ECLI:NL:RBHAA:2012:BY1947

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-700057-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bewezen diefstal met bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 7 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 januari 2012 in Heemskerk een bril heeft gestolen uit een winkel. De verdachte heeft de verkoopster bedreigd met een voorwerp dat leek op een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegd zijn, namelijk diefstal met bedreiging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en het voorhanden hebben van een wapen van categorie I. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, omdat hij lijdt aan een bipolaire stoornis en ten tijde van de feiten in een manische episode verkeerde. De rechtbank heeft de rapporten van een psychiater en een psycholoog in overweging genomen, die adviseerden om de verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor behandeling. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst, in overeenstemming met artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de geestelijke toestand van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700057-12
Uitspraakdatum: 7 september 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats]
wonende te [adres]
verblijvende in de FPA te Heiloo.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 24 januari 2012 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bril (merk: Nike), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat (nadat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, had vastgepakt en de afstand tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] aldus heel klein was) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de borst, althans op het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gericht;
feit 2
hij op of omstreeks 24 januari 2012 te Heemskerk, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het/de licha(am(en) van die [slachtoffer 2] en/of van die [slachtoffer 3] gericht;
feit 3
hij op of omstreeks 24 januari 2012 te Heemskerk een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasaansteker in de vorm van een revolver, zijnde een voorwerp dat zodanig op een wapen lijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake van die feiten zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en op de voet van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van ten hoogste één jaar.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden voor wat betreft feit 11
Op 24 januari 2012 heeft volgens de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] in de winkel [naam winkel] te Heemskerk tussen haar en verdachte een worsteling plaatsgevonden, toen verdachte met een door hem niet-betaalde bril in de hand de winkel wilde verlaten. Aangeefster probeerde verdachte tegen te houden, Daarbij heeft aangeefster verdachte vastgepakt en de winkel binnengetrokken. Verdachte kwam daarbij met de zijkant van zijn hoofd tegen de deur aan. Vervolgens heeft verdachte zich naar aangeefster toegedraaid en een pistooltje op haar borst gericht. Zij heeft verdachte toen losgelaten. 2 Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte met zijn rechterhand in zijn jaszak greep en een klein pistool te voorschijn haalde en dit op de verkoopster (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) richtte.3 Ook getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte de verkoopster bedreigde met een klein model pistool.4
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de verkoopster hem in de winkel vastpakte, waarna hij zijn hoofd stootte aan de deurpost en dat hij toen zijn aansteker gelijkend op een vuurwapen uit zijn zak heeft gepakt en aan haar heeft getoond.
4.2. Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat met betrekking tot feit 1 slechts sprake is van diefstal omdat niet onomstotelijk vast is te stellen dat de diefstal gepaard is gegaan met dreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. In die zin zou haar cliënt van het bestanddeel dreiging met geweld dienen te worden vrijgesproken.
Aangaande dit verweer overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals uit de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden afdoende naar voren komt, blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 1], alsmede uit de getuigenverklaringen van [slachtoffer 3] en [getuige 1] afdoende dat verdachte het op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 1] heeft gericht. Dat - zoals de raadsvrouw heeft gesteld - op de prints van de uitgekeken camerabeelden niet duidelijk is te zien wat verdachte op dat moment in zijn hand had, doet daar niet aan af. Ook de verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd, draagt bij aan het bewijs dat verdachte zijn aansteker, welke op een vuurwapen leek, uit zijn zak heeft gepakt en deze aan aangeefster [slachtoffer 1] heeft getoond/gericht zodat sprake is van diefstal met bedreiging met geweld.
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden voor wat betreft de feiten 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 24 januari 2012 (dossierpagina 36 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 24 januari 2012 (dossierpagina 39 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 1 februari 2012 (dossierpagina 50 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2012 (dossierpagina 78);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d. 26 januari 2012 (dossierpagina's 81 en 82);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2012 met bijlagen (dossierpagina's 83-85 en 107-110);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2012 (dossierpagina's 129 en 130) met bijlagen 1, 2, 3 en 4 (dossierpagina's 131-134).
4.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat
feit 1
hij op 24 januari 2012 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bril (merk: Nike), toebehorende aan [naam winkel], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat (nadat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, had vastgepakt en de afstand tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] aldus heel klein was) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de borst, van die [slachtoffer 1] heeft gericht;
feit 2
hij op 24 januari 2012 te Heemskerk, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de lichamen van die [slachtoffer 2] en van die [slachtoffer 3] gericht;
feit 3
hij op 24 januari 2012 te Heemskerk een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasaansteker in de vorm van een revolver, zijnde een voorwerp dat zodanig op een wapen lijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene ter verzekeren.
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
3. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de betreffende verdachte uitgebrachte rapporten, te weten:
- het psychologisch onderzoeksrapport Pro Justitia d.d. 18 mei 2012 van drs. A.E. Haan, gezondheidspsycholoog/psychotherapeut en
- het psychiatrisch onderzoeksrapport Pro Justitia d.d. 11 mei 2012 van drs. O.M. den Held, psychiater.
In deze rapporten wordt door beide gedragsdeskundigen geadviseerd verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten (indien bewezen) als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het psychologisch onderzoeksrapport houdt over de toerekenbaarheid - kort gezegd - het volgende in. Bij verdachte is sprake van een bipolaire I stoornis (voorheen manisch-depressieve stoornis genoemd). Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was sprake van bovengenoemde bipolaire I stoornis. Het gaat hier om een chronische ziekte, waarbij tevens sprake was van een manische episode met een manisch psychotisch toestandsbeeld. Op het moment van het ten laste gelegde had verdachte - vanuit zijn manisch psychotische toestandsbeeld - volstrekt geen remming meer op zijn denken en gedrag.
Het psychiatrisch onderzoeksrapport houdt - voor zover van belang - het volgende in. Volgens psychiater Den Held lijdt verdachte aan een bipolaire I stoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde was er, vanuit de ontregelde bipolaire I stoornis, sprake van een manisch psychotisch toestandsbeeld. Verdachtes handelen werd op dat moment volledig bepaald door de manisch psychotische decompensatie. In de beleving van verdachte had hij geen tijd te verliezen om een document te lezen welk volgens verdachte betrekking had op een door verdachte te kopen huis. Voor het lezen van dit document had hij een leesbril nodig en daarom is hij de brillenwinkel ingegaan. Toen een confrontatie met het personeel van de winkel ontstond, voelde verdachte zich tegengehouden in de uitvoering van zijn manisch psychotisch plan. Hij heeft toen zijn aansteker, gelijkend op een pistool, tevoorschijn gehaald en er zo voor gezorgd dat zijn weg niet belemmerd werd en hij verder kon met waar hij mee bezig was.
De rechtbank kan zich verenigen met de hiervoor vermelde conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten wegens de ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte hem niet kunnen worden toegerekend.
7. Motivering van de maatregel
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de door psychiater O.M. den Held en gezondheidspsycholoog A.E. Haan opgestelde rapporten, als ook het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van E. Beks van 30 mei 2012, is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een brillenwinkel een bril weggenomen en toen hij daarna door de verkoopster werd tegengehouden, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (aansteker) op haar gericht. Daarna is verdachte naar buiten gegaan en toen mensen hem probeerden aan te houden heeft hij wederom het op een vuurwapen gelijkende voorwerp op die mensen gericht. Zowel de verkoopster als de andere personen op wie verdachte de op een vuurwapen gelijkende aansteker heeft gericht waren door deze handeling erg geschrokken en voelden zich bedreigd. Het gebruik van een dergelijk op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de openbare weg brengt voorts in zijn algemeenheid gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Het advies van psychiater Den Held houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in. Zowel het onttrekken aan de behandeling als het staken van de medicamenteuze therapie maakt het risico op een nieuwe manisch psychotische decompensatie groot. De mogelijkheid bestaat dat verdachte in dat geval opnieuw in vergelijkbare problemen raakt. Ten tijde van het onderzoek was de toestand van verdachte nog niet volledig stabiel en was er nog sprake van een hypomaan toestandsbeeld. De medicamenteuze behandeling kan verder geoptimaliseerd worden en de recidivekans kan worden verminderd door voortzetting van de behandeling van de bipolaire stoornis door intramurale psychiatrische behandeling in een gedwongen kader. In overleg met Indicatiestelling Forensische Zorg zal een geschikt plan voor verdachte gemaakt moeten worden waarbij te denken valt aan opname in een forensisch GGZ, te weten de FPA in Heiloo. Opname kan - volgens inschatting van de onderzoeker - van korte duur zijn en zodra verdachte voldoende stabiel is kan de behandeling binnen de reguliere GGZ onder artikel 37 Sr worden voortgezet. Er zal dan worden toegewerkt naar ambulante voortzetting van de behandeling.
Het advies van psycholoog Haan houdt - zakelijk weergegeven - in dat zijn bevindingen en de overige beschikbare informatie alle wijzen in de richting van een bipolaire I stoornis. Bij die stoornis staat de stemmingsstoornis op de voorgrond en volgt na een manische episode vaak een depressieve episode. Ten tijde van het ten laste gelegde was bij verdachte naar alle waarschijnlijkheid sprake van een manische episode, voortkomend uit deze stoornis. Verdachte was enkele dagen klinisch opgenomen geweest en er was zeer waarschijnlijk sprake van herhaalde hallucinaties (stemmen horen) en van paranoïde gedachten of zelfs wanen. Daarbij komt dat een manische ontremming ervoor zorgt dat mensen in zo een manische episode volstrekt onvoldoende beheersing van hun impulsen hebben en zodoende als het ware daar een soort speelbal van worden. Typische gedragingen zijn dan koopwoede of onverstandige zakelijke investeringen. Kenmerkend is dat men in de uitvoering van die activiteiten volstrekt niet meer voor rede vatbaar is en met grootheidsideeën en forse achterdocht kan reageren op mensen die hen proberen af te remmen. De kans op herhaling blijft aanwezig bij onvoldoende behandeling van verdachtes stoornis. Vanuit dit geschetste beeld kan wat betreft het recidiverisico worden gesteld dat (stabiele) behandeling van zijn psychiatrische stoornis centraal moet staan in vermindering van het recidiverisico. Verdachte lijkt weer redelijk gestabiliseerd en hij is ook (weer) gemotiveerd om bloedspiegels te laten controleren en om mee te werken aan verdere behandeling. Zelf ziet verdachte het liefst zo snel mogelijk een einde komen aan zijn klinische opname. Vanuit gedragsdeskundig oogpunt kan worden geadviseerd om hem in eerste instantie klinisch over te plaatsen naar een forensische voorziening, zoals het FPA te Heiloo, om van daaruit te bezien of hij kan worden doorgeplaatst naar een reguliere GGZ instelling of direct over kan naar een poliklinische behandeling bij bijvoorbeeld PsyQ, waar verdachte reeds bekend is. Behandeling zou kunnen worden opgelegd in het kader van een maatregel ex artikel 37 Sr en de verwachting is, anders dan verdachte vreest, dat klinische opname van beperkte duur zal zijn.
Nu de rechtbank - mede gelet op deze twee rapporten - tot het oordeel is gekomen, dat verdachte van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen, acht zij plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis de meest gerede maatregel. Met het inslaan van die weg kan worden voorzien in de behandeling die verdachte nodig wordt geacht te hebben. Oplegging van deze maatregel is ook door beide deskundigen geadviseerd terwijl de reclassering zich heeft aangesloten bij het advies van de gedragsdeskundigen.
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit de voortzetting van de plaatsing in het FPA te Heiloo niet te baseren op artikel 37 Sr, omdat het heel goed gaat met verdachte, hij graag naar huis wil en ambulante hulp voor verdachte het beste zou zijn. Nu de gedragsdeskundigen - zoals hiervoor uiteen gezet - juist de conclusie hebben getrokken dat een gedwongen kader de geëigende weg is om verdachte te behandelen en de rechtbank deze conclusies heeft overgenomen, verwerpt de rechtbank dit verweer. De rechtbank wijst er hierbij nog op dat het gedwongen kader van een maatregel gebaseerd op art. 37 Sr, een ambulante behandeling niet uitsluit, zoals de gedragsdeskundigen ook hebben gerapporteerd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 37, 57, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte voor de bewezen verklaarde feiten niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één (1) jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. Avedissian, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. S. Euwema, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 september 2012.
Mr. S. Euwema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[met voetnoten]
Parketnummer: 15/700057-12
Inzake: [verdachte] blad 8
vonnis