2. Overwegingen
2.1 Eiseres heeft op 15 november 2011 subsidie voor ‘botanisch hooiland’ aangevraagd voor twee beheereenheden. De beheereenheden hebben in die aanvraag een oppervlakte van 1,71 (beheereenheid 1) en 0,48 hectare (beheereenheid 2). De subsidie is toegekend voor beheereenheid 1, maar afgewezen voor beheereenheid 2, omdat die niet ten minste 0,5 hectare omvat.
2.2 Ter zitting is komen vast te staan dat het land van eiseres in het natuurbeheerplan als één perceel is opgenomen. De informatie uit het natuurbeheerplan is vervolgens bij opname in het elektronische systeem aan de hand van de kaartlaag Agrarisch Areaal Nederland (AAN) geactualiseerd, waarbij het perceel in twee beheereenheden is opgesplitst. Die opsplitsing is niet in een besluit geformaliseerd.
2.3 Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij heeft daartoe gesteld dat zij eerst bij de elektronische aanvraag op 15 november 2011 is geconfronteerd met de opsplitsing van haar land in twee beheereenheden. Die opsplitsing is volgens haar onjuist. Eiseres stelt dat zij voorheen subsidie ontving waarbij haar perceel als één beheereenheid werd aangemerkt. Zij stelt dat ook sprake is van één beheereenheid, zodat het onredelijk is dat voor het deel dat is aangeduid als ‘beheereenheid 2’ vanwege een te kleine oppervlakte geen subsidie is verstrekt. Als het land als één beheereenheid zou worden bezien, zou dat gedeelte namelijk ook in aanmerking komen voor subsidie, omdat de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 0,5 hectare. Eiseres heeft verder gesteld dat zij door tijdsdruk werd gedwongen de aanvraag via het elektronische systeem te doen. Daarin kon zij niets wijzigingen, zodat zij geen andere mogelijkheid had dan de subsidie voor twee losse beheereenheden aan te vragen. In bezwaar wilde zij dat herstellen, maar verweerder is ten onrechte aan beoordeling van de opsplitsing voorbij gegaan, aldus eiseres.
2.4 Verweerder heeft hier tegenin gebracht dat hij moet uitgaan van de aanvraag. Daarin heeft eiseres, in navolging van het elektronische systeem, de subsidie voor twee losse beheereenheden aangevraagd. Die aanvraag kan niet met terugwerkende kracht worden gewijzigd, omdat geen sprake is van een kennelijke fout. Bovendien had eiseres een schriftelijke aanvraag kunnen doen waarin zij de subsidie wel voor één beheereenheid kon aanvragen, aldus verweerder.
2.5 De rechtbank vat de beroepsgrond van eiseres aldus op dat eiseres aanvoert dat verweerder ten onrechte geen heroverweging heeft gemaakt in bezwaar ten aanzien van de opsplitsing van haar land in twee beheereenheden. Deze beroepsgrond slaagt. Verweerder heeft ten onrechte overwogen dat een dergelijke heroverweging neerkomt op een wijziging in de aanvraag, als bedoeld in de artikelen 1.2 en 1.4 van de Uitvoeringsregeling Natuur- en Landschapbeheer Noord-Holland (UNL-NH). De toetsingsgrond van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van Verordening (EG) 65/2011 is dan ook niet van toepassing. Het bezwaar is voor dit onderdeel namelijk niet gericht tegen de feitelijke beoordeling van de aangeleverde gegevens, maar tegen de opsplitsing van het land in twee beheereenheden in de elektronische aanvraag (zonder dat daarbij tegen de feitelijke gegevens wordt opgekomen). Dat onderdeel – de opsplitsing van het land in twee beheereenheden – diende verweerder aan een heroverweging te onderwerpen, als bedoeld in artikel 7:11 van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft dat ten onrechte niet gedaan.
2.6 De stelling van verweerder dat eiseres ook een schriftelijke aanvraag had kunnen doen, kan aan het voorgaande niet aan afdoen. Gelet op het subsidieplafond en het daarbij geldende regime ‘wie eerst komt, eerst maalt’, acht de rechtbank een papieren aanvraag geen redelijk alternatief voor de elektronische aanvraag. Immers bestaat ten aanzien van de aanvraag daardoor tijdsdruk, waarbij aannemelijk is dat een geschreven aanvraag (veel) later zou aankomen dan de aanvragen van anderen. Van belang daarbij is dat eiseres niet kan worden verweten dat zij de opsplitsing in het elektronische systeem niet had voorzien, omdat zij mocht uitgaan van de informatie uit het natuurbeheerplan. Bovendien is die opsplitsing niet in een besluit geformaliseerd, zodat eiseres daartegen niet heeft kunnen opkomen.
2.7 Eiseres heeft verder gesteld dat de oppervlakte van haar land onjuist in het elektronische systeem is opgenomen, zodat zij ten onrechte voor een lager totaaloppervlakte subsidie kon aanvragen dan de totaaloppervlakte van het haar land. Deze beroepsgrond faalt. Verweerder moet op grond van artikel 4.1.1.5, eerste lid aanhef en onder a, van de UNL-NH bij de beoordeling van de aangeleverde gegevens uitgaan van de in het natuurbeheerplan vastgestelde oppervlakten. Indien eiseres het niet eens was met de vaststelling van de oppervlakten van haar land, had het op haar weg gelegen tegen het natuurbeheerplan op te komen. Eiseres heeft dat niet gedaan, zodat verweerder terecht is uitgegaan van de totaaloppervlakte van 2,19 hectare.
2.8 De rechtbank benadrukt dat in het onderhavige geding uitsluitend ter beoordeling voorligt of verweerder juist heeft beslist op de aanvraag van 15 november 2011. Indien eiseres de vastgestelde oppervlakten wenst te wijzigen, dient zij dat via het natuurbeheerplan te doen. Bij toekomstige aanvragen kan dan eventueel van die nieuw vastgestelde oppervlakten worden uitgegaan.
2.9 Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de opsplitsing van het land in twee beheereenheden ten onrechte geen heroverweging gemaakt in bezwaar, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Awb. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat zij gelet op de artikelen 1.1, onder e, artikel 4.1.1.5 en bijlage 3 van de UNL-NH, nader onderzoek noodzakelijk acht naar de vraag of sprake is van een aaneengesloten oppervlakte landbouwgrond.
2.10 Verweerder heeft aangegeven dat hij, indien geboden, geen gebruik zal maken van de herstelmogelijkheid, zoals bedoeld in artikel 8:51a van de Awb. Derhalve zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
2.11 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten worden aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 36,40 aan reiskosten (op basis van tweede klas openbaar vervoer) vermeerderd met € 5,00 voor de veerboot van en naar Texel.