ECLI:NL:RBHAA:2012:BX4287

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740191-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in megazaak Vista met betrekking tot hennepteelt, witwassen en vuurwapenbezit

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de megazaak Vista, heeft de Rechtbank Haarlem op 2 augustus 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten, het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van € 179.368,00 en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 17 november 2009 tot en met 18 mei 2010 in IJmuiden, samen met anderen, opzettelijk hennepplanten heeft geteeld in een kelderruimte van een pand dat zij bezat. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat de verklaringen van getuigen onbetrouwbaar waren en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij.

Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte op 18 mei 2010 een aanzienlijk contant geldbedrag had verworven, waarvan zij wist dat het afkomstig was uit criminele activiteiten, namelijk de drugshandel van haar echtgenoot. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen door dit geld voorhanden te hebben en te gebruiken voor dagelijkse uitgaven. Tevens werd een doorgeladen vuurwapen aangetroffen in de woning van de verdachte, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid met zich meebracht.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de onvoorwaardelijke straf. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gebrek aan berouw van de verdachte, wat leidde tot de beslissing om een vrijheidsbenemende straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740191-10 (Onderzoek Vista)
Uitspraakdatum: 2 augustus 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 februari 2011, 12 juni 2012 en 19 juli 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair:
[Zaaksdossier 15: het kweken van hennep in de kelder behorende bij het pand aan de [eigendom verdachte]]
zij in of omstreeks de periode van 17 november 2009 tot en met 18 mei 2010 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een (kelder)ruimte, behorende bij een pand aan de [eigendom verdachte] meermalen, althans eenmaal, opzettelijk hennepplanten, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of aanwezig gehad, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 1 subsidiar:
[medeverdachte 9] en/of één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 17 november 2009 tot en met 18 mei 2010 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een (kelder)ruimte, behorende bij een pand aan de [eigendom verdachte] meermalen, althans eenmaal, opzettelijk hennepplanten, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of aanwezig gehad, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 17 november 2009 tot en met 18 mei 2010 te IJmuiden en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 17 november 2009 tot en met 18 mei 2010 te IJmuiden en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door opzettelijk aan voornoemde [medeverdachte 9] en/of (één of meer van) voornoemde onbekend gebleven personen voornoemde (kelder)ruimte te verhuren en/of ter beschikking te stellen en/of te blijven verhuren en/of ter beschikking te blijven stellen;
Feit 2:
[Zaaksdossier 14: in de [woning verdachte] aangetroffen contante geldbedragen (totaal 179.368,-- Euro)]
zij op of omstreeks 18 mei 2010, te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten (een) (aanzienlijk(e)) contant(e) geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 179.368,-- Euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van bovenomschreven geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
Feit 3:
[Zaaksdossier 14: Revolver in de [woning verdachte]]
zij op of omstreeks 18 mei 2010 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in een woning aan de [woning verdachte]) een vuurwapen van categorie III onder 1°, te weten een vuurwapen in vorm van een revolver (Smith & Wesson; kaliber .38) en/of (bij dat wapen behorende) munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
[Zaaksdossier 11: criminele organisatie]
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 18 mei 2010 te IJmuiden en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Polen en/of in Duitsland en/of in Litouwen heeft deelgenomen aan een organisatie,welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I en/of
- het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I en/of
- het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk aanwezig hebben van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I en/of
- het meermalen, althans eenmaal, witwassen van (een) (door een of meer van bovengenoemde misdrijven verkregen) geldbedrag(en).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 , 3 en 4 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaar.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 4 ten laste is gelegd en moet zij daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat hiervoor onvoldoende bewijs aanwezig is. Niet is gebleken dat verdachte alleen dan wel in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander dan wel anderen dit ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht dient sprake te zijn van deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Onder organisatie in de zin van voornoemd artikel moet worden verstaan een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Om hiervan te kunnen spreken dienen er binnen dit samenwerkingsverband gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling te bestaan. Voorts is een zekere bestendigheid van het samenwerkingsverband een noodzakelijk vereiste.
Uit het voorhanden zijnde dossier blijkt niet dat voor wat betreft verdachte wordt voldaan aan de eisen voor deelname aan een criminele organisatie, in casu de drugsorganisatie van medeverdachte [leider criminele organisatie] (hierna te noemen: [leider criminele organisatie]). Uit de verklaringen van verdachte en de inhoud van de OVC- en tapgesprekken is gebleken dat zij juist werd weggehouden bij besprekingen met andere deelnemers van de organisatie. Verdachte had enkel contact met haar echtgenoot, [leider criminele organisatie], niet met andere deelnemers van de organisatie, Uit tapgesprekken tussen verdachte en [leider criminele organisatie] over geld ging het naar het oordeel van de rechtbank veeleer over het bijhouden van een 'huishoudboekje', dan over de financiële administratie van de drugsorganisatie. De wetenschap bij verdachte dat [leider criminele organisatie] zijn geld verdiende in de drugshandel is onvoldoende om verdachte als deelnemer bij de criminele organisatie aan te merken. Bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen kan niet worden bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en dient zij daarvan te worden vrijgesproken.
4.2. Bewijsverweer ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft betoogd dat tijdens de verhoren door de politie van verdachte gehandeld is in strijd met het pressieverbod als bedoeld in art. 29 lid 1 Wetboek van Strafvordering, nu de verhorende verbalisanten bewust en op geraffineerde wijze getracht hebben om verdachte te breken, teneinde haar te bewegen een verklaring af te leggen. De raadsman stelt dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in art. 359a Wetboek van Strafvordering en stelt zich primair op het standpunt dat de verklaring van verdachte - te weten dat [leider criminele organisatie] haar desgevraagd heeft verteld dat hij zijn geld verdiende met drugs - dient te worden uitgesloten van het bewijs.
De raadsman stelt subsidiair dat er alleszins rekening mee moet worden gehouden dat verdachte uit rancune heeft verklaard tegen haar echtgenoot [leider criminele organisatie], te meer daar de strekking van haar verklaringen is dat zij slechts 'het vermoeden' heeft gehad dat haar echtgenoot zich met strafbare feiten inliet. Onder die omstandigheden, betoogt de raadsman, kan haar 'incidentele bekentenis van wetenschap' bezwaarlijk als voldoende betrouwbaar worden gekwalificeerd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het is de rechtbank niet gebleken dat sprake is geweest van ongeoorloofde druk of pressie waardoor verdachte niet in vrijheid heeft kunnen verklaren. Uit de processen-verbaal van de verhoren door de politie van verdachte blijkt - door verdachte is dit ook niet betwist - dat zij alle ruimte heeft gekregen te verklaren en dat zij op een rustige manier heeft kunnen verklaren. Dit wordt ondersteund door de in het dossier aanwezige geluidsopnamen van de verhoren van verdachte.1 Daarbij is verdachte voorafgaand aan en op sommige momenten tijdens haar verhoren bijgestaan door een advocaat en heeft zij telkens een dag later, nadat zij daarvoor ruim de tijd had gekregen, haar verklaringen ondertekend.2 Het enkele feit dat verdachte ter terechtzitting en bij de rechter-commissaris op voornoemde verklaringen terugkomt, maakt die verklaringen nog niet onbetrouwbaar. Daarbij heeft verdachte noch tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris op een vraag van de officier van justitie noch ter terechtzitting op een vraag van de voorzitter kunnen of willen uitleggen waar de vermeende druk door de verbalisanten op haar tijdens het tweede verhoor, van 19 mei 2010, uit zou hebben bestaan.3 Nu de rechtbank de raadsman niet volgt in zijn betoog dat vormen zijn verzuimd, is ook voor een hieraan te verbinden bewijsuitsluiting, zoals door de raadsman bepleit, geen plaats.
Dat sprake zou zijn van rancuneuze gevoelens van verdachte jegens haar man en medeverdachte [leider criminele organisatie], doet voorts niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte. De rechtbank merkt in dit verband op dat de verklaringen van verdachte worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 (zaaksdossier 14: revolver in de [woning verdachte]) ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 november 2010, dossierpagina B14 008659;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2010, dossierpagina B14 008722-008723;
- het proces-verbaal van bevindingen van 18 mei 2010, dossierpagina B14 008724;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2010, dossierpagina B14 008725-008736;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 oktober 2010, dossierpagina B14 008741 en B14 008742.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Het bedrijfspand met grond gelegen aan de [eigendom verdachte] te IJmuiden, gemeente Velsen, is eigendom van verdachte [leider criminele organisatie]. Verdachte en [leider criminele organisatie] zijn eigenaar sinds 3 februari 2006.5 Het pand [eigendom verdachte] bestaat uit een boven- en benedenwoning en een bedrijfsruimte (hierna: de loods).6 Verdachte en [leider criminele organisatie] hebben het pand gekocht van [betrokkene 22]. Zij verhuurde de loods vanaf februari 1998 tot en met de verkoop in februari 2006 aan de zwager van verdachte en [leider criminele organisatie] [betrokkene 23] (hierna: [betrokkene 23]) en kreeg in verband met de verhuur omstreeks 1999 ook te maken met '[betrokkene 24]'. Zowel [betrokkene 23] als [betrokkene 24] ([betrokkene 24]) hadden te maken met [bedrijf 3].7 Zowel [betrokkene 23] als [betrokkene 24] stonden vanaf 1 oktober 2004 geregistreerd als vennoot van [bedrijf 3], gevestigd aan de [eigendom verdachte], te IJmuiden.8 [betrokkene 23] is per 1 augustus 2010 uitgeschreven als vennoot. Sinds 2 april 2008 is verdachte tevens eigenaar van de garages met grond, gelegen aan de [eigendom verdachte].9
Medeverdachte [medeverdachte 9] heeft blijkens een zich bij de stukken bevindende huurovereenkomst de loods met ingang van 2 februari 2006 voor een periode van vijf jaar gehuurd voor € 650,00 per maand. De huurovereenkomst is gesloten en getekend door verdachte in hoedanigheid van verhuurder en [medeverdachte 9] in hoedanigheid van huurder.10 Verdachte heeft het verhuren van de loods bevestigd.11
Op 18 mei 2010 werd een doorzoeking verricht in voornoemd perceel.12 Met betrekking tot de loods werd het volgende geconstateerd. De politie trof achterin de loods, achter een verrijdbare stellingkast met daarachter een houten plaat, onder meer een zogenaamde droogruimte aan. In deze droogruimte werden - onder meer - aangetroffen:
- twee grote plastic zakken met in totaal 573 gram hennepgruis;
- drie zakjes met geperst hash, met een totaal gewicht van 309 gram.13
Voorts werd achter een vernuftig en heimelijk uitgevoerde wand van een aparte kantoorruimte voorin de loods achter een bureau een deur aangetroffen, die toegang gaf tot een kleine ruimte. In deze ruimte bevond zich een vloerluik, dat vervolgens toegang gaf tot een kelder. In deze kelder werd een in werking zijnde hennepkwekerij met 390 planten aantroffen.14
Ook in de bovenwoning, welke gehuurd en bewoond werd door vader ([betrokkene 25]) en zoon ([betrokkene 26), werd een hennepplantage aangetroffen.15 Deze maakt geen onderdeel uit van de tenlastelegging.
Op 17 november 2009 hebben [leider criminele organisatie] en [betrokkene 23] een gesprek in de auto van [leider criminele organisatie], waarin zij spreken over de inkomsten van [leider criminele organisatie] uit de [eigendom verdachte]. Dit gesprek tussen [leider criminele organisatie] (F) en [betrokkene 23] (T) houdt onder meer het volgende in:
T: Hou alsjeblieft op.
F: Ja maar buiten dat ik wil het niet eens over hun hebben maar het gaat me nou gewoon om datgene. Ik wil gewoon, kijk ik heb ze achter ook heb ik gekocht, huren ze voor tweeënhalf meier, daar gaat het allemaal niet om. De tuin hebben ze erbij. Ik wil helemaal niet het vel over hun neus maar als ik nou het pand toch niet kwijt raak dan moet ik wel zorgen dat het pand afbetaald wordt.
T: Luister [leider criminele organisatie], we gaan het zo doen. We gaan natuurlijk we gaan het heel slim aanpakken en dat is het volgende. Wat jij nou net zei over [betrokkene 24]. Kijk der zijn bepaalde dingen, dat weet jij ook, dat mensen mij ook nog uit de tijd dat ik eruit was, bepaalde dingen bij mij neergelegd hebben, ook betreffende hem. Daarom zien ik die mensen ook niet meer want die zijn bang dat ik hun daar op aan ga spreken. Je snapt precies wat ik bedoel want daarom komen mensen niet bij me omdat ze een slecht geweten tegenover me hebben.
F: Ja.
T: Oke dat weet ik want ik ben veel slimmer als hun. Laat maar gaan. [betrokkene 24] heb het ook een beetje, een klein beetje laten verwateren maar die ...(ovs) jongen heb een geweten dat merk ik. Hij was vorige week met die Rene bij me kwamen ze werk brengen en alles. [betrokkene 24] die wil echt, maar die wordt ook geremd, je weet net hoe het gaat. Dan ga ik natuurlijk heel slim. Ik heb het toen [betrokkene 24] al eens een beetje door laten schemeren. Dan ga ik eerst met [betrokkene 24] even praten en zeg ik [betrokkene 24] luister. Laten we even met zijn tweeën heel verstandig praten. [leider criminele organisatie] is niet meer tevreden , heel simpel en ik heb het al eens een keertje bij hem aangekaart een jaar geleden. Heb ik gezegd we moeten eens binnenkort om de tafel met zijn allen. Reageren ze niet op want ze weten hoe het zit.
F: Ja nu reageert hij ook niet weet je. Ik heb gezegd.. je moet je naam ...Want hij staat ingeschreven op het clubhuis.
T: Ja.
F: Die [betrokkene 25]. Wist je dat?
T: Nou dat weet ik.
F: Nou waarom staat ie daar niet ingeschreven. Ik zeg zet het maar op je zoons naam, kan mij het verrotten op wiens naam ie het zet. Maar nou heb ik het op mijn naam.
T: Ja.
F: En hij denkt dat hij dan gevrijwaard is als hij gepakt wordt met zijn weedhokkie daar boven. Nou echt niet want ik zeg à la minuut. Hij woont daar. Of denk ie dat ik de kat ga laaien voor hem?
T: Nee natuurlijk niet.
F: Hij kan voor mij een dikke lul krijgen. Dus dat doen ik echt niet.
T: Maar jij staat wat dat aan gaat toch ook volledig in je recht ben je gek. Ik bedoel je hebt het toen voor mij gedaan.
F: Voor jou ja en niet voor hun nee.
T: En niet voor hun nee. En toen heb ik nog voor hun heb ik nog heel mans tegen je zitten zeggen. Ja en straks verkoop je het met een klap winst hoe zit het dan. En toen was je ook nog zo bereidwillig om te zeggen, jongens dan delen we. Dus ik bedoel onthoud dat ook even [leider criminele organisatie] als je in gesprek terecht komt, maar laat mij eerst effentjes met [betrokkene 24] effentjes. Want kan ik mijn mond houden.
(fragment)
F: (onverstaanbaar).....met hun te maken. Helemaal niets. Maar dank denk ik bij me eigen. Kijk (onverstaanbaar)...ik weet niet ongeveer wat ze draaien dat maakt me helemaal geen bal uit. Ik ben tevreden met wat je hebt. Maar kijk ik betaal niks af. Ik betaal alleen maar rente. Dat ging erom dat ik dat pand op een gegeven moment kon verkopen. Nou het is niet te verkopen. Dinge zegt ik doe dat niet want ik heb hoe heet het gesproken. Dan denk ik bij mijn eigen ik heb er nu met die garageboxen erachter in zitten voor 280.000 euro, 380.000 euro, Ja? Nou ehh zeg maal ehh 5 of 6 procent, hoeveel rente is dat per jaar.
Buiten de aflossing he.
T: Ja ja.
F: Heb ik het alleen maar over rente. Nou dat is achttien ruggen rente of iets dergelijks. Ja? Ik heb geen belastingvoordeel omdat het is een tweede pand. Je onroerend goed belasting, je verzekeringen ehh.
T: Je hele pakket.
F: Je hele pakket dan tel je dan gewoon allemaal bij mekaar op. Wat had ik nou nog meer want ik had nog iets. Kosten wat erbij kwam.
T: Verzekering?
F: Gas, licht en water, want dat betaal ik van die bovenste weet je wel, apart. Van [betrokkene 25].
Nou dan krijg ik zevenenhalf meier van [betrokkene 25], vierenhalf meier van die gozer die er beneden in zit. Tweeënhalf meier van het pandje erachter, die garageboxen en dan krijg ik een rug voor die ehh loods. Dat is natuurlijk goed betaald. Maar al met al was dat even kijken hoor, zevenenhalf, ehh
T: Eenentwintig meier zeg maar, tweeëntwintig meier.
F: Ja.
T: En dan die honderd knaken ehh, is vijfentwintighonderd euro.
F: Honderd knaken, waarvan?
T: Van die achterloods.
F: Ja zevenenhalf, vier is twaalf, twee, ja zeg maar vijfentwintig meier.
T: Ja. Voor het gemak.
F: Voor het gemak.
T: Gaat af, energie.
F: Der gaat af die ehh energie tweeënhalf, driehonderd.
T: Verzekering.
F: Nee dan moet je gewoon het hele jaar neem je, dat is vijfentwintig meier, dat is dertig ruggen per jaar en ik zat op kosten zo'n beetje ik geloof van zevenentwintig of achtentwintig, want ik heb het op zitten tellen. Buiten mijn aflossing, los ik niks af.
T: Nee ehh dat snap ik.
F: Nou dus eigenlijk wat ik aan extraatje krijg, die twee rooitjes, dat zou eigenlijk dat is mijn aflossing. Dus wat schiet ik nou met dat hele gebeuren dan eigenlijk op. Dat ik een extra deeltje krijg, helemaal niks. Nou dan gaan ze de club maar minder lopen geven dan gaan ze mij maar meer lopen geven. Ik ga gewoon de huur omhoog schroeven want ik wil gewoon wit geld daardoor creëren. Want die [betrokkene 25] (fon) wil niks betalen want dat kan ik niet verantwoorden bla bla bla. Ik zeg je zoon werkt toch ook dan doe je toch of je samenwoont daaro. Trouwens niemand, geen haan die er naar kraait wat jij aan huur betaald.
T: Wat bedoel je?
F: Als [betrokkene 25] als ik tegen [betrokkene 25] zeg gaat gewoon een rug betalen dan betaalt de club maar tweeënhalf meier meer mee, snap je.
T: Oh op die toer ja.
F: Ja en dan heb ik een rug wit inkomsten van boven, dan kan ik afbetalen. Nu wat ik nu vang dat is eigenlijk mijn rente.
T: Ja.
F: Dus ik kan niet verantwoorden, waar haal ik dat geld nou vandaan om het af te betalen.
(fragment)
F: Je zegt gewoon: anders verkoopt ie het. Dan kunnen jullie er gewoon allemaal eruit gaan. Dan gaat het gewoon weg. Dat doen ik ook. Dan zet ik het op een katvanger (fon) zijn naam kan mij niet schelen. Dan doe ik het zogenaamd weg doen. Dan hebben ze niks. Moeten ze zelf weten
T: Dus ik ga eerst [betrokkene 24] even inlichten
F: Verleden keer met Henkie, toen stonk het naar weed daar.
T: Dat heb ik al een paar keer gehoord.
F: Maar dat komt van hem boven af.
T: Ja dat weet ik.
F: En niemand durft wat te zeggen tegen hem.
T: Waarom niet dan.
F: Weet ik veel, die [betrokkene 24] moet toch eigenlijk ook zeggen, joh dat gaat niet. We zijn bezig beneden, kun je boven niet een beetje lopen kweken. Sodemieter lekker op. Ja maar het is niks, zijn maar twee kastjes. Het gaat niet om die twee kastjes, het is niet dat ik het niet gun.
T: Het is een vieze egoïst man een vieze gore egoïst.
F: .....(onverstaanbaar)
T: Een jankert, een jankert is het.
F: Ik zeg je moet het op je naam nemen. Ja ja ja. Kan het eigelijk niet verantwoorden. Ik zeg, je zoon werkt toch ook, dan neemt die het op zijn naam.
T: Weet je wat het is, hij heb een ehh bovengemiddeld inkomen vandaag de dag met zijn voorschot.16
Op 31 januari 2010 vindt een gesprek plaats tussen verdachte (M) en [leider criminele organisatie] (F). Dat gesprek houdt onder meer het volgende in:
M: Nou, hoe vond je het?
F: Ja netjes hoor. Als ik nou dat zie en ik zie dat ding op uh...
M: [eigendom verdachte]?
F: Nee. Op het terrein
M: Hoe bedoel je?
F: Dat ze daar.... Wat ik daar heb
M: Ohhh...Nee ik bedoel de ruimte is dat net zo groot of uh....
F: Neee, dat zijn allemaal hokkies, zijn dat meer. Kleinere appartementen
M: Nee, ik bedoel dat is drie (3) ton wat we gekocht hadden. [eigendom verdachte]. Dit kost twee veertig
(2 40).
F: Ja, ik moet horen hoeveel het precies kost. Moet nog over hebben eerst
Stilte
F: Kijk hij hij doet dat kweken daarboven natuurlijk, Ja?
M: Ja [leider criminele organisatie].
F: Nou dan moet ik mij deel, krijg ik dan toch gewoon.
M: Ja, maar ik kan dat toch niet voor de waarheid op mijn naam nemen.
F: Nee, je hoeft niks op je naam te nemen. Misschien doe ik.....
M: Ik koop het niet hoor.
F: Ik krijg ...Waarom? Het is allemaal uh... nog effe...
M: Ik doe het niet. Ik kan het niet....m'n geweten allemaal. Ik ga me eigen niet nog meer vergiftigen.
F: Nou dat hoeft ook niet.17
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1subsidiair
Uit het bovengenoemde gesprek van 17 november 2009 leidt de rechtbank af dat er niet € 650,00 doch € 1000,00 ("een rug") ontvangen werd voor de verhuur van de loods. Voorts leidt de rechtbank uit de verschillende fragmenten van dit gesprek - in onderling verband en samenhang bezien - af dat [leider criminele organisatie] en [betrokkene 23] in ieder geval op 17 november 2009 op de hoogte zijn van de hennepplantage in de kelder van de loods. [leider criminele organisatie] verklaart immers dat hij het toen voor [betrokkene 23] heeft gedaan. Hiermee doelt [leider criminele organisatie] kennelijk, zo leidt de rechtbank af uit de verdere inhoud van het gesprek, op de aankoop door [leider criminele organisatie] en verdachte van [eigendom verdachte]. [betrokkene 23] was destijds huurder van de loods. Verder zegt [betrokkene 23] dat hij met [betrokkene 24] gaat praten en zegt [leider criminele organisatie] dat het naar weed stonk en - in dat verband - dat [betrokkene 24] moet zeggen "joh, dat gaat niet. We zijn bezig beneden, kun je boven niet een beetje lopen kweken." Uit het gesprek is verder af te leiden dat er een relatie is met de 'club'. Kennelijk wordt daarbij gedoeld op het bedrijf [bedrijf 3], welk bedrijf op [eigendom verdachte] een winkel had voor onderhoud van Harley Davidson motoren, en welk bedrijf de garages aan de [eigendom verdachte] huurde voor € 250,00 per maand. 18 In dit verband wijst de rechtbank tot slot nog op de uitspraak van [leider criminele organisatie] dat "ze" achter huren voor tweeëneenhalf meier en dat ze de tuin erbij hebben. Met de tuin wordt hier kennelijk op de hennepkwekerij in de kelder van de loods gedoeld. Met [betrokkene 24] wordt kennelijk bedoeld eerdergenoemde [betrokkene 24].
Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit bovenstaande OVC-gesprekken blijkt dat zowel [leider criminele organisatie] als verdachte wetenschap hebben van het feit dat er in het pand aan de [eigendom verdachte] te IJmuiden weed wordt gekweekt. In het gesprek tussen verdachte en [leider criminele organisatie] wordt in relatie tot een ander pand, waarin zij geïnteresseerd zijn, gesproken over kweken. Verdachte zegt vervolgens 'ik ga me eigen niet nog meer vergiftigen'. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij met 'vergiftigen' doelde op hennepplanten.19 De rechtbank is van oordeel dat het derhalve niet anders kan zijn dan dat verdachte met de woorden 'nog meer' doelt op de [eigendom verdachte] en de aldaar aanwezig hennepkwekerij.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het pand [eigendom verdachte] destijds in eerste instantie was gekocht omdat zij haar strandstoelen en windschermen ergens kwijt moest. Het ging om ongeveer 600 strandstoelen en windschermen. Voorts heeft zij ter terechtzitting verklaard dat achter het pand zich een carport bevond en dat haar strandstoelen grotendeels buiten stonden, overdekt met zeilen, en dat een klein deel van de strandstoelen stond in de loods en de rest van die ruimte in gebruik was door [medeverdachte 9]. De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte en [leider criminele organisatie] het pand zouden hebben gekocht om de strandstoelen van verdachte kwijt te kunnen, terwijl de stoelen niet daadwerkelijk in het pand konden worden ondergebracht, maar daarbuiten. Sterker, het huurcontract met betrekking tot de opslagruimte is één dag eerder opgesteld dan de verkrijging in eigendom van het pand door verdachte en [leider criminele organisatie].
Voorts acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [medeverdachte 9] voor een relatief hoge huur van € 650,00 per maand een loods huurde voor een periode van vijf jaar voor de opslag van de inboedel voor zijn moeder, terwijl zijn moeder pas op 11 januari 200720 is overleden, dit mede gelet op het beperkte inkomen van verdachte.21 Daarbij komt dat [medeverdachte 9] sinds 2006 woonachtig in Litouwen is22 en dat uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 9] in de periode van juli 2008 tot en met mei 2010 slechts zes keer in Nederland is geweest.23 Het ligt dan ook niet voor de hand om de huur cash te betalen zoals verdachte heeft verklaard. Ook komt dit niet overeen met de verklaring van [medeverdachte 9] dat hij ongeveer één keer in de vijf weken naar Nederland komt (dossierpagina B15 009118), noch met verklaring van verdachte dat [medeverdachte 9] bijna maandelijks naar Nederland komt (dossierpagina B15 009115) en de huur altijd contant betaalt (B15 009115), noch met de betaaldata voor de loods, vermeld in het notitieblok van verdachte.24 Ook anderszins komt de administratie van verdachte omtrent de ontvangen betalingen van [medeverdachte 9] de rechtbank niet aannemelijk voor, gelet op het OVC-gesprek tussen [leider criminele organisatie] en [betrokkene 23], waarin gesproken wordt over de opbrengsten van de [eigendom verdachte] maar niets naar voren komt omtrent een huur van € 650,00 die door [medeverdachte 9] zou zijn betaald, terwijl wel wordt gesproken over een rug die betaald wordt voor de loods, en over '[betrokkene 24]' en niet over verdachte in relatie tot beneden. Tot slot leidt de rechtbank uit een OVC-gesprek van 18 juli 2009 tussen [leider criminele organisatie] en verdachte af dat [medeverdachte 9] niet beschikte over de sleutel van de loods. In dit OVC-gesprek zegt [leider criminele organisatie] namelijk dat even langs die jongens gegaan moet worden voor de sleutel van dat hek en een sleutel van dat loodsie.25
Op grond van al deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat de huurovereenkomst welke verdachte met [medeverdachte 9] heeft gesloten vals was en dat verdachte wist, al dan niet in voorwaardelijke vorm, dat zich in de loods op de [eigendom verdachte] een hennepkwekerij bevond. Door de loods ter beschikking te stellen, met de wetenschap dat er een hennepkwekerij in was gevestigd, is verdachte naar het oordeel van de rechtbank medeplichtig aan het kweken en het aanwezig hebben van de hennep.
Ten aanzien van feit 2
Op 18 mei 2010 zijn in de echtelijke woning van verdachte en medeverdachte [leider criminele organisatie] aan de [woning verdachte] in IJmuiden verspreid over de gehele woning, onder meer in diverse tassen, in een kluis, in een koelbox, in een plastic overschoen, in een envelop in de buffetkast, in een handdoek in een bontmuts, contante geldbedragen aangetroffen, in totaal met een waarde van € 179.368,00.26
Verdachte heeft verklaard dat haar man, [leider criminele organisatie], haar desgevraagd had verteld dat hij zijn geld verdiende met drugs, de handel in verdovende middelen.27 Zij heeft voorts verklaard dat [leider criminele organisatie] regelmatig - vrijwel wekelijks - met € 20.000,00 of € 40.000,00 in contanten thuiskwam, maar ook andere personen tassen met contant geld kwamen brengen. Verdachte moest die contante bedragen dan van [leider criminele organisatie] opruimen.28 In het derde verhoor heeft verdachte nog verklaard dat zij geld van haar man heeft gekregen, dat zij het geld vervolgens op diverse plekken in het huis heeft weggelegd, dat het geld van haar man was, maar dat zij het kon pakken als ze het nodig had, omdat ze geen eigen geld heeft, dat ze ook wel begreep dat het geen geld was dat haar man bij [bedrijf 4] verdiende en dat boodschappen, vakanties, autoreparaties en kleding contant werden betaald.29
Op 29 oktober 2009 vindt een gesprek plaats tussen verdachte (M) en [leider criminele organisatie] (F). Dat gesprek houdt onder meer het volgende in:
M: [leider criminele organisatie], ik had opgeschreven, net wat je, [medeverdachte 11] vier, drieentwintig en een half stucadoor, dan Ginger lonen weet je wel vijtien rooien,
F: Aan wie heb je dat betaald dan, die stucadoor?
M: Aan hem aan die Lex.
F: Oh is die gekomen?
M: Ja.
M: Maar dan wilde ik weten wat had je nou totaal nu aan [betrokkene 3] gegeven van die ton. Om dat kloppend te maken. Hoeveel had je hem nou thuis gegeven, twintig toch?
F: Ja twintig en tweeëntwintig.
M: Ja maar het gaat van die honderdduizend.
F: Ja daar is dat twintig en tweeëntwintig.
M: Is tweeënveertig.
F: Ja.
M: Oke en Rob hoeveel heb je die gegeven?
F: Rob heb ik gegeven, veertien.
M: Vierhonderd.
F: Zeshonderd in mijn zak.
M: Meer niet?
F: Nee.
F: Is voor Ginger weer betaald he.
M; Ja maar dat weet ze. Ze heb betaald t/m december zag ik.
M: Ik heb nou; Vier rooien zeg maar aan Peter net gegeven. Drieëntwintig aan de stucadoor. Tweeënveertig [betrokkene 3] Veertig, vierhonderd Rob en dan ehh
Tweeduizend euro voor dat klokje wat je gekocht had. Een ipod weet je nog.
F: Ja.
M: Nou ehh een dikke zestig rooien. En je had dertig rooien nog liggen dan aan vijfhonderdjes en tien rooien aan vijftigers, zoiets. Iets meer of iets minder.....ik weet het niet precies
F: .................(onverstaanbaar)
M: Daar gaat het niet om, ik wil weten waar het gebleven is of snap je het niet? Ik weet het anders niet meer. Ik gooi het nou weg, toch? 30
Op 31 oktober 2009 om 12.27 uur vindt een gesprek plaats tussen verdachte (M) en [leider criminele organisatie] (F), welke gesprek gaat over jacuzzi's die geveild worden op www.troostwijkveiling.nl. Dat gesprek houdt onder meer het volgende in:
[leider criminele organisatie] zegt dat hij ([betrokkene 21]) zegt: "dan koop je er nu een (1)voor 10 ruggen dan voor een rooitje of drie, begrijp je"? Het is nu kijkdag in Purmerend waar ze staan.
M: Ja.
F: dat is toch niet verkeerd?
M: Nee
F: We hadden kunnen kijken als we op Internet keken.
M: Tuurlijk kan je kijken.
F: Als dat ding 11 ruggen kost, ja?
M: Ja.
F: En hun gaan beginnen met 5,5 en al zal je hem kopen voor 6, daar komt nog eens een derde procent bij, dan komt er 3 ruggen bij
M: Nou dan hoef je hem daar niet te kopen.
F: Dat doe ik niet.
M: Ik denk dat het zo gaat.
F: Nee hoor, ik denk dat ze zeggen voor dat en hij gaat maar voor minder.
M: Nou ja we zien het.
F: Dat denk ik.
M: weet je wat ik alleen zonde vindt als we 5 of 10 rooien weer er voor uitgegeven dat het dan van je witte geld af gaat omdat je het via de bank moet doen.
F: Het is niet anders.31
Op 5 november 2009 vindt een gesprek plaats tussen verdachte (M) en [leider criminele organisatie] (F). Dat gesprek houdt onder meer het volgende in:
M: Dat is juist top. Maar ik wil gewoon op één (1) golflengte met je zitten.
F: Ja oke, maar dan zien ik je al blijven staan, (M: Nee) van waar begin je weer aan.
M: Nee, ik denk dan komt er weer kosten koper bij, weet je wel.
F: Ja, dat zal er ook wel weer bijkomen. Maar als het nou een mooi huis is. Ja.
M: Nee, jij snapt mij niet. Hoe moet ik daar weer aan het witte geld kommen?
F: Ja, daar kom ik wel aan.
M: Oh.
F: Ja.32
Verdachte heeft verklaard dat zij weet dat zij en [leider criminele organisatie] ook ander geld in hun bezit hebben dan alleen maar wit geld.33
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Het aantreffen van het contante geld, de verklaring van verdachte bij de politie over de criminele activiteiten van haar echtgenoot en over het aangetroffen geld en de OVC-gesprekken over geld zoals die hiervoor zijn weergegeven, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden van witwassen. Van verdachte, die naderhand is teruggekomen op haar eerder bij de politie afgelegde verklaringen, kan vervolgens in zo'n situatie volgens vaste jurisprudentie worden verlangd dat zij door het verschaffen van concrete en verifieerbare gegevens op punten die eenvoudig te achterhalen zijn een aannemelijke verklaring geeft voor het aangetroffen contante geld. Een dergelijke verklaring van verdachte is uitgebleven en verdachte heeft zich ter terechtzitting ter zake van het aangetroffen contante geld beroepen op haar zwijgrecht. Daarbij komt dat de verklaringen van verdachte bij de politie worden ondersteund door de overige inhoud van het gehele dossier Onderzoek Vista. Zo is uit de zaaksdossiers ZD1, ZD 3, ZD4, ZD5, ZD6, ZD11, ZD12, ZD14 en ZD15 in samenhang met de dossierstukken inzake het financieel onderzoek naar [leider criminele organisatie] en verdachte34 en gelet op het proces-verbaal OVC (Opnemen Vertrouwelijke Communicatie)-geldgesprekken d.d. 20 december 201035 naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam gebleken dat het niet anders kan dan dat het geld, dat afkomstig is van [leider criminele organisatie], geen legale herkomst heeft en afkomstig is van enig misdrijf, te weten drugshandel. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag van € 179.368,00, middellijk of onmiddellijk, van misdrijf afkomstig was en dat verdachte hiervan op de hoogte was.
De stelling van de raadsman van verdachte dat in ieder geval een groot deel van het aangetroffen geld een legale herkomst, namelijk de huuropbrengsten van de [eigendom verdachte] en de opbrengsten van strandstoelenverhuur, heeft, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Blijkens het proces-verbaal huurinkomsten [eigendom verdachte] is vanaf februari 2006 € 99.300,00 aan huurinkomsten contant opgebracht voor verdachte en [leider criminele organisatie]. Het is onwaarschijnlijk dat op 18 mei 2010, dus ruim vier jaar na de overname van [eigendom verdachte] door verdachte en [leider criminele organisatie], dit gehele bedrag nog contant in de woning aanwezig was. Daarbij heeft verdachte verklaard dat ook boodschappen, vakantie, kleding e.d. van de huurinkomsten werden betaald (dossierpagina C10 000314, midden) en heeft verdachte op geen enkel moment verklaard dat één van de in de woning aangetroffen bundels contant geld huurinkomsten van de [eigendom verdachte] zou betreffen. Integendeel, zij heeft verklaard dat zij het geld van haar man kreeg en vervolgens opborg, terwijl zij zelf de huurinkomsten voor de [eigendom verdachte] regelde en ontving (dossierpagina C10 000297). Blijkens het proces-verbaal legale inkomsten [verdachte] d.d. 19 november 2010 (dossierpagina D00 009061) heeft verdachte in de periode 2004 tot en met 2007 een bedrag van € 95.404,68 verdiend met de verhuur van strandstoelen. Ook met betrekking tot dit bedrag geldt dat het gezien bovengenoemde feiten en omstandigheden onwaarschijnlijk is dat het op 18 mei 2010 nog contant in de woning aanwezig was. Bovendien heeft verdachte bij de politie verklaard dat het geld van haar man was en dat zij geen eigen geld had.36
Evenmin gaat naar het oordeel van de rechtbank de stelling van de raadsman op dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan witwassen gelet op jurisprudentie van de HR (HR 26 oktober 2010, BM4440, HR 7 februari 2012, BU6930 en HR 17 april 2012, BW1481). Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is het aangetroffen geld afkomstig uit de drugshandel van [leider criminele organisatie]. Verdachte is niet als medepleger van deze handel in verdovende middelen aangemerkt, zodat niet kan worden gesteld dat zij geld uit eigen criminele activiteiten voorhanden heeft gehad. Ook heeft de rechtbank - zoals hiervoor overwogen - geen aanknopingspunten gevonden dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan een criminele organisatie, te weten de drugsorganisatie van [leider criminele organisatie]. Nu niet kan worden gesteld dat verdachte opbrengsten uit eigen misdrijf voorhanden heeft gehad, gaat de vergelijking met de jurisprudentie van de HR, zoals naar voren gebracht door de raadsman, niet op.
4.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1 subsidiar:
Eén of meer onbekend gebleven personen in de periode van 17 november 2009 tot en met 18 mei 2010 te IJmuiden, gemeente Velsen, in een (kelder)ruimte, behorende bij een pand aan de [eigendom verdachte] meermalen opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of aanwezig gehad, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welke misdrijven zij, verdachte, in de periode van 17 november 2009 tot en met 18 mei 2010 te IJmuiden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk behulpzaam is geweest en tot het plegen van welke misdrijven zij, verdachte, in de periode van 17 november 2009 tot en met 18 mei 2010 te IJmuiden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door opzettelijk één of meer van voornoemde onbekend gebleven personen voornoemde (kelder)ruimte te verhuren en ter beschikking te stellen en te blijven verhuren en ter beschikking te blijven stellen;
Feit 2:
zij op 18 mei 2010, te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland voorwerpen, te weten een aanzienlijk contant geldbedrag (in totaal ongeveer 179.368,-- Euro), voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
Feit 3:
zij op 18 mei 2010 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander (in een woning aan de [woning verdachte]) een vuurwapen van categorie III onder 1°, te weten een vuurwapen in vorm van een revolver (Smith & Wesson; kaliber .38) en (bij dat wapen behorende) munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2:
Witwassen
Feit 3:
Medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met anderen een hennepplantage gefaciliteerd door een kelderruimte ter beschikking te stellen waar vervolgens een vrij grote vernuftig gecamoufleerde hennepplantage in gedreven kon worden. Verdachte heeft zich aldus als medeplichtige schuldig gemaakt aan een professionele hennepkwekerij. Het hebben van een hennepplantage is door de wetgever uitdrukkelijk als een strafbaar feit aangemerkt en bekend is dat hennepplantages in de regel voor veel overlast en hinder in de directe omgeving zorgen.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van 179.368,00 euro. Verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid geld, waarvan zij wist dat dit afkomstig was van de handel in verdovende middelen van haar echtgenoot, voorhanden gehad en heeft dit aldus proberen te onttrekken aan het zicht van politie en justitie. Dit aangetroffen contante geld was bestemd voor het betalen van boodschappen, vakantie, kleding e.d., zodat verdachte aldus met crimineel geld een luxe leven kon leiden. Verdachte heeft ter zake hiervan geen enkel berouw getoond. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en deze vervolgens zonder dat die illegale herkomst daarvan zichtbaar wordt in omloop te brengen, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Daarbij heeft verdachte - indirect - bijgedragen aan de handel in verdovende middelen. Ook dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Voorts is in de woning van verdachte en haar echtgenoot een doorgeladen vuurwapen aangetroffen. Het voorhanden hebben van een dergelijk doorgeladen wapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Noch in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 47, 48, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 3, 11 van de Opiumwet.
artikel 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 4 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot VIJF (5) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. P.M. Wamsteker en mr. M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2012.
1 DVD 'geluidsfragmenten van verhoor [verdachte]'.
2 Proces-verbaal tweede verhoor verdachte d.d. 19 mei 2010 (dossierpagina C10 000299), proces-verbaal derde verhoor verdachte d.d. 20 mei 2010 (dossierpagina C10 000310) en proces-verbaal verwijderen deel geluidsopnamen verhoor verdachte d.d. 6 december 2010 (dossierpagina D00 008642).
3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 10 november 2010, pagina 2 vraag 15 (4e nazending, dossierpagina G09 0001006) en proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 12 juni 2012.
4 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen en maken deel uit van het dossier met nummer PL1200/08-537057 (Onderzoek Vista).
5 Een schriftelijk stuk inhoudende een akte van levering d.d. 3 februari 2006 (dossierpagina B15 009187-009194).
6 Proces-verbaal relaas d.d. 18 mei 2010 (dossierpagina B15 8983), een geschrift inhoudende een plattegrond (dossierpagina B15 009251-009252) en proces-verbaal luchtfoto's en indeling [eigendom verdachte] IJmuiden (dossierpagina B15 009483-009484).
7 Proces-verbaal getuigenverhoor [betrokkene 22] d.d. 1 maart 2011 (dossierpagina B15 009511-009512) en proces-verbaal aanvullend getuigenverhoor [betrokkene 22] d.d. 12 april 2011 (dossierpagina B15 009521).
8 Proces-verbaal [bedrijf 3] d.d. 15 juni 2011 (dossierpagina B15 009485) en schriftelijke stukken inhoudende een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (dossierpagina B15 009487) en een handelsregisterhistorie van de kamer van koophandel (dossierpagina B15 009488).
9 Een schriftelijk stuk inhoudende een akte van levering d.d. 2 april 2008 (dossierpagina B15 009217-009222).
10 Een geschrift inhoudende een huurovereenkomst kantoorruimte d.d. 2 februari 2006 (dossierpagina B15 009128-009131).
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 mei 2010 (dossierpagina B15 009102) en verklaring verdachte ter terechtzitting.
12 Proces-verbaal relaas 18 mei 2010 (dossierpagina B15 008983-008985), een schriftelijk stuk inhoudende een mutatierapport d.d. 18 mei 2010 (dossierpagina B15 008981-8982) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2010 (dossierpagina B15 009061-009089).
13 Proces-verbaal relaas 18 mei 2010 (dossierpagina B15 008984).
14 Schriftelijk stuk inhoudende een mutatierapport d.d. 18 mei 2010 (dossierpagina B15 008982, proces-verbaal relaas d.d. 18 mei 2010 (dossierpagina B15 008985).
15 Proces-verbaal relaas d.d. 18 mei 2010 (dossierpagina B15 008983).
16 Proces-verbaal OVC-journaal 17 november 2009 d.d. 24 januari 2010 (dossierpagina B15 009281-009284).
17 Proces-verbaal OVC-journaal 31 januari 2010 d.d. 25 februari 2010 (dossierpagina B15 009158).
18 Loop proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij [eigendom verdachte] IJmuiden, d.d. 21 juni 2011 (3e nazending, dossierpagina B15 009270-009271).
19 Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte d.d. 19 mei 2010 (dossierpagina C10 000305, bovenaan).
20 Loop proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij [eigendom verdachte] IJmuiden d.d. 21 juni 2011 (dossierpagina B15 009269).
21 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 oktober 2010 (dossierpagina C48 01221).
22 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 9] d.d. 5 oktober 2010 (dossierpagina C48 01220).
23 Proces-verbaal huurbetalingen [eigendom verdachte] d.d. 11 april 2011 (dossierpagina B15 009441-9446).
24 Proces-verbaal huurbetalingen [eigendom verdachte] d.d. 11 april 2011 (dossierpagina B15 009439).
25 Proces-verbaal [medeverdachte 9] is "katvanger" van [leider criminele organisatie] d.d. 12 april 2011 (dossierpagina B15 009435).
26 Proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2010 (dossierpagina B14 008660), proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlagen d.d. 19 mei 2010 (dossierpagina E00 00117-00133).
27 Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte d.d. 19 mei 2010, (dossierpagina C10 000305, laatste alinea en dossierpagina C10 000308, eerste alinea).
28 Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte d.d. 19 mei 2010, (dossierpagina C10 000306, eerste alinea).
29 Proces-verbaal van derde verhoor verdachte d.d. 20 mei 2010 (dossierpagina C10 000313-000314).
30 Proces-verbaal OVC-journaal van 29 oktober 2009, d.d. 24 november 2009 (dossierpagina B14 008760-008761).
31 Proces-verbaal OVC-journaal zaterdag 31 oktober 2009 d.d. 20 november 2009 (dossierpagina B14 008766, 008767 en 008769).
32 Proces-verbaal OVC-journaal 5 november 2009 d.d. 9 februari 2010 (dossierpagina B14 008776).
33 Proces-verbaal derde verhoor verdachte d.d. 20 mei 2010 (dossierpagina C10 000318).
34 Proces-verbaal belastinggegevens verdachte [leider criminele organisatie] en [verdachte] d.d. 19 oktober 2010 (dossierpagina B13 008489-008556), proces-verbaal overige legale inkomsten [leider criminele organisatie] en [verdachte] d.d. 19 oktober 2010 (dossierpagina B13 008557-008577), proces-verbaal stortingen eigen rekeningen d.d. 3 november 2010 (dossierpagina B13 008303-8315), proces-verbaal opnamen eigen rekeningen d.d. 4 november 2010 (dossierpagina B13 008403-008418).
35 Proces-verbaal, 101124.0081.FIN, 'OVC geldgesprekken', d.d. 20 december 2010, (dossierpagina D00 009221 e.v.).
36 Proces-verbaal van derde verhoor verdachte d.d. 20 mei 2010 (dossierpagina C10 000313-000314).