Parketnummer: 15/700427-12
Uitspraakdatum: 10 oktober 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 september 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Zaanstad,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Van Eck en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K. Canatan, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 01 juni 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes althans met een scherp voorwerp, (terwijl zijn mededader die [slachtoffer] bij zijn nek vastpakte en/of (vervolgens) vast hield), in de zij/rug heeft gesneden/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 01 juni 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes althans met een scherp voorwerp, (terwijl zijn mededader die [slachtoffer] bij zijn nek vastpakte en/of (vervolgens) vast hield), in de zij/rug heeft gesneden/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze, voor zover dit de gevorderde immateriële schade betreft, toegewezen dient te worden tot een bedrag van € 1.000,-, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Aangever heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte met een mes, althans een scherp voorwerp, een zwaaibeweging maakte in de richting van zijn, aangevers, zij dan wel rug. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit die gedraging niet worden afgeleid dat verdachte het opzet had aangever van het leven te beroven en evenmin dat verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer om het leven zou komen. Daarbij heeft de rechtbank mede acht geslagen op de omstandigheid dat aangever aan de zijkant van zijn rug een snijwond, en geen steekwond, heeft opgelopen. Dit brengt met zich dat van (voorwaardelijk) opzet op levensberoving geen sprake was.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
In de vroege ochtend van 1 juni 2012 krijgen politiemensen een melding dat bij café Noir op de Dam in Zaandam een persoon zou zijn neergestoken. Eenmaal ter plaatse treffen zij een persoon aan met bloed op zijn rug en zien de verbalisanten dat deze persoon een snee van ongeveer twintig centimeter lang heeft aan de linkerzijde van zijn onderrug. De politiemensen spreken aldaar met de getuige [getuige 1]. Van hem vernemen zij direct na het incident dat "[voornaam]" de dader is geweest en dat deze [voornaam] een gouden tand heeft. Nadat zij ter plaatse een verklaring van [getuige 1] opnemen, horen de verbalisanten [getuige 1] zeggen dat hij niet weet hoe [voornaam] van zijn achternaam heet maar dat hij daar via de website Hyves wel achter kan komen. [getuige 1] toont de agenten vervolgens een foto van een Hyvesprofiel en zegt de agenten 'Kijk dit is hem, hij heet [alias verdachte]'. Van de meldkamer krijgen de politiemensen door dat [alias verdachte] een alias is van [verdachte].2 Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij degene is die op de - zich in het dossier bevindende3 - foto staat die [getuige 1] de politie heeft getoond.4
Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft diezelfde vroege ochtend om 03.59 uur in het ziekenhuis aangifte gedaan. Hij verklaart dat hij met een mes is gestoken door ene [voornaam]. [voornaam] is lichtgetint, heeft een gouden tand in zijn bovenkaak en staat altijd bij de groep die bij de schoenenwinkel Taft op de Gedempte Gracht staat.5 Verdachte heeft verklaard dat hij indertijd bij de Taft schoenenwinkel rondhing.6 Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte lichtgetint is en een gouden tand in zijn bovenkaak heeft.7
[slachtoffer] heeft om 12.29 uur een aanvullende verklaring afgelegd. Uit deze verklaring komt naar voren dat hij de vorige avond met collega's, onder wie de getuige [getuige 1], in café Noir was en dat op enig moment een jongen binnenkwam die hij kent als [voornaam]. [voornaam] woont in de buurt van de Haven, heeft zwart haar, is 18 tot 20 jaren oud is en 1.60 tot 1.70 meter lang.8 [adres], waar verdachte woont, is gelegen in de Havenbuurt, in de volksmond ook wel de Haven genoemd.9 Voorts is ter terechtzitting gebleken dat verdachte wat betreft haarkleur, leeftijd en lengte voldoet aan het door aangever gegeven signalement.10 Toen [voornaam] in café Noir was, was hij samen met een andere onbekende persoon. Binnen in het café vindt tussen aangever en [voornaam] een woordenwisseling plaats, waarbij [voornaam] tegen aangever zegt 'ik pak je nog wel buiten'. Hierop hebben [voornaam] en de onbekende persoon in wiens gezelschap hij was, het café verlaten. Op het moment dat aangever buiten komt, wordt hij door de onbekende persoon direct vastgepakt en in een soort houdgreep genomen.11 Door de getuige [getuige 1] wordt gehoord dat de onbekende man roept 'schop hem', waarop [voornaam] het slachtoffer in zijn maag schopt.12 Op enig moment tijdens dit gevecht loopt [voornaam] voor aangever langs en ziet aangever dat [voornaam] een mes in zijn handen heeft en een zwaaiende beweging richting de zij dan wel rug van aangever maakt. Wanneer aangever loskomt uit de houdgreep rennen [voornaam] en de onbekende man weg. Kort hierna bemerkt aangever dat hij een verwonding aan de zijkant van zijn rug heeft opgelopen.13
4.3. Bewijsoverweging
Door de raadsman is betoogd dat niet vast is komen te staan dat verdachte een van de aanvallers is geweest en dat verdachte zelf heeft ontkend dat hij die avond op de Dam in Zaandam bij café Noir is geweest, hetgeen zou moeten leiden tot vrijspraak.
De rechtbank volgt de raadsman niet in dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft vastgesteld, heeft de getuige [getuige 1] meteen na het incident tegen de politiemensen gezegd dat [voornaam] de dader is geweest en dat deze [voornaam] een gouden tand heeft. [getuige 1] heeft de agenten vervolgens een foto van een Hyvesprofiel getoond en gezegd 'kijk dit is hem, hij heet [alias verdachte]'.14 Verdachte heeft bevestigd dat hij op die foto staat afgebeeld. [getuige 1] heeft bovendien in zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat hij verdachte herkende van de foto op Hyves en dat hij vroeger met hem op voetbal heeft gezeten en in dezelfde buurt heeft gewoond.15 In zijn verhoor bij de politie heeft [getuige 1] bevestigd dat hij die avond in het café zag dat het latere slachtoffer werd aangesproken door een persoon die hij kent als [alias verdachte], die als bijnaam 'Maffer' heeft.16 Bij politiemensen is ambtshalve bekend dat verdachte als valse naam dan wel als alias de naam [alias verdachte] gebruikt en als bijnaam 'Maffer' heeft.17 Dat verdachte een van de aanvallers is geweest wordt bovendien bevestigd door aangever. Aangever verklaart immers al in het ziekenhuis dat hij is gestoken door [voornaam], die een gouden tand heeft en altijd bij de Taft schoenenwinkel staat. In een latere telefonische verklaring verklaart aangever dat [getuige 1] hem ter plekke een foto had getoond waarop hij de persoon herkende die hem gesneden had. Zodoende wist hij dat deze persoon [voornaam] genaamd is.18 Dat aangever aanvankelijk, dat wil zeggen op het moment dat de politie ter plekke kwam, heeft verklaard dat hij niet wist wie hem heeft aangevallen terwijl hij later aangeeft dat hij dat wel degelijk lijkt te weten en uiteindelijk toegeeft dat hij deze naam van [getuige 1] heeft gehoord, maakt diens verklaring anders dan de raadsman heeft betoogd, niet onbetrouwbaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft aangever daar niet meer mee bedoeld dan dat hij de precieze naam van zijn aanvaller niet kende. Bovendien ziet de rechtbank geen enkele reden waarom aangever en de getuige doelbewust in de richting van een onjuiste dader wijzen. Dit zou immers betekenen dat zij er tevens voor kiezen dat de echte dader de dans zou ontspringen. Een eerder door verdachte geschetst alibi is niet steekhoudend althans niet controleerbaar gebleken. Al het voorgaande brengt met zich dat het niet anders kan dan dat verdachte in de nacht van 1 juni 2012 bij café Noir in Zaandam was en een van de personen is geweest die het slachtoffer heeft aangevallen.
Door de raadsman is voorts aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die het slachtoffer de snijwond heeft toegebracht en dat voorts niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van medeplegen. In dit verband heeft de raadsman er op gewezen dat niet is vast te stellen dat de ene aanvaller van de ander wist dat hij een scherp voorwerp bij zich had, laat staan dat hij deze zou gebruiken, zodat van dubbel opzet geen sprake kan zijn. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat alleen aangever heeft verklaard dat [voornaam] een mes in zijn handen had en een zwaaiende beweging heeft gemaakt. Nu de getuige [getuige 1] niet heeft verklaard dat hij een mes of ander scherp voorwerp in de hand van [voornaam] heeft gezien, kan niet worden uitgesloten dat de onbekende andere man de verwonding heeft toegebracht, aldus de raadsman. Tenslotte heeft de raadsman er op gewezen dat aangever in zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris (in eerste instantie) heeft verklaard dat hij niet weet wat [voornaam] in zijn hand had en dat op basis van diens eerdere verklaring niet vastgesteld kan worden of aangever een mes of scherp voorwerp heeft gezien.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Uit de hierboven weergegeven feitelijke gang van zaken komt naar voren dat aangever heeft verklaard dat hij door de onbekende persoon werd vastgehouden en dat het verdachte is geweest die op enig moment met een voorwerp (een mes) in zijn handen om hem heen is gelopen en een zwaaiende beweging in zijn richting maakte. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding deze verklaring in twijfel te trekken. Aangever bevestigt als getuige bij de rechter-commissaris zijn eerdere verklaring op hoofdlijnen. Zo geeft hij bij dat verhoor nogmaals aan dat [voornaam] om hem heen liep en een zwaaiende beweging maakte, waarna de beide aanvallers zijn weggerend. Bovendien verklaart hij dat [voornaam] op het moment dat hij deze beweging maakte een glinsterend voorwerp (een mes) in zijn hand had. Anders dan de raadsman heeft betoogd acht de rechtbank de verklaring van aangever op hoofdlijnen consistent en ook betrouwbaar. Dat de getuige [getuige 1] geen mes, scherp voorwerp of armbeweging heeft gezien doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Hij geeft immers bij de rechter-commissaris aan dat hij achter de man stond die het slachtoffer vasthield.19
Uit de feitelijke gang van zaken leidt de rechtbank bovendien af dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Deze samenwerking heeft er uit bestaan dat de mededader het slachtoffer heeft vastgehouden, kennelijk met geen ander doel dan het mogelijk te maken dat verdachte het slachtoffer letsel zou toebrengen, en hem bovendien daartoe heeft aangemoedigd. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van medeplegen.
Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat de verweten gedraging niet de aanmerkelijke kans met zich brengt dat een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Anders dan de raadsman heeft gesteld acht de rechtbank deze aanmerkelijke kans wel aanwezig. Verdachte heeft immers tijdens een vechtpartij een zwaaiende beweging met een mes gemaakt. Door in een voor hem onoverzichtelijke situatie op deze manier te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer op een plek op het lichaam zou verwonden waarbij de gevolgen aanzienlijk ernstiger hadden kunnen zijn en zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zouden kunnen hebben.
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 juni 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes terwijl zijn mededader die [slachtoffer] bij zijn nek vastpakte en vervolgens vast hield, in de zij/rug heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister 21 juni 2012.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan het toebrengen van een snee met een scherp voorwerp in de zij dan wel rug van een ander. Zonder duidelijke aanleiding heeft verdachte samen met een ander het slachtoffer buiten een café opgewacht. Op het moment dat het slachtoffer buiten kwam, heeft de mededader van verdachte het slachtoffer vastgegrepen waarna een vechtpartij is ontstaan tussen verdachte en het slachtoffer. Dit handelen heeft erin geresulteerd dat het slachtoffer een forse snijwond heeft opgelopen die met negentien hechtingen moest worden gedicht. Dat het letsel relatief beperkt is gebleven is een kwestie van geluk geweest voor het slachtoffer en geenszins te danken aan het handelen van verdachte. Door in een dergelijke situatie met een mes te zwaaien had het letsel vele malen ernstiger kunnen zijn.
Deze uiterst laffe daad kan worden aangemerkt als een vorm van zinloos geweld waarvan in het uitgaansleven vele voorbeelden zijn te vinden. Verdachte heeft zodoende een bijdrage geleverd aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij het uitgaanspubliek in het bijzonder. Door zijn ontkennende houding wekt verdachte de indruk geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daad te nemen. In ieder geval heeft hij er geen blijk van gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij blijkens zijn strafblad in het verleden eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 18.000,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit kosten voor vervoer van Amsterdam naar Haarlem en schade aan kleding, voor een totaalbedrag van € 895,-. De overige gevorderde schadevergoeding betreft immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade zonder onderbouwing - die ontbreekt - niet voor vergoeding in aanmerking komt. Teneinde de benadeelde partij wel in de gelegenheid te stellen deze onderbouwing alsnog te geven, zal de rechtbank de vordering met betrekking tot de materiële schade niet afwijzen, maar de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- als voorschot billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van een poging tot zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst als voorschot toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.000,-, voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter,
mr. T. Avedissian en mr. M.W. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2012.
Mr. Sinnige is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2012 (dossierpagina 17).
3 Bijlage 1 bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2012 (dossierpagina 19).
4 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 september 2012.
5 Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2012 (dossierpagina 26).
6 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 september 2012.
7 Rechterlijke waarneming gedaan ter terechtzitting van 26 september 2012.
8 Proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 1 juni 2012 (dossierpagina 29).
9 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2012 (dossierpagina 49).
10 Rechterlijke waarneming gedaan ter terechtzitting van 26 september 2012
11 Proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 1 juni 2012 (dossierpagina 30-31).
12 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 1 juni 2012 (dossierpagina 33).
13 Proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 1 juni 2012 (dossierpagina 30-31).
14 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2012 (dossierpagina 17).
15 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 13 september 2012.
16 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 1 juni 2012 (dossierpagina 33).
17 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2012 (los opgenomen).
18 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2012 (dossierpagina 57).
19 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 13 september 2012.