ECLI:NL:RBHAA:2012:BX4143

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740695-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in megazaak Vista voor het afleveren en vervoeren van 2C-B pillen

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de megazaak Vista, heeft de Rechtbank Haarlem op 2 augustus 2012 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk afleveren en vervoeren van aanzienlijke hoeveelheden 2C-B pillen, een middel dat onder de Opiumwet valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 augustus 2009 in Zoetermeer ongeveer 90.793 pillen heeft afgeleverd en op 1 september 2009 in Zandvoort ongeveer 201.330 pillen heeft vervoerd. De rechtbank heeft verschillende verweren van de verdediging verworpen, waaronder het verweer dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk zou zijn in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de tenlasteleggingen betrekking hebben op verschillende feiten en tijdstippen, en dat er geen redenen zijn om de vervolging te schorsen.

De rechtbank heeft ook de inzet van stealth sms-berichten besproken, die door de verdediging als onrechtmatig werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de inzet van deze techniek niet zonder wettelijke basis was en dat er geen inbreuk op het recht op een eerlijk proces was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 480 uren, die bij niet-nakoming kan worden omgezet in 240 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoonlijke situatie van de verdachte, die al eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740695-09
Uitspraakdatum: 2 augustus 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 februari 2011, 15 mei 2012 en 19 juli 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
[Zaaksdossier 4 E: transport [betrokkene 5] naar Duitsland]
hij op of omstreeks 09 augustus 2009 te Zoetermeer opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 90.793 pillen, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2:
[Zaaksdossier 4 F: transport onbekend gebleven bestuurder naar België]
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Zoetermeer opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (onbekend gebleven, maar aanzienlijke) hoeveelheid, van een materiaal bevattende 2C-B, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3:
[Zaaksdossier 4 G: 201.330 2C-B pillen, aangetroffen te Badhoevedorp]
hij op of omstreeks 01 september 2009 te Zandvoort opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 201.330 pillen, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
2.1. Bespreking van het niet ontvankelijkheidverweer
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de tenlastelegging in de onderhavige zaak betrekking heeft op hetzelfde feit, in de zin van artikel 68 Wetboek van Strafrecht, als de tenlastelegging welke heeft geleid tot de veroordeling van verdachte door de rechtbank te Den Haag op 12 mei 2010. In laatstbedoelde zaak heeft het Openbaar Ministerie gekozen voor een ruime omschrijving. De pillen die in de onderhavige zaak centraal staan zijn dezelfde pillen voor de vervaardiging waarvan verdachte reeds is veroordeeld door de rechtbank Den Haag, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer nu de tenlasteleggingen gelezen in combinatie met de betreffende dossiers betrekking hebben op verschillende feiten en op verschillende tijdstippen. De tenlastelegging die geleid heeft tot de veroordeling op 12 mei 2010 door de rechtbank te Den Haag (hierna: de Haagse tenlastelegging) heeft blijkens het Haagse dossier - kort gezegd - betrekking op 1. de productie van materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of 2CB in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 24 oktober 2009 en 2. het aanwezig hebben op 24 oktober 2009 van 114583 pillen in de [straat] in Rotterdam (C05 000211-217). De tenlastelegging in de onderhavige zaak heeft - kort gezegd - betrekking op een drietal leveringen van pillen dan wel het aanwezig hebben van pillen, op 9 augustus 2009, 18 augustus 2009 en 1 september 2009. In dit verband merkt de rechtbank tot slot nog op dat in het in de Haagse tenlastelegging onder 1 primair ten laste gelegde feit, welk feit deels bewezen is verklaard, niet 'aanwezig hebben' ten laste is gelegd. Overigens is de rechtbank ook niet gebleken dat bij verdachte het gerechtvaardige vertrouwen is gewekt dat hij terzake van de feiten zoals vermeld op de onderhavige tenlastelegging niet meer vervolgd kon worden.
De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie ook voor het overige ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaar.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 (zaaksdossier 4F: transport onbekend gebleven bestuurder naar België) ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden gesteld dat verdachte op 18 augustus 2009 opzettelijk een hoeveelheid verdovende middelen, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, aanwezig heeft gehad dan wel heeft verstrekt. Op of direct na 18 augustus 2009 heeft immers geen inbeslagname van 2C-B plaatsgevonden en ook anderszins leveren de feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden op 18 augustus 2009 - ook niet in samenhang bezien met de andere zaaksdossiers - naar het oordeel van de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs voor dit ten laste gelegde feit op. Zo valt niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat de tassen, die verdachte rond 14.06 uur vanuit zijn auto naar zijn woning brengt, dezelfde tassen zijn als de tassen die verdachte en [betrokkene 29] rond 19.28 in de Mercedes zetten, en al helemaal niet wat er in die tassen zat. Ook de personen met wie verdachte op 18 augustus 2009 wordt gezien zijn andere personen dan de personen in de zaaksdossier 4E en 4G. Hoewel de rechtbank een vermoeden heeft dat ook hier tassen met verdovende middelen door genoemde personen zijn uitgewisseld, is voor een bewezenverklaring onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.2. Bewijs(middel)verweer
De raadsman heeft aangevoerd dat in grote mate van de inzet gebruik is gemaakt van zogenaamde 'stealth sms-jes', waarvoor geen wettelijke grondslag bestond. Hiermee is een inbreuk op de privacy gemaakt. Een en ander raakt de bewijsconstructie in deze zaak, hetgeen tot vrijspraak dient te leiden, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
De techniek van de stealth sms bestaat eruit dat onzichtbaar voor de ontvanger een sms-bericht wordt verzonden naar een te traceren telefoon. De stealth sms maakt dat een telefoonmast wordt aangestraald, waardoor vervolgens een grove locatiebepaling van de gebruiker van de mobiele telefoon wordt verkregen (zie rechtbank Amsterdam, 8 maart 2011, BP7233). Het verzenden van stealth sms-en kan naar zijn aard - omdat er geen min of meer volledig beeld van iemands privéleven wordt verkregen - voldoende wettelijke basis vinden in art. 2 Politiewet. Een bevel stelselmatige observatie is dus niet vereist. Ook in de voorliggende zaak is niet gebleken dat sprake is van een dusdanige bijzondere inzet van stealth sms-en dat een bevel observatie noodzakelijk zou zijn.
Ten overvloede merkt de rechtbank in dit verband nog op dat ook een eventuele schending van het door artikel 8 EVRM beschermde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet zonder meer een inbreuk oplevert op de in artikel 6 EVRM vervatte waarborg van een eerlijk proces, zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien welk nadeel in de zin van artikel 359a lid 2 Wetboek van Strafvordering (Sv) verdachte zou hebben geleden door de inzet van stealth sms-en. (vgl. HR 3 juli 2012, BV7438).
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat uit de BOB-stukken blijkt dat het bevel stelselmatige observatie ex 126g Sv is gegeven voor de periode van 26 augustus tot 26 november 2009. Ook voor die tijd, van 12 tot en met 14 augustus 2009, zijn evenwel reeds cameraobservaties gedaan, aldus de raadsman. Dit is, aldus de raadsman, van belang voor de bewijskracht. De rechtbank begrijpt het verweer zoals toegelicht ter terechtzitting aldus, dat het slechts betrekking kan hebben op feit 2. Nu de rechtbank tot vrijspraak van dit feit komt, zal de rechtbank daarom niet nader op dit verweer, wat daar ook van zij, ingaan.
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier 4E: transport [betrokkene 5] naar Duitsland):
Op 9 augustus 2009 om 15.47 uur loopt [betrokkene 3] de woning van [leider criminele organisatie] aan de [woning leider criminele organisatie] te IJmuiden in, waarna hij om 15.50 uur de woning weer verlaat.2
Omstreeks 17.20 uur wordt gezien dat de [betrokkene 3] een Mercedes (hierna: de Mercedes) parkeert bij de woning van [medeverdachte 6], op de Waalstraat [perceelnummer] te IJmuiden. Om 17.24 uur arriveert [medeverdachte 6] bij zijn woning.3
Om 17.38 uur wordt [betrokkene 3] (S) gebeld door de gebruiker van het nummer […8885], welk nummer behoort aan verdachte (P)4. Dat gesprek houdt onder meer het volgende in:
S: Ja
P: hello, alles klar?
S: my friend, two hour, about two hour, about two hour, gut? About ein and a half, two hour
P: oke, no problem. I wait for your phonecall, please call when you are in the neighbourhood.5
Om 17.44 uur gaan [betrokkene 3], zijn zoon [betrokkene 4] en zijn echtgenote [betrokkene 30], met [medeverdachte 6] de woning van [medeverdachte 6] aan de Waalstraat [perceelnummer] te IJmuiden binnen. Om 17.55 uur arriveert [betrokkene 5] bij de woning van [medeverdachte 6] in een groene Chrystler Voyager (hierna: de Voyager) waarna de familie [betrokkene 3 en 4] en [betrokkene 5] ongeveer een kwartier later de Waalstraat in twee auto's (de familie [betrokkene 3 en 4] in de Mercedes en [betrokkene 5] in de Voyager) verlaten. Bij de Willemsbeekweg in IJmuiden stapt [betrokkene 5] om 18.49 uur in een beige Corsa met Duitse kenteken (hierna: de Corsa), waarmee hij achter de Mercedes van [betrokkene 3 en 4] aanrijdt.6
Om 18.55 uur belt [betrokkene 3] (S) naar verdachte (P). Dat gesprek houdt onder meer het volgende in:
P:diese Sporthalle, wo wir letztes mal waren?
S:ich bin in Helbelle
P:ok
S:in halbe Stunde ja?
P:ja alles klar
S:ja gut ok7
Om 19.35 uur geeft verdachte bij de tennishal aan de Scheglaan in Zoetermeer in het gezelschap van de familie [betrokkene 3 en 4] een witte 'Jupiler'-tas aan [betrokkene 5] over, waarop [betrokkene 5] deze tas in de achterbak van de Corsa plaatst. Vervolgens rijdt [betrokkene 5] naar Duitsland. De Corsa is voortdurend en ononderbroken onder observatie.8
Om 22.43 uur belt verdachte (P) naar [betrokkene 3] (S). Dat gesprek houdt onder meer het volgende in:
P: ich hab zu wenig gegeben.
S: Ja
P: Zwanzig zu wenig, sie ich hier.
S: nimbermaar (fon), egal, egal, später
P: Nächstes Mahl ok, alles klar, Ich hab fur dich
S: Nächstes Mahl ja.
P: ok, entschuldigung, entschuldigung
S: ok, gut gut gut.9
Om 22.55 uur wordt [betrokkene 5] net over de Duitse grens aangehouden.10 In de witte "Jupiler"-tas zitten 18 pakketten tabletten. De 18 pakketten zijn gevuld met 90.793 stuks tabletten 11, turkooizen van kleur en voorzien van een afbeelding van een 'Fliegenpilz' - een paddenstoel dus - en bevatten 2C-B.12
Ten aanzien van feit 3 (zaaksdossier 4G: 201.330 2C-B pillen, aangetroffen te Badhoevedorp)
31 augustus 2009
Op 31 augustus 2009 om 19.53 uur belt verdachte (P) naar [betrokkene 3] (S). Dat gesprek houdt onder meer het volgende in:
S: (...) Fahr Zwohundert, fahr Zwohundert kilometer schnell zu mir Bier zu trinken.
P: Oh nein geht nicht. Morgen Morgen hundert kilometer pro Stunde.
S: Morgen Hundert.
P: Ja. dann um drei oder so.
S: Um. umm u u ... Ja
P: am frühsten drei Mittags
S: Aha
P: Soll ich zu dir kommen?
P: Ich versuche Morgen schneller zu fahren, zweihundert, aber
S: Du versucht schneller zu fahren, ja?
P: Ja sicher aber hundert geht...
S: Zwohundert kilometer pro Stunde.
P: Oke, Morgenmittag
S: Morgenmittag, ja, ruf an wann komst ja?
P: Ja. 13
1 september 2009
Op 1 september 2009 om 12.22 uur belt verdachte (P) naar [betrokkene 3] (S). Dat gesprek houdt onder meer het volgende in:
S: Hello, wann komst?
P: ehm ich versuch um drie oder vier bei dir zu sein.
S: gut, ruf...
P: ich ruf dich wann ich komme
S: gut, gut, gut, zwohundert Kilometer schnell verf (fon)
P: ich versuche, ich versuche
S: gut, gut, ok bye
P: bis später, ciao
Omstreeks 16.14 uur loopt [betrokkene 4] een pension te Zandvoort in met een gevulde rode plastic tas met het opschrift "Dirk van den Broek". Omstreeks 16.37 uur parkeert verdachte een rode Mazda (hierna: de Mazda) op het Stationsplein in Zandvoort.14 Eén minuut later, om 16.38 uur, belt verdachte (P) naar [betrokkene 3] (S). Dat gesprek houdt onder meer het volgende in:
S: Yeh
P: Hello, i am here.
S: Is gut, is gut, ich komme.
P: Oke.15
Weer enkele minuten later, omstreeks 16.40 uur, hebben [betrokkene 3] en verdachte contact op het Stationsplein te Zandvoort. Omstreeks 16.42 uur staan zij bij de achterzijde van de Mazda. De kofferbak van de Mazda wordt geopend. Verdachte pakt een blauwe tas met stoffen hengsels en gele opdruk IKEA, uit de kofferbak van de Mazda en [betrokkene 3] pakt een zwarte/goudkleurige tas, in een zogenaamd "panterprint", plastic met doorzichtige laag erover, uit de kofferbak van de Mazda. Beide tassen zijn gevuld. Verdachte en [betrokkene 3] lopen vervolgens met beide tassen het pension in. Omstreeks 16.47 uur lopen [betrokkene 3] en verdachte het pension uit zonder voornoemde tassen.16
Vervolgens, omstreeks 17:36 uur wordt een groene personenauto, merk Audi, type A6, model station, met Litouwse kentekenplaat [kenteken 10] (de Audi), geparkeerd op de Zeestraat te Zandvoort. De bestuurder van de Audi wordt later geïdentificeerd als [medeverdachte 16].17 Omstreeks 17:38 uur lopen [betrokkene 3] en [medeverdachte 16] voornoemd pension binnen om vervolgens om 17:41 uur dit pension weer uit te komen. [medeverdachte 16] draagt een rode plastic tas met een witte opdruk van Dirk van den Broek. [betrokkene 3] draagt een blauwe tas. De rode plastic tas en de blauwe tas worden op de achterbank van de Audi gezet. Om 17:42 uur stapt [medeverdachte 16] als bestuurder in de Audi en rijdt de Audi weg. Enige tijd later, omstreeks 18:08 uur, wordt de Audi geparkeerd op de Einsteinlaan te Badhoevedorp. [medeverdachte 16] stapt uit de Audi en pakt de rode tas en de blauwe tas uit de Audi. Omstreeks 18:09 uur loopt [medeverdachte 16] de portiek van een flat gelegen aan de Einsteinlaan binnen. Omstreeks 18:10 uur loopt hij over de galerij van de derde etage van deze flat en omstreeks 18:11 uur gaat hij de woning Einsteinlaan [perceelnummer] (de woning) binnen. Hierbij neemt [medeverdachte 16] de genoemde tassen mee naar binnen. Beide tassen zijn gevuld.18
Omstreeks 18:31 uur komt [medeverdachte 16] met twee mannen, die later zijn geïdentificeerd als [medeverdachte 17] en [medeverdachte 18],19 uit de woning. [medeverdachte 16] draagt een rode tas met opdruk van Dirk van den Broek en [medeverdachte 17] draagt genoemde blauwe tas. Beide tassen zijn gevuld. Vervolgens staan [medeverdachte 16], [medeverdachte 17] en [medeverdachte 18] in de portiek van de flat. Omstreeks 18:32 uur komen [medeverdachte 17] en [medeverdachte 18] uit de portiek van de flat lopen en komt [medeverdachte 16], zonder de rode tas, uit de richting van de centrale boxeningang (de boxeningang) lopen. Daarna, omstreeks 18:33 uur, staan [medeverdachte 16], [medeverdachte 17] en [medeverdachte 18] bij de achterzijde van een lichtblauwe personenauto, merk Opel, type Zafira, met Litouwse kentekenplaten [KENTEKEN 11] (de Opel), die geparkeerd staat ter hoogte van de ingang van de boxeningang. [medeverdachte 17] doet de blauwe tas in de kofferbak van de Opel. Hierna, omstreeks 18:34 uur, stappen [medeverdachte 16], [medeverdachte 17] en [medeverdachte 18] in de Audi en rijdt de Audi weg.
Omstreeks 19:17 uur wordt de Audi op de Einsteinlaan naast de Opel geparkeerd en stappen [medeverdachte 16], [medeverdachte 17] en [medeverdachte 18] uit de Audi waarna zij tussen de Opel en de Audi staan. Vervolgens, omstreeks 19:20 uur, wordt de achterklep van de Opel geopend, waarna [medeverdachte 16] de genoemde blauwe tas uit de Opel pakt. [medeverdachte 16] loopt vervolgens met de gevulde blauwe tas de boxeningang in. Omstreeks 19:21 uur lopen [medeverdachte 17] en [medeverdachte 18] de portiek van de genoemde flat aan de Einsteinlaan binnen. Drie minuten daarna, omstreeks 19:24 uur lopen [medeverdachte 16], [medeverdachte 17] en [medeverdachte 18] de woning binnen. [medeverdachte 16] heeft de blauwe tas op dat moment niet meer bij zich.20
Omstreeks 23:00 uur wordt kelderbox [nummer], welke behoort bij de woning,21 doorzocht. Hierbij worden rechts achterin de kelderbox op de onderste plank van een stellingkast twee grote tassen, te weten een blauwe Ikea tas en een rode Dirk tas, aangetroffen. Beide tassen zijn gevuld met transparante plastic zakken, in totaal tweeëntwintig, waarin zich blauwe en gele pillen bevinden.22 Zowel de gele als de blauwe pillen hebben aan de ene zijde een paddenstoel als stempel en aan de andere zijde een streep.23 Het totale netto gewicht van de pillen bedraagt ruim 30 kilogram. Uit elke zak zijn tien tabletten gewogen, teneinde het gemiddelde gewicht van een tablet uit de betreffende zak te kunnen vaststellen. Op grond van deze gegevens is het totaal aantal pillen vastgesteld op 203760.24 Van de tweeëntwintig aangetroffen zakken zijn monsters genomen en deze zijn naar het NFI verzonden.25 Alle monsters bevatten 2C-B (4-broom-2,5-dimenthoxyfenetylamine), welke stof is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.26
4.4. Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van bovengenoemde tapgesprekken, de observaties en het aantreffen van 2C-B pillen bij [betrokkene 5] in Duitsland (feit 1) en in Badhoevedorp (feit 3) kan worden geconcludeerd dat verdachte als leverancier betrokken is geweest bij de bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank nog het volgende. Uit het totaal aantal aangetroffen pillen (203760) in combinatie van het telefoongesprek tussen verdachte en [betrokkene 3] van 31 augustus 2009, waarin immers in versluierde taal over een aantal van 200 wordt gesproken en in combinatie met het feit dat uit de auto van verdachte twee gevulde tassen worden gehaald en in het pension worden gebracht, dat verdachte zonder tassen uit het pension komt en dat even later in twee tassen pillen zijn aangetroffen, leidt de rechtbank af dat verdachte leverancier is geweest van alle in Badhoevedorp in beslag genomen pillen. Kennelijk, zo leidt de rechtbank af uit de gang van zaken, heeft men de inhoud van de zwart/goudkleurige tas, te weten 2C-B pillen, overgeheveld in de rode Dirk van den Broek tas.
4.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1:
hij op 09 augustus 2009 te Zoetermeer opzettelijk heeft afgeleverd ongeveer 90.793 pillen, van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3:
hij op 01 september 2009 te Zandvoort opzettelijk heeft vervoerd en afgeleverd, ongeveer 201.330 pillen, van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan de aflevering van een grote hoeveelheid 2C-B pillen. Deze onder lijst I van de Opiumwet vallende verdovende middelen - die veelal worden gebruikt door jonge mensen - brengen onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid met zich mee.
Bij de beoordeling van de zaak past de rechtbank artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr.) toe en houdt zij rekening met het feit dat verdachte op 12 mei 2010 is veroordeeld door de rechtbank te Den Haag tot drie jaar gevangenisstraf voor feiten die zich uitstrekken tot dezelfde periode als de onderhavige zaak. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte al weer enige tijd vrij is en begonnen is met zijn resocialisering, hetgeen goed verloopt, en dat hij naast de veroordeling van de rechtbank Den Haag niet vaker is veroordeeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat anders dan officier van justitie in haar eis tot uitdrukking heeft gebracht, er geen ruimte is om te komen tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat op grond van de ernst van de feiten dat voor elk bewezenverklaard feit de maximale taakstraf passend en geboden is.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 22c, 22d, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 2, 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van EEN (1) JAAR, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van VIERHONDERDTACHTIG (480) UREN taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 240 dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. P.M. Wamsteker en mr. M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2012.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen en maken deel uit van het dossier met nummer PL1200/08-537057 (Onderzoek Vista).
2 Het proces-verbaal bevindingen camera observatie locatie [woning leider criminele organisatie] te IJmuiden d.d. 9 maart 2010 (dossierpagina B04 004565-66).
3 Het proces-verbaal van observatie d.d. 10 augustus 2009 (dossierpagina B04 004785).
4 Proces-verbaal identiteit gebruiker […8620], […9269] en […8885], [verdachte] d.d. 13 oktober 2011 (dossierpagina B04 004968).
5 Tapgesprek TA6676 record 207 (B04 002763).
6 Het proces-verbaal van observatie d.d. 10 augustus 2009 (dossierpagina B04 004785 en 86) en proces-verbaal vaststelling identiteiten van diverse personen uit ZD-04 E en F en G d.d. 19 maart 2012 (B04 004993-004995).
7 Tapgesprek TA6676 record 209, dossierpagina B05 002764.
8 Het proces-verbaal van observatie d.d. 10 augustus 2009 (dossierpagina B04 004787) en het proces-verbaal vaststelling identiteiten van diverse personen uit ZD-04 E en F en G d.d. 19 maart 2012 (B04 004995).
9 Tapgesprek TA6676 record 211, dossierpagina B04 002766.
10 Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 9 augustus 2009 (dossierpagina H 004323 e.v.) en het proces-verbaal Aanhouding [betrokkene 5] in Duitsland (ZD-04) (B04 004992).
11 Een schriftelijk stuk inhoudende foto's en Duitstalige beschrijving van de Jupiler tas met inhoud (dossierpagina H 000004328-000004330).
12 Een schriftelijk Duitstalig stuk Ermittlungen gegen [betrokkene 5] d.d. 11 augustus 2009 (dossierpagina H 000004385 en 000004386).
13 Tapgesprek TA9895 record 13, dossierpagina B04 002793.
14 Het proces-verbaal van observatie d.d. 2 september 2009 (dossierpagina B04 004847-004848).
15 Tapgesprek TA8620 record 28, dossierpagina B04 002797.
16 Het proces-verbaal van observatie d.d. 2 september 2009 (dossierpagina B04 00 4847- 004848).
17 Het proces-verbaal van vaststelling identiteiten van diverse personen uit ZD-04 E, F en G d.d. 19 maart 2012, (dossierpagina B04 004997-004999) en het proces-verbaal van verhoor [betrokkene 27] d.d. 3 september 2009 (dossierpagina B04 003464).
18 Dat de tassen gevuld zijn blijkt uit de onderste foto opgenomen op dossierpagina B04 004856 als bijlage bij het proces-verbaal van observatie d.d. 1 september 2009 dossierpagina B04 004847.
19 Het proces-verbaal van vaststelling identiteiten van diverse personen uit ZD-04 E, F en G d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina B04 004999).
20 Het proces-verbaal observeren dinsdag 1 september 2009 d.d. 2 september 2009 met de daarbij behorende fotobijlagen (dossierpagina B04 004847 tot en met B04 004856).
21 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 september 2009 (dossierpagina B04 003304-003305).
22 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 september 2009 (dossierpagina B04 003306) en het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 6 oktober 2009 inclusief de daarbij behorende fotobijlagen (dossierpagina B04 003308-003309 en B04 003315-003318).
23 Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 6 oktober 2009 (dossierpagina B04 003326).
24 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2009 (dossierpagina B04 003482-B04 003483).
25 Het proces-verbaal vervolg sporenonderzoek d.d. 6 oktober 2009 (dossierpagina B04 003327).
26 Een schriftelijk stuk, te weten het deskundigenrapport van het NFI d.d. 8 september 2009, NFI zaaknummer 2009.09.04.022 (dossierpagina B04 003346-003348).