Parketnummer: 15/700613-09 (Onderzoek Vista)
Uitspraakdatum: 2 augustus 2012
Tegenspraak (ex artikel 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 februari 2011, 14 mei 2012 en 19 juli 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Litouwen,
wonende te (Litouwen) [adres],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[Zaaksdossier 04G: 2C-B pillen Badhoevedorp]
hij op of omstreeks 01 september 2009 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 201.330 pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feiten gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het onder verdachte in beslag genomen en niet terug gegeven geldbedrag ter hoogte van € 3.365,-- heeft de officier van justitie gevorderd dat dit geldbedrag dient te worden verbeurdverklaard.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op dinsdag 1 september 2009 omstreeks 18:08 uur wordt een groene personenauto, merk Audi, type A6, met Litouwse kentekenplaat [kenteken 10] (de Audi) geparkeerd op de Einsteinlaan te Badhoevedorp. De bestuurder van de Audi, die later is geïdentificeerd als [medeverdachte 16],2 stapt uit de Audi en pakt een rode tas met witte opdruk van Dirk van den Broek en een blauwe tas met gele opdruk van IKEA uit de Audi. Omstreeks 18:09 uur loopt [medeverdachte 16] de portiek van een flat gelegen aan de Einsteinlaan binnen. Omstreeks 18:10 uur loopt hij over de galerij van de derde etage van deze flat en omstreeks 18:11 uur gaat hij de woning Einsteinlaan [perceelnummer] (de woning) binnen. Hierbij neemt [medeverdachte 16] de genoemde tassen mee naar binnen. Beide tassen zijn gevuld.3
Omstreeks 18:31 uur komt [medeverdachte 16] met twee mannen, die later zijn geïdentificeerd als verdachte en [medeverdachte 18],4 uit de woning. [medeverdachte 16] draagt een rode tas met opdruk van Dirk van den Broek en verdachte draagt genoemde blauwe tas. Beide tassen zijn gevuld. Vervolgens staan [medeverdachte 16], verdachte en [medeverdachte 18] in de portiek van de flat. Omstreeks 18:32 uur komen verdachte en [medeverdachte 18] uit de portiek van de flat lopen en komt [medeverdachte 16], zonder de rode tas uit de richting van de centrale boxeningang (de boxeningang) lopen. Daarna, omstreeks 18:33 uur, staan [medeverdachte 16], verdachte en [medeverdachte 18] bij de achterzijde van een lichtblauwe personenauto, merk Opel, type Zafira, met Litouwse kentekenplaten [kenteken 11] (de Opel), die geparkeerd staat ter hoogte van de ingang van de boxeningang. De Opel staat op naam van verdachte.5 Verdachte doet de blauwe tas in de kofferbak van de Opel. Hierna, omstreeks 18:34 uur, stappen verdachte, [medeverdachte 16] en [medeverdachte 18] in de Audi en rijdt de Audi weg. Omstreeks 19:17 uur wordt de Audi op de Einsteinlaan naast de Opel geparkeerd en stappen [medeverdachte 16], verdachte en [medeverdachte 18] uit de Audi waarna zij tussen de Opel en de Audi staan. Vervolgens, omstreeks 19:20 uur, wordt de achterklep van de Opel geopend, waarna [medeverdachte 16] de genoemde blauwe tas uit de Opel pakt. [medeverdachte 16] loopt vervolgens met de gevulde blauwe tas de boxeningang in. Omstreeks 19:21 uur lopen verdachte en [medeverdachte 18] de portiek van de genoemde flat aan de Einsteinlaan binnen. Drie minuten daarna, omstreeks 19:24 uur lopen [medeverdachte 16], verdachte en [medeverdachte 18] de woning binnen. [medeverdachte 16] heeft de blauwe tas op dat moment niet meer bij zich. Omstreeks 19:39 uur loopt [medeverdachte 16] met twee andere mannen de woning uit, stapt hij met deze twee mannen in de Audi en rijdt hij weg. Omstreeks 21:59 komen verdachte en [medeverdachte 18] de woning uit, roken zij voor de woning een sigaret en gaan omstreeks 22:01 uur weer naar binnen.6
Omstreeks 23:00 uur wordt kelderbox 31, welke behoort bij de woning,7 doorzocht. Hierbij worden rechts achter in de kelderbox op de onderste plank van een stellingkast twee grote tassen, te weten een blauwe Ikea tas en een rode Dirk tas, aangetroffen. Beide tassen zijn gevuld met transparante plastic zakken, in totaal tweeëntwintig, waarin zich blauwe en gele pillen bevinden.8 Zowel de gele als de blauwe pillen hebben aan de ene zijde een paddenstoel als stempel en aan de andere zijde een streep.9 Het totale netto gewicht van de pillen bedraagt ruim 30 kilogram. Uit elke zak zijn tien tabletten gewogen, teneinde het gemiddelde gewicht van een tablet uit de betreffende zak te kunnen vaststellen. Op grond van deze gegevens is het totaal aantal pillen vastgesteld op 203.760.10 Van de tweeëntwintig aangetroffen zakken zijn monsters genomen en deze zijn naar het NFI verzonden.11 Alle monsters bevatten 2C-B (4-broom-2,5-dimenthoxyfenetylamine), welke stof is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.12
Verdachte en [medeverdachte 18] hebben beiden verklaard dat zij op 31 augustus 2009 in de middag vanuit Litouwen zijn aangekomen in de woning, dat zij aldaar logeerden en dat zij een paar dagen in Nederland zouden verblijven.13
4.2. Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman allereerst aangevoerd dat de conclusie dat de persoon NN3 verdachte zou moeten zijn slechts is afgeleid uit het feit dat het signalement op hem van toepassing is en dat hij de enige was die voldeed aan de beschrijving en aanwezig was ten tijde van de aanhouding. Het signalement zou volgens de raadsman evenwel ook een adequate omschrijving van [medeverdachte 19] kunnen zijn en dus is de conclusie dat NN3 verdachte is deductief en derhalve speculatief, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Op 1 september 2009 omstreeks 18:31 uur wordt door het observatie team gezien dat er drie mannen, te weten NN2, NN3 en NN4, uit de woning gelegen aan de Einsteinlaan [perceelnummer] te Badhoevedorp komen. NN3 wordt omschreven als een blanke man met een corpulent postuur, een dikke buik, en een kaal hoofd. Voorts is hij ongeveer 1.80 meter lang en gekleed in een licht gekleurd t-shirt en een blauwe spijkerbroek. Daarna zet NN3 omstreeks 18:33 uur een blauwe tas in de kofferbak van de Opel. Verdachte heeft verklaard dat deze auto van hem is en het Litouwse kenteken [kenteken 11] blijkt ook op zijn naam te staan.14 Om 22:01 uur, vlak voor de aanhouding van verdachte en [medeverdachte 18], wordt nog geobserveerd dat NN3 en NN4, nadat zij buiten een sigaret hebben gerookt (hetgeen verdachte ook zelf heeft verklaard15), de woning weer binnengaan. Kort daarop, te weten om 22:20 uur wordt de woning door de politie betreden en worden verdachte en [medeverdachte 18] samen met een vrouwelijke bewoonster aangehouden. Hierbij worden geen andere mannen in de woning aangetroffen. Gezien dit alles is het onaannemelijk dat NN3 [medeverdachte 19] dan wel een ander is, zoals door de verdediging gesuggereerd. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat [medeverdachte 19] ook voorkomt in het observatieverslag, en wel onder zijn eigen naam. Bovendien is vastgesteld dat het signalement van verdachte overeenkomt met het signalement van de persoon die in het observatieverslag wordt aangeduid als NN3. Tot slot is naar aanleiding van een rechtshulpverzoek door de autoriteiten in Litouwen een pasfoto van verdachte met de daarbij behorende personalia verstrekt.16 Uit hetgeen hiervoor is weergegeven stelt de rechtbank vast dat de persoon NN3 verdachte betreft.
Daarnaast heeft de raadsman ter onderbouwing van zijn standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte wetenschap van de aanwezigheid van de pillen in de tas had noch dat deze pillen 2C-B bevatten, zodat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte voornoemde 2C-B pillen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Uit de foto's 10, 11 en 13 van de rode tas en de blauwe tas, welke foto's zijn gevoegd bij het proces-verbaal sporenonderzoek van 6 oktober 2009 en welke foto's zijn gemaakt van het aantreffen op 1 september 2009 van de tassen in de kelderbox, blijkt dat beide tassen duidelijk zichtbaar zijn gevuld met doorzichtige zakken gevuld met, in totaal ruim 30 kilogram, gele en blauwe pillen.17 De tassen zijn niet voorzien van een ritssluiting dan wel enige andere sluitvoorziening. Op grond van het voorgaande kan het niet anders zijn dan dat verdachte, die de zware, niet afgesloten blauwe Ikea tas heeft gedragen en in zijn auto heeft gezet, de inhoud van in ieder geval deze de tas heeft gezien. Daarbij acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat verdachte, die zelf één van de twee tassen met pillen gedragen en vervolgens in zijn eigen auto heeft geplaatst en vervolgens door [medeverdachte 16] eruit heeft laten halen, niet zou hebben geweten wat zich in de tassen bevond. Mede gezien de vormgeving en de kleur van de pillen en gezien de hoeveelheid pillen heeft verdachte door aldus te handelen minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat voornoemde pillen een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten 2C-B, zouden bevatten. Een en ander wordt versterkt door het feit dat verdachte tijdens zijn verhoren op 3 en 9 september 2009 heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 18] alleen naar buiten zijn gegaan om te roken. Over het samen met [medeverdachte 16] dragen van de blauwe en de rode tas, het door hem plaatsen van de blauwe tas in de Opel en het door [medeverdachte 16] wegzetten van de tassen in de kelderbox, zwijgt verdachte.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich te samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid pillen van een materiaal bevattende 2C-B.
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 1 september 2009 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 201.330 pillen/tabletten bevattende 2C-B (4-broom-2,5-dimethoxyfenetylamine), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid, te weten ruim 200.000 zogenoemde 2C-B pillen. 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine) is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De hoeveelheid aangetroffen pillen was van dien aard was dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Door zijn handelswijze heeft verdachte een actieve bijdrage willen leveren aan de instandhouding van het al om aanwezige drugscircuit.
De verspreiding van en handel in 2C-B pillen gaat bovendien gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Verdachte heeft door deze stof te verhandelen een actieve bijdrage geleverd aan het ontstaan van dit soort overlast.
Gezien het feit dat het bewezenverklaarde een grote hoeveelheid pillen betreft, het feit dat verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte 16] van Litouwse afkomst zijn en verdachte daags kort voor het aantreffen van de grote hoeveelheid 2C-B pillen in de woning van [medeverdachte 16] is aangekomen en aldaar heeft verbleven, is het aannemelijk dat de intentie van verdachte er op was gericht om voornoemde pillen Nederland uit te voeren. Dit laatste is echter niet ten laste gelegd en bewezenverklaard. Bij de strafoplegging zal dan ook - anders dan kennelijk de officier van justitie in haar eis heeft meegewogen - de internationale component van het bewezenverklaarde geen rol spelen. De rechtbank komt dan ook tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding tot strafvermindering omdat verdachte lang op zijn proces heeft moeten wachten. Dat het lang heeft geduurd alvorens tot inhoudelijke behandeling kon worden overgegaan is inherent aan het feit dat de zaak van verdachte onderdeel uitmaakt van een groot onderzoek. Bovendien zijn op de regiezitting van 8 februari 2011 ook door de raadsman van verdachte onderzoekswensen geuit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag ter hoogte van € 3.365,--, dient te worden teruggegeven aan verdachte, aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Op grond van de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is een verband tussen dit geldbedrag en het bewezen verklaarde feit onvoldoende aannemelijk geworden.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en
artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEE (2) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte:
- een geldbedrag, te weten 3.365 euro.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. P.M. Wamsteker en mr. M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 2 augustus 2012.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen en maken deel uit van het dossier met nummer PL1200/08-537057 (Onderzoek Vista).
2 Proces-verbaal van vaststelling identiteiten van diverse personen uit ZD-04 E, F en G d.d. 19 maart 2012, (dossierpagina B04 004998) in verbinding met verhoor [betrokkene 27] d.d. 3 september 2009 (dossierpagina B04 003464).
3 Dat de tassen gevuld zijn blijkt uit de onderste foto opgenomen op dossierpagina B04 004856 als bijlage bij het proces-verbaal van observatie d.d. 1 september 2009 dossierpagina B04 004847.
4 Proces-verbaal van vaststelling identiteiten van diverse personen uit ZD-04 E, F en G d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina B04 004999).
5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2009 (dossierpagina B04 003357).
6 Proces-verbaal observeren dinsdag 1 september 2009 d.d. 2 september 2009 met de daarbij behorende fotobijlagen (dossierpagina B04 004847-004856).
7 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 september 2009 (dossierpagina B04 003304 -003305).
8 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 september 2009 (dossierpagina B04 003306) en proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 6 oktober 2009 inclusief de daarbij behorende fotobijlagen (dossierpagina B04 003308-003309 en B04 003315-003318).
9 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 6 oktober 2009 (dossierpagina B04 003326).
10 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2009 (dossierpagina B04 003482-003483).
11 Proces-verbaal vervolg sporenonderzoek d.d. 6 oktober 2009 (dossierpagina B04 003327).
12 Een schriftelijk stuk, te weten het deskundigenrapport van het NFI d.d. 8 september 2009, NFI zaaknummer 2009.09.04.022 (dossierpagina B04 003346-003348).
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 18] d.d. 3 september 2009 (dossierpagina B04 003382-003384) en proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 3 september 2009 (dossierpagina B04-003422-003424).
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 3 september 2009 (B04 003422) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2009 (B04 003357).
15 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 september 2009 (dossierpagina B04 003426).
16 Proces-verbaal van observeren dinsdag 1 september 2009 d.d. 2 september 2009 (dossierpagina B04 004850) en proces-verbaal van vaststelling identiteiten van diverse personen uit ZD-04 E, F en G d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina B04 004999).
17 Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 6 oktober 2009 (dossierpagina B04 003316-003317).