RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/800366-12
Uitspraakdatum: 11 juli 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 juni 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Litouwen,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 17 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, en/of te Dublin (Ierland), tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, een ander, te weten (een persoon zich noemende) [gesmokkelde] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers is/zijn/heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- met elkaar en/of met anderen contacten onderhouden en/of afspraken gemaakt en/of instructies (door)gegeven en/of ontvangen en/of
- naar de luchthaven Schiphol gereisd teneinde voornoemd persoon te begeleiden op haar reis naar Montreal (Canada) en/of
- voor/ aan voornoemde persoon (een) vliegticket(s) geboekt en/of gekocht en/of verstrekt en/of
- voor voornoemd persoon een (vals/vervalst) paspoort (voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [valse naam gesmokkelde]) geregeld en/of aan haar dit paspoort ter beschikking gesteld en/of contacten (met een ander) onderhouden over dit paspoort en/of
- voor/aan aan voornoemd persoon een (valse/vervalste) geboorteakte van Litouwen geregeld en/of ter beschikking gesteld en/of (met een ander) contacten onderhouden over deze geboorteakte en/of
- tezamen met/voor voornoemd persoon ingecheckt op de luchthaven Schiphol en/of
- voor/namens/met voornoemd persoon een instapkaart en/of een (vals/vervalst) paspoort (voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [valse naam gesmokkelde]) ter controle aangeboden op de luchthaven Schiphol en/of
- voor/ namens voornoemd persoon het woord gevoerd bij de controle op de luchthaven Schiphol,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 17 maart 2012 vond te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, voor de vertrekkende vlucht naar Montreal (Canada) een paspoortcontrole plaats. Een man bood daar zijn nationale paspoort van Litouwen aan, dat op naam was gesteld van [verdachte]. De man bood vervolgens boardingpassen van hemzelf en de vrouw die hem vergezelde aan met de vraag of het mogelijk was naast elkaar te zitten in het vliegtuig. De vrouw toonde een nationaal paspoort van Litouwen, op naam gesteld van [valse naam gesmokkelde]. De man, verdachte, verklaarde desgevraagd dat de vrouw de moeder van een vriend van hem is.
Het paspoort op naam van [valse naam gesmokkelde] bleek vervalst, nu de op de personaliabladzijde zichtbare pasfoto niet door de autoriteiten van Litouwen is aangebracht, maar is aangebracht na verwijdering van de originele pasfoto van de rechtmatige houdster van dit paspoort. Tevens droeg de vrouw een geboorteakte op naam van [valse naam gesmokkelde] bij zich en dat document bleek vals.
De vliegtickets naar Montreal van verdachte en van de vrouw die hem vergezelde waren op dezelfde datum en bij hetzelfde verkooppunt uitgegeven in Dublin en opeenvolgend genummerd, hetgeen inhoudt dat zij gelijktijdig of direct na elkaar zijn gekocht. Het ticket van verdachte betreft een retourticket met reisroute Amsterdam-Montreal-Amsterdam, met als heenreisdatum 17 maart 2012 en als retourdatum 18 maart 2012. Het ticket van [gesmokkelde] betreft eenzelfde retourticket, maar dan met retourdatum 24 maart 2012.
Uit onderzoek naar de onder verdachte en de vrouw in beslag genomen mobiele telefoons en SIM-kaarten is onder meer gebleken dat verdachte en de vrouw een gezamenlijk contact hadden, te weten een persoon met telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit nummer stond bij de vrouw opgeslagen onder de naam [medeverdachte]. Verdachte had het telefoonnummer niet opgeslagen als contact, maar heeft op 17 maart 2012 op diverse tijdstippen tussen 12.14 uur en 15.23 uur telefonisch contact met het nummer gehad.
Verdachte heeft bij de Koninklijke Marechaussee en ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij op 17 maart 2012 vanuit Dublin (Ierland) is vertrokken en diezelfde dag op Schiphol is aangekomen. Op Schiphol heeft hij de vrouw voor het eerst ontmoet. Verdachte was door een ex-collega gevraagd om de vrouw, diens tante, te begeleiden naar Montreal, omdat zij zelf geen Engels spreekt. Verdachte heeft in Dublin de vliegtickets voor zichzelf en voor de vrouw gekocht.
De vrouw die die verdachte vergezelde en in bezit was van het vervalste Litouwse paspoort, zich noemende [gesmokkelde] (hierna: [gesmokkelde]), heeft na te zijn veroordeeld ter zake het bezit van een vals reisdocument, als getuige onder meer het volgende verklaard.
Haar echte naam is [gesmokkelde] en zij heeft de Georgische nationaliteit. Via een kennis heeft zij leden van een organisatie ontmoet, die de reis, de tickets en het hotel voor haar hebben geregeld. Het heeft haar veel geld gekost. In Praag heeft [gesmokkelde] op 23 februari 2012 het vliegtuig naar Dusseldorf, Duitsland, genomen. Daar ontmoette zij een man die haar naar een woning in Eindhoven heeft gereden. In de woning woonde een zekere [medeverdachte], een vrouw met zowel de Georgische als de Nederlandse nationaliteit. [gesmokkelde] is tot 17 maart 2012 in deze woning verbleven in afwachting van de verdere reis. Na een aantal dagen ontving zij van [medeverdachte] een paspoort met haar foto erin, maar met vermelding van de naam [valse naam gesmokkelde]. Op 17 maart 2012 zijn [gesmokkelde] en [medeverdachte] samen met de trein naar Schiphol gegaan. Toen zij op Schiphol aankwamen was [medeverdachte] de gehele tijd aan het bellen met de jongen die [gesmokkelde] naar Montreal zou brengen. Bij de winkeltjes hebben zij elkaar ontmoet. [medeverdachte] had geld aan de jongen betaald, € 300, maar dit was niet genoeg en de rest zou zij de volgende dag overmaken. De jongen, hij stelde zich voor als [verdachte], heeft de tickets gekocht. [gesmokkelde] vermoedt dat [verdachte] en [medeverdachte] elkaar kenden. Samen met [verdachte] is [gesmokkelde] door de eerste paspoortcontrole gegaan. Tijdens de tweede controle bij de gate twijfelde de controleur aan de authenticiteit van het paspoort en heeft [gesmokkelde] nog een geboorteakte laten zien, die eveneens op naam van [valse naam gesmokkelde] stond. [verdachte] is niet een vriend van de zoon van [gesmokkelde].
4.2. Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap had van het vervalste paspoort van [gesmokkelde]. Een ex-collega zou hem hebben gevraagd diens tante te begeleiden naar Montreal. De tante van deze vriend zou uit Litouwen komen en sprak de Engelse taal niet. Verdachte zou met haar meereizen om haar te begeleiden tijdens haar reis. Hij zou geen beloning ontvangen voor de begeleiding, maar slechts de kosten voor de vliegtickets en een onkostenvergoeding van € 400.
De rechtbank acht deze verklaring als reden voor zijn reis en begeleiding van [gesmokkelde] ongeloofwaardig en uitsluitend afgelegd ter bemanteling van het feit dat verdachte betrokken was bij de organisatie die de smokkel van [gesmokkelde] heeft geregeld en is van oordeel dat hij voorts op de hoogte was van het vervalste paspoort van [gesmokkelde].
De rechtbank stelt voorop dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte samen met [gesmokkelde] de reis naar Montreal heeft willen maken, nu zij dat beiden hebben verklaard, de vliegtickets gelijktijdig door verdachte zijn gekocht en zij samen hebben ingecheckt en hun paspoorten bij de douane hebben aangeboden. Voorts is na technisch onderzoek komen vast te staan dat het door [gesmokkelde] aangeboden paspoort vervalst is en de geboorteakte die zij meedroeg geheel vals.
Het hieruit gerezen vermoeden dat sprake is van mensensmokkel wordt bevestigd door de verklaring die [gesmokkelde] als getuige heeft afgelegd. Zij heeft immers verklaard dat zij veel geld aan een organisatie heeft moeten betalen om met valse documenten naar Canada begeleid te worden. Uit haar verklaring blijkt voorts dat in ieder geval verdachte en een zekere [medeverdachte] daarbij betrokken zijn geweest. Dat verdachte een vriend van haar zoon zou zijn noemt zij absoluut niet waar, zij kent hem niet. De rechtbank hecht waarde aan deze verklaring, temeer daar de strafzaak tegen haar op dat moment reeds was afgedaan, zodat die strafzaak voor haar niet langer een reden kon vormen om in de zaak tegen verdachte in strijd met de waarheid te verklaren. Haar verklaring wordt bovendien ondersteund door de telefoongegevens, waaruit blijkt dat verdachte en [gesmokkelde] niet onderling per telefoon communiceerden, maar via een derde. Die derde zou dan, blijkens de verklaring van [gesmokkelde], een zekere [medeverdachte] zijn.
De verklaringen van verdachte daartegenover zijn in strijd met de verklaring van [gesmokkelde] en bovendien ook overigens volstrekt ongeloofwaardig. Zijn verklaring dat hij de tante van een ex-collega naar Canada moest begeleiden, is onverenigbaar met de verklaring van [gesmokkelde]. Daar komt bij dat verdachte niet consistent is in hetgeen hij verklaart, nu hij bij de paspoortcontrole nog aangaf dat hij de moeder van een vriend naar Canada moest begeleiden. De verklaring van verdachte is verder ongeloofwaardig omdat niet voorstelbaar is dat hij zonder dat daar een beloning tegenover stond, vanuit Dublin naar Schiphol, van Schiphol naar Montreal en – binnen een dag – weer terug zou reizen, om de tante van iemand die hij niet goed kent – en van wie hij niet eens een telefoonnummer in zijn telefoon had staan – naar Canada te begeleiden, alleen omdat zij geen Engels zou spreken. Overigens verklaart verdachte ook nog dat hij de reis maakte omdat hij even wilde vliegen en het leuk vindt om andere landen te bezoeken, maar dat maakt de verklaring – zeker gezien het strakke reisschema – er niet geloofwaardiger of consistenter op.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte welbewust in strijd met de waarheid verklaard dat hij een vriend dan wel een collega een gunst verleende terwijl hij in werkelijkheid een hem totaal onbekend persoon begeleidde en in de gegeven omstandigheden kan dat slechts worden verklaard doordat verdachte wel degelijk kennis droeg van dat vervalst reisdocument en hij op die grond ervan op de hoogte moet zijn geweest dat de doorreis van [gesmokkelde] naar Canada wederrechtelijk was. Naar het oordeel van de rechtbank is er op grond van het voorgaande sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, gericht op de mensensmokkel van [gesmokkelde].
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 17 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland en te Dublin (Ierland), tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten een persoon zich noemende [gesmokkelde] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers is/zijn/heeft/hebben verdachte en zijn mededaders
- met elkaar contacten onderhouden en afspraken gemaakt en instructies (door)gegeven en ontvangen en
- naar de luchthaven Schiphol gereisd teneinde voornoemd persoon te begeleiden op haar reis naar Montreal (Canada) en
- voor/aan voornoemde persoon een vliegticket geboekt en gekocht en verstrekt en
- voor voornoemd persoon een vervalst paspoort voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [valse naam gesmokkelde], geregeld en aan haar dit paspoort ter beschikking gesteld en
- voor/aan voornoemd persoon een valse geboorteakte van Litouwen geregeld en ter beschikking gesteld en
- tezamen met voornoemd persoon ingecheckt op de luchthaven Schiphol en
- namens/met voornoemd persoon een instapkaart en een vervalst paspoort (voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [valse naam gesmokkelde]) ter controle aangeboden op de luchthaven Schiphol en
- voor voornoemd persoon het woord gevoerd bij de controle op de luchthaven Schiphol,
terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang en die doorreis wederrechtelijk was.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van mensensmokkel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is behulpzaam geweest bij de wederrechtelijke toegang en doorreis van een Georgische vrouw met een vervalst Litouws paspoort. Verdachte heeft deze vrouw ontmoet op de luchthaven Schiphol teneinde haar vervolgens te begeleiden op Schiphol en samen met haar te kunnen doorreizen naar Canada.
Mensensmokkel doorkruist niet alleen het overheidsbeleid aangaande bestrijding van illegaal verblijf in Nederland en illegale binnenkomst en doorreis naar de landen van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en de landen die zijn toegetreden tot het Protocol inzake mensensmokkel van migranten, maar draagt daarmee ook bij aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd, terwijl het draagvlak om echte asielzoekers waaronder politieke vluchtelingen ruimhartig op te vangen daardoor wordt ondermijnd.
Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan de straf zoals door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank rekening houdt met de omstandigheid dat verdachte – blijkens de door zijn raadsvrouw overgelegde stukken – zich in augustus zal moeten aanmelden voor zijn studie, zodat hij in september van dit jaar verder kan gaan met zijn opleiding.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF (5) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snitker, voorzitter,
mrs. G.D.M. Hoedemaker en H.A. Stalenhoef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Valk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2012.
Mr. Hoedemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.