw blijven innemen. Het tijdsverloop speelt ook een rol. Het delict is inmiddels twintig jaar oud. Een rechterlijke machtiging kan eventueel ook na het beëindigen van de tbs-maatregel worden aangevraagd.
7. De beoordeling
De rechtbank kan zich niet verenigen met de hiervoor vermelde gewijzigde adviezen van de getuige-deskundigen tot verlenging van de tbs met één jaar en is - met de officier van justitie, de raadsman en de terbeschikkinggestelde - van oordeel dat de tbs-maatregel dient te worden beëindigd.
De terbeschikkinggestelde is al langere tijd stabiel. Hij woont in een appartement in Amsterdam Zuidoost, heeft een weekprogramma en goede psychiatrische begeleiding. Daarnaast woont zijn familie in de buurt van wie hij veel steun ervaart. Mentrum Reigersbos, waar de terbeschikkinggestelde in behandeling is, is op loopafstand van zijn woning. Hij volgt trouw zijn therapie en heeft een goede band met zijn behandelaars. Hij is, ondanks het ontbreken van ziekte-inzicht, waarvan overigens al jaren sprake is, medicatietrouw en heeft aangegeven ook na het beëindigen van de tbs-maatregel op vrijwillige basis zijn medicatie trouw te zullen blijven innemen en zijn behandeling te zullen blijven volgen. De behandelaars van Mentrum Reigersbos houden de psychische toestand van de terbeschikkinggestelde goed in de gaten en controleren regelmatig zijn bloedspiegel in verband met zijn medicatie. Hij heeft het middelengebruik al lange tijd onder controle en is hierin niet teruggevallen. Het recidiverisico is dan ook laag. Zelfs bij het onttrekken aan de therapie en het staken van de medicatie is het delictgevaar niet acuut. De rechtbank heeft er alle vertrouwen in dat de terbeschikkinggestelde na het beëindigen van de tbs-maatregel zijn huidige, stabiele leven voortzet. Mocht het onverhoopt slechter gaan met hem, dan kan alsdan een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet Bopz worden aangevraagd indien de behandelaars al niet direct het initiatief nemen tot het aanvragen van een voorwaardelijke machtiging. De rechtbank volgt de behandelend psychiater geenszins in haar betoog dat in geval van opname een forensische kliniek meer geboden is dan een Bopz-kliniek.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling eist en dat de terbeschikkingstelling dient te worden beëindigd. De rechtbank heeft daarbij tevens acht geslagen op de omstandigheid dat psychiater Barbier, tot voor kort de behandelaar van de terbeschikkinggestelde, na de vorige zitting kennelijk zijn standpunt met betrekking tot het aanvragen van een voorwaardelijke machtiging heeft gewijzigd, waarvoor ter terechtzitting geen nadere onderbouwing is gegeven, en de in verband daarmee nader ingenomen standpunten van de deskundige Sikkens en de reclassering. De rechtbank hecht in verband met voormelde omstandigheid minder waarde aan deze nadere standpunten, maar heeft met name de eerder uitgebrachte adviezen van psychiater Sikkens en reclasseringsmedewerker Eckhardt, als ook de informatie van sociaal psychiatrisch verpleegkundige Drenth ter terechtzitting bij haar oordeel betrokken.
8. De beslissing
De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] voor de duur van één jaar af.
Beëindigt de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde].
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. A.M. Ayal, voorzitter,
mr. Ph. Burgers en mr. E.J. Bellaart, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Hermans,
en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2012.