Parketnummer: 15/740781-10 (Onderzoek Vista)
Uitspraakdatum: 2 augustus 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 februari 2011, 10 mei 2012 en 19 juli 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[Zaaksdossier 02: Bemiddeling voor wekelijkse leveringen van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne van de gebruiker van de telefoon met het nummer […3119] aan de Engelstalige contacten van NN-Rob]
hij in of omstreeks de periode van 02 september 2009 tot en met 08 september 2009 in de gemeente Velsen en/of te Hoorn en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in België en/of in Frankrijk en/of in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of verkopen en/of afleveren van (een) (aanzienlijke) hoeveelhe(i)d(en), cocaïne, althans (een) middel(en) van lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
- één of meer (telefoon)gesprekken gevoerd en/of één of meer SMS-berichten verzonden en/of uitgewisseld, waarin (een) afspra(a)k(en) met elkaar en/of met (een) ander(en) werd(en) gemaakt en/of (al dan niet gecodeerd en/of versluierd) informatie aan elkaar en/of aan (een) ander(en) werd doorgegeven omtrent
* de omvang van de (te verhandelen) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans de/het middel(en) van lijst I van de Opiumwet, (bijvoorbeeld: "Dus het wordt misschien wel 40 tot 50 in de week" en/of "aankomende week al 50"), en/of
* de frequentie, waarmee de (te verhandelen) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans de/het middel(en) van lijst I van de Opiumwet, geleverd zou(den) moeten gaan worden (bijvoorbeeld: "het moet straks wekelijks") en/of
* de (directe) beschikbaarheid van de (te verhandelen) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans de/het middel(en) van lijst I van de Opiumwet (bijvoorbeeld: "er is niet zoveel vandaag" en/of "Der zijn er nou 4 en eh maandag is de rest er pas" en/of "hij wil het ook in delen doen") en/of
* het prijsniveau van de (te verhandelen) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans de/het middel(en) van lijst I van de Opiumwet (bijvoorbeeld: "zakken tot 36" en/of "37 en half, toch?") en/of
* (de wens tot) het bekijken en/of het testen van een monster van de (te verhandelen) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans de/het middel(en) van lijst I van de Opiumwet (bijvoorbeeld: "hij had graag morgen een sample gezien").
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden.
4.1. Bespreking van het gevoerde bewijsmiddelenverweer
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting - zakelijk weergegeven - bepleit dat het tappen in de periode 2 tot en met 7 september 2009 - op naam van [leider criminele organisatie] met als reden om inzicht te krijgen op de activiteiten van medeverdachte [medeverdachte 20] - van het mobiele telefoonnummer […0239] (hierna: nr. 0239) dat destijds in gebruik was bij verdachte onrechtmatig is geschied en dat alle daaruit voortkomende vruchten van dit tappen, namelijk de opgenomen tapgesprekken, dienen te worden uitgesloten van meewerking aan het bewijs nu deze zijn voortgekomen uit een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en verdachte dientengevolge wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman van verdachte allereerst aangevoerd dat de rechter-commissaris in de tapaanvraag onjuist is voorgelicht. In deze aanvraag staat namelijk dat nr. 0239 in augustus 2009 nog in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte 20]. Nergens blijkt evenwel dat medeverdachte [medeverdachte 20] in augustus 2009 nr. 0239 gebruikte, terwijl bovendien een eerder afgegeven tapmachtiging op nr. 0239, in mei 2009, geen belastend materiaal had opgeleverd, zodat de machtiging ex artikel 126m Sv niet verstrekt had mogen worden.
In de tweede plaats heeft de raadsman van verdachte ter onderbouwing van bovengenoemd standpunt aangevoerd dat zelfs als medeverdachte [medeverdachte 20] nr. 0239 heeft gebruikt niet is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit nu niet gezegd kan worden dat het onderzoek dringend vorderde dat het nummer van verdachte zou worden getapt. Immers is verdachte eerst ten tijde van het tappen van zijn telefoon als verdachte aangemerkt terwijl met betrekking tot hem geen connectie met [leider criminele organisatie] bekend was. Het tappen vormt in deze omstandigheden, waarin geen redelijke verdenking jegens verdachte bestond, een onaanvaardbare doorkruising van de wettelijke waarborgen en een inbreuk op de privacy van verdachte, aldus de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 126m Sv kan de officier van justitie, na een schriftelijke machtiging daartoe van de rechter-commissaris, bevelen dat telefoongesprekken worden opgenomen indien sprake is van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en indien het onderzoek het opnemen van telefoongesprekken dringend vordert.
Het staat derhalve in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 126m Sv. De rechter-commissaris dient vervolgens bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt te toetsen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Aan de rechtbank ligt thans de vraag voor of de rechter-commissaris in redelijkheid tot het verlenen van die machtiging heeft kunnen beslissen.
Uit het dossier is gebleken dat op 26 mei 2009 (dossierpagina F00 02476 e.v.) voor het eerst een tapaanvraag met betrekking tot het nr. 0239 wordt gedaan welke machtiging een dag later door de rechter-commissaris wordt verleend. Als reden voor de aanvraag wordt vermeld dat er vermoedelijk een verband bestaat tussen de activiteiten van medeverdachte [medeverdachte 20] en de komst van [betrokkene 3] naar [leider criminele organisatie]. In deze aanvraag wordt voorts melding gemaakt van twee tapgesprekken tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 20] op 16 mei 2009, waarbij medeverdachte [medeverdachte 20] gebruikt maakt van voornoemd telefoonnummer. Anders dan de verdediging stelt was nr. 0239 dus niet alleen op 11 november 2008 door [medeverdachte 20] gebruikt, doch ook meer recentelijk. Op 29 mei 2009 is besloten om de tap per direct te beëindigen.
Vervolgens wordt er op 2 september 2009 andermaal een tap geplaatst op, onder meer, nr. 0239. Het betreft een spoedtap naar aanleiding van telefoongesprekken die medeverdachte [medeverdachte 20] op 25 en 27 augustus 2009 vanuit Madrid met [leider criminele organisatie] voerde. In de aanvraag (dossierpagina F00 02939) staat dat nr. 0239 in augustus 2009 nog in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte 20] hetgeen echter uit geen van de zich in het dossier bevindende stukken blijkt. Wel is uit de hiervoor aangehaalde eerste tapaanvraag gebleken dat het nummer op 16 mei 2009 nog door [medeverdachte 20] werd gebruikt. Voorts werd nr 0239 blijkens een proces-verbaal van 1 april 2009 (dossierpagina D00 03845 tot en met D00 03846) op 11 november 2008 gebruikt door [medeverdachte 20].
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechter-commissaris ten tijde van de tweede tapaanvraag weliswaar onvolledig is voorgelicht, omdat zoals hiervoor is weergegeven uit geen van de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat nr. 0239 in augustus 2009 in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte 20]. De verleende machtiging van de rechter-commissaris is echter niet onrechtmatig afgegeven, nu uit de hiervoor aangehaalde dossierstukken is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 20] kennelijk zowel in november 2008 als in mei 2009 nr. 0239 heeft gebruikt en de rechter-commissaris gelet op de overige omstandigheden ten tijde van het aanvragen van de tweede tap - te weten de telefooncelgesprekken tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 20] in augustus 2009 en het feit dat van [medeverdachte 20] geen 'eigen' telefoonnummers bekend zijn - ook indien [medeverdachte 20] in augustus 2009 geen gebruik heeft gemaakt van nr. 0239 in redelijkheid tot het verlenen van die machtiging heeft kunnen beslissen. De rechtbank verwerpt dan ook het door de raadsman van verdachte gevoerde verweer.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
4 september 2009
Op 4 september 2009 om 12:06 wordt verdachte (F) gebeld door medeverdachte [medeverdachte 21] (N)2. Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
N: He het zou vandaag allemaal geregeld kunnen worden.
F: Ja.
(...)
F: Had had je al een een prijsje ook voor me?
N: Ja ja ja. Hij zegt als het voor mij is.
F: Ja. Wat zeg jij?
N: Als het voor mij is.
F: Ja.
N: Dan is het drie een (31).
F: Ja.
N: Dan moetje gewoon even een broodje voor mij opgooien of zo.
F: Oke dan.
N: Ja.
F: Nou is goed. Hoe gaan we dat regelen, ik ga even naar die jongen toe die bel ik even op.
N: Ja.
F: Want dan neem ik dat even mee snap je.3
Zeven minuten later, om 12:13, belt medeverdachte [medeverdachte 20] (D) vanaf het nummer […5761], zijn huislijn,4 met [medeverdachte 21] (N). Het gesprek tussen beiden houdt onder meer het volgende in:
D: Heb jij hebt afgesproken met Dokie?
N: Ja ehh hij heeft me net gebeld.
D: Ja.
N: En hij zou bij me komen een uur of een twee.
D: Oke dan.
N: Luister over "R" gesproken, ik zit te denken van ehh over eehh, die belt me ook weer natuurlijk als een gek.
D: Ja.
N: Enneh ik ken wel wat regelen.
D: Ja.
N. Maar ehh.
D: Bel me nou maar eens terug op dat andere nummer effies.
N; Oke.
D: Want ik heb geen tegoed dan kan ik niet meer bellen, want ik ben los.5
Die avond, om 18:56, belt [medeverdachte 20] weer vanaf zijn huistelefoon met [medeverdachte 21]. In dit gesprek zegt hij onder meer:
Luister ik heb niet die kleine gesproken weet je wel, de jongste ervan en die was bij Gus nou. Als je die belt krijg je die ook aan de telefoon dan kan je wat met hem afstemmen. Want hij zegt wanneer gaat het nou want die jongen zit te wachten. Ik zag nou luister hij gaat eerst jouw kant op maar normaal gesproken maar, maar bel jij maar op want ik bel met die kuttelefoon.6
Die avond, om 21:42 uur, belt verdachte (F) naar het telefoonnummer […3119] in gebruik bij een onbekend gebleven man met een Surinaams accent (N). Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
F: He moet je horen. Ik ben nu bij die man he.
N: Ja.
F: Ben ik even mee in gesprek.
N: Ja.
F: Maar moet je horen. Waar we het over hadden he dat aantal dat is nog niks. Eigenlijk willen ze dat het liefst elke week en misschien dan nog wel meer weetje wel. Dus hij moet gewoon aan zijn kant zakken.
(...)
F: Oke dus het wordt misschien wel 40 tot 50 in de week.
N: Serieus nee dat is wel erg goed ja.
F: Ja dat is serieus.
N: Oke. Nee goed.
F: Wanneer weetje wat daarvan want hij moet gewoon nog zakken aan zijn kant.
N: Ja. Tot de 36 36 he.
F: He? Ja.
N: Ja tot de 36. Ja nee is goed. Komt voor mekaar
F: Ja dat is heel belangrijk om te weten natuurlijk.
N: Ja nee tot de 36 dan.
F: Ja?
N: Ja, zeker.
F: Nou laat het, kan je mij dat vanavond nog laten weten of weet je dat niet.
N: Ik weet het nu al eigenlijk, gewoon ehh 36.
F: Weet je dat heel zeker.
N: Ja ja ja ja ja. ik ben nu toevallig met mijn neef dus.
F: Nou sluit het even kort en bel mij eventjes terug. Voor de zekerheid want ik zit hier met die mensen en die zeggen gewoon nu meteen ja of nee hoor dan.
N: Ja nee daarom, ik zit ook hier met mijn neef en hij zegt dat het goed is.
F: Ja?
N: Ja hij zegt dat het goed is.
F: Ja wanneer kunnen we het doen dan moeten we dan morgen wat afspreken?
N: Ja morgen ja.7
Drie minuten na dit gesprek belt verdachte (F) naar [medeverdachte 21] (N). Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
F: He kerel. He ik ben nou hiero he maar ehhh het is niet alleen voor deze week he, het is misschien voor de week daarop en de week daarop weet je wel.
N: Ja.
F: Maar maar dat wisten we niet dus ik heb je waar we net vandaan kwamen die heb ik net gebeld en nou nou hebben we het toch voor die prijs nog kunnen pakken. Dus dan gaan we morgenochtend wat doen.
N: Mooooi.
F: Ja.8
Ongeveer twee en een half uur later, om 23:12 uur, neemt verdachte (F) contact op met [medeverdachte 20] (D). Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
F: He hoe laat ben je morgen wakker?
D: Ehhhhh.
F: Een uurtje of 10, 11 of zo?
D: Hoezo heb je ehhhhhh.
F: Nou we moeten misschien even wat doen morgen dus we moeten maar even kijken hoe of wat.
D: Ja maar hoe laat heb je afgesproken of iets.
F: Nou ik heb nog niks afgesproken, ik krijg morgen voor twaalf uur een krijg ik een telefoontje van hoe of wat en dan moeten we wat gaan doen eigenlijk als het goed is.
(...)
F: Want ik heb net die Rob weer gesproken.
D: Ja.
F: Hier in Amsterdam en die Rick (fon) ook.
D: Let maar op want die telefoon is kut.
F: Ja is goed9
5 september 2009
Op 5 september 2009 om 12:41 uur belt verdachte (F) uit naar telefoonnummer […3119] van voornoemde onbekend gebleven man met het Surinaamse accent (N). Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
F: Hai. He ik heb nog een vraag, is het niet te regelen voor vandaag?
N: Ehhh nee want er is niet zoveel vandaag dat is het. Het wordt nu juist geregeld.10
Om 12:49 uur belt verdachte (F) vervolgens met [medeverdachte 21] (N). Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
F: ik heb hem net gesproken maar het wordt pas maandag.
N: maandag, hoezo dat.
F: ja hij zegt dat ze er niet bij kunnen, dat ze er pas maandag bij kunnen komen,
N: heb je het Rob verteld.
F zegt dat Rob wel niet blij zal zijn.
Vervolgens vraagt [medeverdachte 21] in dit gesprek of verdachte ook de andere neef heeft gesproken, de oudere. Ook zegt [medeverdachte 21] dat verdachte die gozer maar het nummer van [medeverdachte 21] moet geven en dat hij ([medeverdachte 21]) verdachte belt als hij hem gesproken heeft.11
Vervolgens belt verdachte om 12:51 uur uit naar het telefoonnummer […3119] van voornoemde onbekend gebleven man met het Surinaamse accent (N) en zegt hij tegen deze man dat hij Lothar even moet bellen op het nummer […7712] hetgeen de onbekend gebleven man gaat doen.13 Precies vijftig minuten later, om 13:41 uur wordt verdachte (F) gebeld door voornoemd prepaid nummer van [medeverdachte 21] (N). Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
N: He. Ik met hem gesproken he.
F: Ja.
N: Ehhh hij heb er 4 toch,.... (ovs)
F: Wat zei je?
N: Hij heb ehhh 2 paar schoenen hebt ie.
F: Ja dat wist ik, dat wist ik, maar dat is tekort he.
N: Ja maar dan zeg je tegen Rob dan neemt ie dat alvast toch. Dan ziet ie al wat en de rest komt ehh maandag. Dan weet ie tenminste wat het is.
F: Ja oke gaan ik even doen.14
Om 14:12 uur belt verdachte met het telefoonnummer […7903] in gebruik bij een onbekend gebleven persoon genaamd 'Rob' (NNRob).15 Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
F: Hai kerel. He moet je horen. Der zijn er nou 4 en ehh maandag is de rest er pas.
N: Oke, oke.
F: Dus ik zou zeggen overleg het effetjes over hoe en dan hoor ik het wel van je ja.
N: Wacht effe, ehh (...) wat het waarschijnlijk wel is dat we elkaar even ontmoeten.
F: Ja.
N: Dat ie der 1 ziet dat ie die even kan meenemen om te testen en dan dan alleen deze 4 voorlopig en maandag de rest.16
Drie minuten later om 14:14 uur ontvangt verdachte een sms-bericht van het telefoonnummer […7903] in gebruik bij eerdergenoemde onbekend gebleven persoon genaamd 'Rob' (hierna: NNRob) . Het sms-bericht houdt in:
"En de Prijs?"17 Een minuut later, te weten om 14:15 uur stuurt verdachte als antwoord: "Die weet je toch"18 waarop verdachte (F) vervolgens weer vijf minuten later, om 14:20 uur, naar voornoemd nummer van NNRob (N) belt. Dit gesprek houdt onder meer in:
F: He, wat wou ik zeggen ik krijg het niet zomaar mee he.
N: Nee
F: Maar je kan het ongeveer vergelijken met wat je gisteren heb gezien.
N: Oke oke maar hij kan wel wat zien natuurlijk, dat wel?
F: Ja tuurlijk
N: Oke je neemt wel wat mee, oke prima.19
Tien minuten daarna, het is dan inmiddels 14:30 uur, belt verdachte (F) weer met [medeverdachte 21] (N). Dit gesprek houdt onder meer in:
F: Oke oke, he moet je horen nou heb ik weer een meningsverschil met die ene, die ik gisteravond heb gesproken, over de prijs. 37 en half toch?
N: Ja.
F: Per paar?
N: Ja.
F: Per ehh per ehh schoen hoe heet het ja.
N: Ja.
F: Hij zegt nou weer van niet. Hij zegt 37.
N: Weet je wat laat het maar zitten gewoon. Zeg tegen hem.
F: Ik zeg ook gewoon ik zeg dat het de rek is eruit gewoon klaar.
N: Dan gewoon zeggen van laat maar zitten man tegen hem.
(...)
F: We zijn bezig weer voor niks, weet je.
N: Ja moet je tegen hem zeggen luister ik ga niet meer.
F: Ik ga er geen tijd meer in steken er komt niks uit.20
Om 16:08 heeft verdachte telefonisch contact met [medeverdachte 20] en zegt hij tegen [medeverdachte 20] onder meer:
Nou dat andere is niks geworden.21
Nadat verdachte een aantal keren niet opneemt wanneer NNRob hem belt en - voor zover uit het dossier kenbaar is - niet op de sms-berichten van NNRob reageert neemt verdachte (F) om 21:29 uur weer op wanneer NNRob (N) hem belt. Dit gesprek houdt onder meer in:
N: Ik zeg we moeten praten alles is ok. Ik heb net met die man gesproken, die wil er vijf nul hebben, maandag dinsdag, alles wat er is, geen probleem. Voor die prijs.
F: ja voor welke? Voor 37 of 37 half.
N: Nee 37 half.
F: 37 half?
N: Ja, helemaal gedaan.
F: Heb je die ehh heb je onze vriend nog gesproken die in de auto zit.
N: Welke?
F: Onze vriend die onderweg is naar Spanje, heb je die nog gesproken?
(...)
N: Nee die helemaal niet want die pakt gewoon niet op.
F: Ja maar die zegt, ik ben er klaar mee en me dit en me dat en weet ik allemaal.
N: Wat heb hij wat heb hij want is nou zijn doen dan? Jij kent dat contact toch ook?
F: Ja.
(...)
N: Kuttekop. We kunnen hier goed aan verdienen, dit gebeurd iedere week he met deze mannen.
F: Ik ga hem even bellen straks ja?
N: Iedere week.22
Vervolgens wordt verdachte (F) om 21:36 uur gebeld door het telefoonnummer […7920] in gebruik bij [medeverdachte 21] (N).23 Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
N: Heb R je nog gebeld?
F: Wie heb mij gebeld?
N: Rob.
F: Ja die heb mij gebeld ja.
(...)
F: Ik heb hem wel gesproken nou willen ze der wel maandag willen ze der wel 50.
N: (begint te lachen)
F: Hij kreeg eerst een berichtje van ehh hij heb een ander contact vanavond om negen uur ziet ie die. Dat is natuurlijk niks geworden.
N: Ja.
F: Nou komt ie toch weer terug op hangende pootjes denk ik.
(...)
F: En anders gaat onze gezamenlijke vriend die komt anders maandag naar Engeland toe he, dat weet je he?24
Om 22:09 uur, belt verdachte (F) met voornoemde onbekend gebleven man met het Surinaamse accent (N) met nummer […3119]. Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
F: he moet je horen kunnen wij maandag wat doen denk je of niet
NN: ik denk het wel maar weet je wat het is. Ik denk dat het niet in één keer gaat maar misschien een paar per dag of zo.
F: nee dat mag allemaal in delen. In delen is ook goed, dat geeft niks
(...)
F: Ik denk niet dat dat het probleem is, maar het moet straks wel wekelijks he.
NN: jajaja, dat is niet echt een probleem, maar ...
F: en ze willen deze aankomende week al 50.
NN: oh je, ok, dat moet ik ff kijken dan.
F: kijk maar even wat je ken doen, ik hoor het van je.
NN: als we er nou vijf doen, dan is mijn neef zeg maar ook overtuigd en dan weet ie dat het serieus is. En dan weet ie dat het echt aan de slag gaat,
F: nee, maar dat is geen probleem, ja dat kunnen we zo...
NN: want nu denkt ie dat ie zeg maar, vijftig, ja goed zal wel. Maar als ie nou ziet dat er al vast vijf weg gaan of zo..
F: ja, nee.
NN: Dan weet ie straks ok
F: anders doen we er gewoon effetjes twee of zo, weet je wel.
NN: ja, ja, dat bedoel ik.
F: en dan kennen we effe praten met mekaar.
NN: Ja toch.
F: dan neem ik ze wel gewoon mee.25
6 september 2009
Op 6 september 2009 om 00:16 wordt verdachte (F) gebeld door het nummer […7903] in gebruik bij NNRob. Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
F: maandag tussen 2 en 4.
NNRob: oke dan moet ik hem dat zeggen, hij had graag morgen een sample gezien maar dat kan dat maandag tussen 2 en 4.
NNRob: hij wil er vijf nul, gaat dat lukken.
F zegt dat het niet op 1.
NNRob onderbreekt hem en zegt: nee dat zegt ie ook desnoods 10, 10, 10 of 25, 25 per dag maakt niet uit.
F: hij dacht zelf een dag of 3 want hij wil het ook in delen doen om zelf de kat uit de boom te kijken.
NNRob: zeg laten we dat alsteblieft lekker doorgaan want dan verdienen we allemaal een centje.
F zegt dat hij dat ook hoopt.
F zegt dat hij (derde) ook eerst de kat uit de boom wil kijken omdat hij niet weet wat hij er aan heb.
F zegt dat hij maandag om 2 uur bij Rob wil zijn.26
Om 21:58 uur belt [medeverdachte 20] (D) naar het Spaanse telefoonnummer […9914] in gebruik bij [medeverdachte 21] (N).27 Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
N: He luister morgen heb je ook een afspraak met Rob he?
D: Eh ja?
N: Ja dat zei [verdachte].
D: Oh oke dan is goed dan moet ik... (ovs) ... bellen.
N: Ja want ehh Rob zij eerst nee.
D: Ja.
N: En nou weer ja.28
4.3. Bewijsoverweging
Uit bovenstaande telefoongesprekken blijkt dat verdachte samen met [medeverdachte 20] en [medeverdachte 21] bemiddelden bij een beoogde transactie van cocaïne. Dit leidt de rechtbank af uit het volgende.
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 4 september 2009 tot en met 6 september 2009 veelvuldig telefonisch contact plaatsvindt tussen - met name - verdachte en zijn medeverdachten. Voorts heeft verdachte telefonisch contact gehad met een onbekend gebleven man met een Spaans telefoonnummer en de onbekend gebleven man NNRob. In de door verdachte en zijn medeverdachten gevoerde - en hierboven weergegeven - telefoongesprekken wordt naar het oordeel van de rechtbank verhullend en/of versluierd taalgebruik gebezigd. Zo wordt onder andere over 'schoenen' gesproken, terwijl dit woord - gelet op de context waarin het gebruikt is, waarin onder andere wordt gesproken over het testen en over een sample - niet letterlijk bedoeld kan zijn en verdachte noch zijn medeverdachten een aannemelijke verklaring voor deze gesprekken hebben gegeven. Niet is gebleken dat verdachte dan wel zijn medeverdachten in schoenen handelen.
Voorts blijkt uit de door medeverdachte [medeverdachte 20] op 4 september 2009 om 12:13 uur, 18:56 uur en 23:12 uur gevoerde telefoongesprekken met zijn medeverdachten dat hij de zaken niet wil bespreken met zijn (vaste) huistelefoon. Hij vraagt immers, in het gesprek van 12:13, of [medeverdachte 21] hem wil terugbellen op zijn ander nummer; in het gesprek van 18:56 zegt hij tegen [medeverdachte 21] Bel jij maar op, want ik bel met die kuttelefoon; en in het gesprek van 23:12 uur zegt hij tegen verdachte Let maar op, want die telefoon is kut. Nu uit de uitgewerkte tapgesprekken niets blijkt van een slechte verbinding, terwijl er ook geen verband te leggen valt tussen beltegoed, een vaste telefoon en teruggebeld worden, duidt een en ander erop dat [medeverdachte 20] bevreesd was afgeluisterd te worden op het - immers gemakkelijk naar hem te herleiden - vaste telefoonnummer.
Een en ander duidt er, in onderling verband en samenhang bezien, op dat verdachte en zijn medeverdachten bezig waren met illegale activiteiten.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van de hiervoor weergegeven getapte en afgeluisterde telefoongesprekken en onderschepte sms-berichten in onderling verband en in samenhang bezien, niet anders geconcludeerd kan worden dan dat die gesprekken en sms-berichten tussen verdachte en zijn medeverdachten betrekking hadden op de voorbereiding en bevordering van de verkoop, de aflevering, het verstrekken en vervoeren van handelshoeveelheden cocaïne. Voor dat oordeel is van belang de in voormelde telefoongesprekken gebezigde getallen zoals 40 tot 50 in de week, aankomende week al 50, waarmee kennelijk, mede in combinatie met de genoemde prijzen, wordt gedoeld op het aantal kilo's. De prijzen die genoemd worden zijn: '(zakken tot) 36, 37 en half toch?. Hierbij gaat het om duizendtallen, hetgeen de rechtbank afleidt uit de besproken beoogde levering in delen in combinatie met het kennelijk aantal betrokken personen. Zou het niet om duizendtallen gaan, dan zou een en ander wel erg omslachtig zijn. Dat het om duizendtallen gaat blijkt bovendien uit de - door medeverdachten in verband met andere, gelijksoortige transacties (ook in september 2009, waarin ook medeverdachten en NNRob betrokken zijn, waarin ook over levering in delen en over testen wordt gesproken) besproken winstmarges: jij moet eh voor ons, tweeduizend meer hebben (TA5761 record 1157 van 21 september 2009 dossierpagina B02 001488), tweeduizend, dat scheelde een paar rooie (TA1414 record 107 van 26 september 2009, dossierpagina B02 001511-001512), Dan ga je toch eerst dit regelen en dan ga je toch daarna eten als alles geregeld is, want dan heb je verdomme 20 ruggen in je zak, snap je? en Kijk als je 2 3 rooie verschil heb het is wat minder en er is niet dan is het ook goed (TA1414 record 107 van 26 september 2009 B02 001511-001512) (een rooie is € 1.000,00). Deze prijzen vallen binnen de prijzen van handelshoeveelheden cocaïne in 2009, als weergegeven in het proces-verbaal drugsprijzen d.d. 4 november 2010 (dossierpagina B02 001726-001727). Voorts is het de rechtbank ook ambtshalve bekend dat de handelswaarde voor een kilo cocaïne kan variëren en destijds tussen de 32.000 en 40.000 euro lag.
Dat de voorbereidingshandelingen op de verkoop, de aflevering, het verstrekken en vervoeren van cocaïne zien volgt naar het oordeel van de rechtbank - naast hetgeen zojuist is overwogen - uit de omstandigheid dat in de hiervoor weergegeven soortelijke gesprekken van medeverdachten de termen 'krijters, lagers, gelaagd en gelagerd' worden gebezigd, welk woorden volgens de verbalisanten van de regionale recherche uit een door hen uitgevoerd onderzoek door middel van het raadplegen van nationale drugsfora - weergegeven op dossierpagina B02 001709-001725 - in de straattaal voor kwaliteitsaanduidingen van cocaïne worden gebezigd.
Verdachte heeft gedurende het onderzoek niet willen verklaren. Hij heeft zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen hetgeen hij ook ter terechtzitting van 10 mei 2012 heeft gedaan. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf niet kan bijdragen tot het bewijs (HR 10 november 1998, NJ 1999/139), maar dat een rechter wel - indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven - zulks in zijn overwegingen mag betrekken (HR 15 juni 2004, NJ 2004/464; EHRM 8 februari 1996, NJ 1996/725 Murray tegen het Verenigd Koninkrijk en onlangs nog HR 5 juni 2012, LJN BW7372, NJ 2012, 369). Onlangs heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 5 juni 2012 (LJN BW7372, NJ 2012/369) overwogen dat de stelling dat zulks alleen mag indien sprake is van een 'formidable case' geen steun vindt in het recht.
In het licht van hetgeen hiervoor, in samenhang en onderling verband bezien, is opgenomen en in aanmerking genomen dat verdachte geen redengevendheid voor het bewijs ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor de inhoud van bovengenoemde door hem en zijn mededaders gevoerde tapgesprekken en verstuurde sms-berichten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in de periode van 4 september 2009 tot en met 6 september 2009 samen met anderen opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen gericht op het verstekken, verkopen en afleveren van aanzienlijke handelshoeveelheden cocaïne.
Hoewel uit de telefoongesprekken blijkt van contacten in het buitenland, is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de beoogde transacties invoer of uitvoer uit Nederland betroffen.
4.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
[Zaaksdossier 02: Bemiddeling voor wekelijkse leveringen van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne van de gebruiker van de telefoon met het nummer […3119] aan de Engelstalige contacten van NN-Rob]
hij in de periode van 4 september 2009 tot en met 6 september 2009 in de gemeente Velsen en/of elders in Nederland en in Spanje, tezamen en in vereniging met anderen, om feiten, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het meermalen opzettelijk vervoeren en/of verstrekken en/of verkopen en/of afleveren van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen,
immers hebben verdachte, en zijn mededaders opzettelijk
- telefoongesprekken gevoerd en sms-berichten verzonden en uitgewisseld, waarin afspraken met elkaar en met anderen werden gemaakt en al dan niet gecodeerd en versluierd informatie aan elkaar en aan anderen werd doorgegeven omtrent
* de omvang van de te verhandelen hoeveelheden cocaïne, bijvoorbeeld: "Dus het wordt misschien wel 40 tot 50 in de week" en "aankomende week al 50", en
* de frequentie, waarmee de te verhandelen hoeveelheden cocaïne geleverd zouden moeten gaan worden, bijvoorbeeld: "het moet straks wekelijks" en
* de directe beschikbaarheid van de te verhandelen hoeveelheden cocaïne, bijvoorbeeld: "er is niet zoveel vandaag" en "Der zijn er nou 4 en eh maandag is de rest er pas" en "hij wil het ook in delen doen" en
* het prijsniveau van de te verhandelen hoeveelheden cocaïne, bijvoorbeeld: "zakken tot 36" en "37 en half, toch?" en
* de wens tot het bekijken en het testen van een monster van de te verhandelen hoeveelheden cocaïne, bijvoorbeeld: "hij had graag morgen een sample gezien".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 4 september 2009 tot en met 6 september 2009 samen met anderen schuldig gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen gericht op het verstekken, verkopen en afleveren van cocaïne. Verdachte onderhield contacten met zowel de onbekend gebleven leverancier, de medeverdachten in Nederland als de (onbekend gebleven) persoon NN Rob (welke kennelijk als tussenpersoon voor de afnemers optrad) en vormde een onmisbare schakel bij deze feiten. Verdachte had aldus een organiserende rol in het geheel van gedragingen ten aanzien van de bemiddeling voor wekelijkse leveringen van hoeveelheden cocaïne van een onbekend gebleven leverancier aan de contacten van voornoemde tussenpersoon NN Rob.
Verdachte heeft door zijn handelswijze een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het drugscircuit. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De intentie was gericht op het verstrekken, verkopen en afleveren van hoeveelheden van dien aard dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Mede in aanmerking nemend het bewezen verklaarde feit en de rol die verdachte heeft gespeeld, alsmede de straffen die ten aanzien van dit soort misdrijven in soortgelijke gevallen worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De rechtbank merkt op dat de officier van justitie bij een eis van een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden - kennelijk - de ernst van de zaak anders waardeert dan de rechtbank.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, waarbij de rechtbank mede in aanmerking neemt dat uit de inhoud van het dossier niet is gebleken om hoeveel cocaïne het uiteindelijk zou gaan en het kennelijk bij pogingen is gebleven nu niet blijkt van geslaagde leveringen. Voorts neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat de voorbereidingshandelingen werden verricht in een relatief korte periode van slechts zeven dagen, dat het hier een oud feit betreft en dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van opzet op de in/uitvoer van cocaïne door verdachte en zijn mededaders.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
artikelen 10 en 10a van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) MAANDEN.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. P.M. Wamsteker en mr. M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 2 augustus 2012.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen en maken deel uit van het dossier met nummer PL1200/08-086312 (Onderzoek Vista).
2 Proces-verbaal identiteit [medeverdachte 21] gebruiker [...9938], [...9939], [...9914] en [...5437] d.d. 15 september 2009 (dossierpagina B02 001655-001658).
3 Tapgesprek TA0239A record 51 (dossierpagina B02 001451).
4 Proces-verbaal [medeverdachte 21] gebruiker [...7920] d.d. 21 september 2009 (dossierpagina B02 001659-001660).
5 Tapgesprek TA5761 record 116 (dossierpagina B02 001452).
6 Tapgesprek TA5671 record 124 (dossierpagina B02 001455).
7 Tapgesprek TA0239A record 87 (dossierpagina B02 001456-001457).
8 Tapgesprek TA0239A record 88 (dossierpagina B02 001457).
9 Tapgesprek TA5761 record 135 (dossierpagina B02 001457-001458).
10 Tapgesprek TA0239A record 115 (dossierpagina B02 001459).
11 Tapgesprek TA0239A record 125 (dossierpagina B02 001459-001460).
12 Prepaid nummer van [medeverdachte 21] (dossierpagina B02 001459).
13 Tapgesprek TA0239A record 126 (dossierpagina B02 001460).
14 Tapgesprek TA0239A record 128 (dossierpagina B02 001460).
15 Proces-verbaal voorbereidingshandelingen import cocaïne d.d. 8 november 2010 (dossierpagina B02 001438).
16 Tapgesprek TA0239A record 129 (dossierpagina B02 001460).
17 Tapgesprek TA0239A record 130 (dossierpagina B02 001461).
18 Tapgesprek TA0239A record 131 (dossierpagina B02 001461).
19 Tapgesprek TA0239A record 132 (dossierpagina B02 001461).
20 Tapgesprek TA0239A record 134 (dossierpagina B02 001461-001462).
21 Tapgesprek TA0239A record 141 (dossierpagina B02 001462).
22 Tapgesprek TA0239A record 158 (dossierpagina B02 001463).
23 Proces-verbaal [medeverdachte 21] gebruiker [...7920] d.d. 21 september 2009 (dossierpagina B02 001659-001660).
24 Tapgesprek TA0239A record 159 (dossierpagina B02 001464).
25 Tapgesprek TA0239A record 161 (dossierpagina B02 001465-001466).
26 Tapgesprek TA0239A record 168 (dossierpagina B02 001466).
27 Proces-verbaal identiteit [medeverdachte 21] gebruiker [...9938], [...9939], [...9914] en [...5437] d.d. 15 september 2009 (dossierpagina B02 001655-001658).
28 Tapgesprek TA5761 record 219 (dossierpagina B02 001466-001467).