2. Overwegingen
2.1 Bij besluit van 6 augustus 2010 heeft verweerder eiseres een EMA opgelegd omdat zij op 27 juli 2010 bij het besturen van een motorvoertuig werd aangehouden waarbij er bij haar een ademalcoholgehalte van 405 µgl is geconstateerd. Het hiertegen gerichte bezwaar heeft verweerder bij besluit, verzonden op 27 oktober 2010, ongegrond verklaard. Bij brief van 19 oktober 2010 bevestigt verweerder eiseres de ontvangst van de (eerste) betaling voor het mogen deelnemen aan de EMA.
2.2 Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 19 november 2010 het rijbewijs van eiseres vanaf de zevende dag na dagtekening van dit besluit ongeldig verklaard, omdat zij niet was verschenen op het geplande voorgesprek voor de EMA op 10 november 2010. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat indien eiseres alsnog wil deelnemen aan de EMA, zij de kosten daarvan opnieuw dient te betalen. Het verzoek van eiseres om niet nogmaals deze kosten te hoeven betalen, heeft verweerder afgewezen bij besluit van 1 november 2011.
2.3 Bij brief van 28 november 2011 heeft verweerder de ontvangst van de tweede betaling voor het mogen deelnemen aan de EMA bevestigd. Bij aangetekende brief van 6 december 2011 heeft verweerder eiseres opgeroepen voor het houden van een voorgesprek op 3 januari 2012 om 12.00 uur in het gebouw aan de [adres] te Haarlem. Voorts blijkt uit deze brief dat de eerste van de drie cursusdagen zal plaatsvinden op 11 januari 2012. Blijkens dossierstuk 17 ‘negatief afloopbericht’ is eiseres op dat voorgesprek niet verschenen.
2.4 Vervolgens heeft verweerder het besluit van 11 januari 2012 genomen waarin hij eiseres heeft meegedeeld dat haar rijbewijs ongeldig blijft omdat zij zonder tegenbericht niet op het voorgesprek voor de EMA is verschenen terwijl niet is gebleken van een geldige reden van verhindering. Bij besluit op bezwaar van 14 mei 2012 heeft verweerder dit besluit gehandhaafd. Eiseres kan zich niet met dit besluit verenigen.
2.5 Artikel 132, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen luidt als volgt: ‘Indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is, worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het afwezigheidsbericht tijd en plaats waarop betrokkene de hem opgelegde educatieve maatregelen dient te ondergaan, door het CBR opnieuw vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het CBR geen sprake is van een geldige reden van verhindering.’
2.6 Ter zitting heeft eiseres -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard. Op de dag dat het voorgesprek zou plaatsvinden -3 januari 2012- was de hele dag sprake van uitermate slecht weer waarvoor door het KNMI code oranje was afgegeven. Zij is rond half elf in de ochtend van huis vertrokken richting de bushalte bij het [naam]. Daar aangekomen heeft zij enige tijd staan wachten, maar de bus die zij moest hebben kwam niet. Toen de tijd begon te dringen, heeft zij een kennis gebeld die haar met de auto alsnog naar de [adres] heeft gebracht. Eiseres was 10 tot 12 minuten na twaalven aanwezig op genoemde locatie. Daar bleek dat de persoon met wie eiseres het voorgesprek zou voeren al was vertrokken. Onverrichter zake is zij vervolgens huiswaarts gekeerd. Wel heeft zij zich kort nadien telefonisch in verbinding gesteld met verweerder om aan te geven wat er was gebeurd, maar zij vond bij de medewerker die haar te woord stond geen luisterend oor. Op 11 januari 2012 is eiseres naar de eerste cursusdag gegaan. Zij mocht evenwel niet deelnemen aan de cursus omdat het voorgesprek niet had plaatsgevonden. Wel bleek de docent van de cursus van 11 januari 2012 dezelfde persoon te zijn als degene waarmee eiseres het voorgesprek zou hebben op 3 januari 2012. De docent gaf aan dat zij snel na 12.00 uur van het adres waar het voorgesprek zou plaatsvinden is vertrokken in verband met het slechte weer.
2.7 Het hiervoor weergegeven relaas van eiseres, dat zij in grote lijnen ook in bezwaar naar voren heeft gebracht, is van de zijde van verweerder niet bestreden en komt de rechtbank aannemelijk voor. In verband met het stormachtige weer (zware windstoten) op 3 januari 2012 heeft het KNMI code oranje afgegeven. De rechtbank is van oordeel dat indien sprake is van dergelijk slecht weer verweerder rekening dient te houden met de mogelijkheid dat een cursist vanwege de weersomstandigheden iets later arriveert dan het tijdstip waarop hij blijkens de uitnodiging voor het houden van het voor-gesprek aanwezig moet zijn op de op de oproep aangegeven locatie. Daarbij is van belang dat het in gevallen als de onderhavige per definitie om cursisten gaat die niet met de auto kunnen komen en veelal afhankelijk zijn van het openbaar vervoer. Het is een feit van algemene bekendheid dat het openbaar vervoer hinder ondervindt van extreme weersomstandigheden. Ter zitting is verder gebleken dat verweerder ook als er geen sprake is van extreme weersomstandigheden enige coulance in acht neemt indien een cursist zich iets later meldt dan het in de oproep vermelde tijdstip. De rechtbank heeft van de gemachtigde van verweerder begrepen dat indien een cursist zich 5 tot 10 minuten later meldt dan had gemoeten daarin geen aanleiding wordt gevonden om de cursist naar huis te sturen. Een begrijpelijke handelwijze nu het doel van de EMA immers niet is cursisten te leren op tijd te komen maar hen bewust te maken van de risico’s van alcoholgebruik in het verkeer en te voorkomen dat zij in de toekomst onder invloed van alcohol aan het verkeer deelnemen.
2.8 Onder deze specifieke omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat -nu eiseres op 3 januari 2012 10 tot 12 minuten over twaalven aanwezig was op de locatie waar het voorgesprek zou plaatsvinden- er geen sprake is van een situatie waarbij zij niet op de vastgestelde tijd en plaats waar zij de opgelegde EMA dient te ondergaan, aanwezig was. Gelet hierop komt de rechtbank niet meer toe aan bespreking van de vraag of er sprake was van een geldige reden van verhindering.
2.9 Het beroep zal gegrond worden verklaard. Het besluit van 14 mei 2012 zal worden vernietigd vanwege strijd met artikel 132, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen. Voorts zal de rechtbank het primaire besluit van 11 januari 2012 herroepen nu uit dit besluit -ten onrechte- voortvloeit dat eiseres nogmaals de aan de EMA verbonden kosten moet voldoen. De rechtbank zal op grond van artikel 8:72, vierde lid aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak voorzien door verweerder te gelasten alsnog binnen vier weken na verzending van deze uitspraak tijd en plaats vast te stellen waarop eiseres de EMA dient te ondergaan. Daarbij geldt dat eiseres de daaraan verbonden kosten reeds heeft betaald.
2.10 Voor de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiseres heeft de herroeping van het primaire besluit geen gevolg nu het besluit van 11 januari 2012 slechts de mededeling bevat dat het rijbewijs van eiseres ongeldig blijft. Het rechtsgevolg van de ongeldig-verklaring van het rijbewijs van eiseres vloeit voort uit het besluit van 19 november 2010. De ongeldigverklaring van het rijbewijs blijft derhalve (vooralsnog) gehand-haafd.
2.11 Tot slot zal verweerder worden veroordeeld in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 874,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting) conform bijlage A van het Besluit proceskosten bestuursrecht waarbij 1 punt gelijk staat aan € 437,--) te betalen door verweerder aan de griffier.