ECLI:NL:RBHAA:2012:BW7343
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.J.P. Veenhof
- T.A.M. Tijhuis
- E.J. Bellaart
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en vorderingen in geschil tussen ANVR en luchtvaartmaatschappijen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem is behandeld, staat de vraag centraal of er een agentuurovereenkomst bestaat tussen de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR) en verschillende luchtvaartmaatschappijen. De rechtbank heeft op 30 mei 2012 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer van de sector kanton. De eiseres, ANVR, vertegenwoordigd door mr. N.A. de Leeuw, heeft de luchtvaartmaatschappijen aangeklaagd, waaronder Deutsche Lufthansa, Austrian Airlines, Swiss International Air Lines, British Midland Airways, Continental Airlines en United Airlines, die gezamenlijk als gedaagden zijn aangeduid en vertegenwoordigd door mr. E.C. Douma.
De procedure begon met een tussenvonnis op 7 maart 2012, waarin de rechtbank partijen de gelegenheid gaf om zich uit te laten over de bevoegdheid van de sector kanton. ANVR stelde vorderingen aan de gedaagden, waarbij zij betoogde dat de luchtvaartmaatschappijen onrechtmatig hebben gehandeld door reisagenten te dwingen afstand te doen van hun rechten op basis van artikel 7:442 BW. De rechtbank oordeelde dat ANVR onvoldoende feiten heeft aangedragen om aan te tonen dat er sprake was van misbruik van een economische machtspositie door de gedaagden.
De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van ANVR, die onder andere betrekking hadden op het mededingingsrecht, niet konden slagen. De rechtbank wees de vorderingen af en veroordeelde ANVR in de proceskosten, die aan de zijde van de luchtvaartmaatschappijen zijn vastgesteld op € 1.600,00. De uitspraak werd gedaan door de rechters F.J.P. Veenhof, T.A.M. Tijhuis en E.J. Bellaart en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.