ECLI:NL:RBHAA:2012:BW7343

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
493602 \ CV EXPL 10-17073
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en vorderingen in geschil tussen ANVR en luchtvaartmaatschappijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem is behandeld, staat de vraag centraal of er een agentuurovereenkomst bestaat tussen de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR) en verschillende luchtvaartmaatschappijen. De rechtbank heeft op 30 mei 2012 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer van de sector kanton. De eiseres, ANVR, vertegenwoordigd door mr. N.A. de Leeuw, heeft de luchtvaartmaatschappijen aangeklaagd, waaronder Deutsche Lufthansa, Austrian Airlines, Swiss International Air Lines, British Midland Airways, Continental Airlines en United Airlines, die gezamenlijk als gedaagden zijn aangeduid en vertegenwoordigd door mr. E.C. Douma.

De procedure begon met een tussenvonnis op 7 maart 2012, waarin de rechtbank partijen de gelegenheid gaf om zich uit te laten over de bevoegdheid van de sector kanton. ANVR stelde vorderingen aan de gedaagden, waarbij zij betoogde dat de luchtvaartmaatschappijen onrechtmatig hebben gehandeld door reisagenten te dwingen afstand te doen van hun rechten op basis van artikel 7:442 BW. De rechtbank oordeelde dat ANVR onvoldoende feiten heeft aangedragen om aan te tonen dat er sprake was van misbruik van een economische machtspositie door de gedaagden.

De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van ANVR, die onder andere betrekking hadden op het mededingingsrecht, niet konden slagen. De rechtbank wees de vorderingen af en veroordeelde ANVR in de proceskosten, die aan de zijde van de luchtvaartmaatschappijen zijn vastgesteld op € 1.600,00. De uitspraak werd gedaan door de rechters F.J.P. Veenhof, T.A.M. Tijhuis en E.J. Bellaart en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 493602 \ CV EXPL 10-17073
datum uitspraak: 30 mei 2012
VONNIS VAN DE MEERVOUDIGE KAMER VAN DE SECTOR KANTON
inzake
de vereniging met volledige rechtspersoonlijkheid
ANVR: Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen
te Baarn
eiseres
hierna te noemen ANVR
gemachtigde mr. N.A. de Leeuw
tegen
1. de vennootschap naar Duits recht Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
hierna ook te noemen Lufthansa
2. de vennootschap naar Oostenrijks recht Austrian Airlines AG
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
hierna ook te noemen Austrian Airlines
3. de vennootschap naar Zwitsers recht Swiss International Air Lines AG
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
hierna ook te noemen Swiss Air Lines
4. de vennootschap naar Engels recht British Midland Airways Limited
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
hierna ook te noemen British Midland
5. de vennootschap naar het recht van de staat Delaware, Verenigde Staten van Amerika, Continental Airlines Inc.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
hierna ook te noemen Continental Airlines
6. de vennootschap naar het recht van de staat Delaware, Verenigde Staten van Amerika, United Airlines Inc.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
hierna ook te noemen United Airlines
7. de rechtspersoon naar Canadees recht Air Canada
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
hierna ook te noemen Air Canada
gedaagden
hierna gezamenlijk ook te noemen gedaagden en/of de luchtvaartmaatschappijen
gemachtigde mr. E.C. Douma
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het tussen partijen gewezen en op 7 maart 2012 uitgesproken tussenvonnis,
- de brief van de gemachtigde van ANVR van 29 maart 2012 en
- de brief van de gemachtigde van de luchtvaartmaatschappijen van 29 maart 2012.
De verdere beoordeling van het geschil
Bevoegdheid van de sector kanton
1. Bij het vonnis van 7 maart 2012 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de bevoegdheid van de sector kanton ten aanzien van de door ANVR onder V en VI geformuleerde vorderingen.
2. Bij hun afzonderlijke brieven van 29 maart 2012 hebben de gemachtigden namens hun onderscheiden cliënten bericht dat beide partijen voortzetting van de procedure bij de sector kanton wensen, doch alleen onder voorbehoud van hoger beroep.
3. Gelet op deze geuite wens van partijen acht de sector kanton zich bevoegd ook ten aanzien van de twee genoemde vorderingen een oordeel te geven.
De vorderingen onder V en VI:
4. Voor de leesbaarheid worden deze twee vorderingen nogmaals vermeld:
de vordering onder V.:
dat voor zover gedaagden 1 tot en met 4 op 15 juli 2010 een nieuw voorstel konden doen, zij onrechtmatig jegens reisagenten hebben gehandeld door die reisagenten af te laten zien van vorderingen op grond van artikel 7:442 BW, althans dat zo'n bepaling in de op 15 juli 2010 aangeboden agentuurovereenkomst nietig is.
de vordering onder VI.:
dat Continental Airlines onrechtmatig heeft gehandeld jegens reisagenten door als voorwaarde voor een nieuwe samenwerking met ingang van 1 maart 2011 te stellen dat zij (reisagenten) afstand doen van rechten op het instellen van de goodwillvordering overeenkomstig artikel 7:442 BW.
5. Met betrekking tot het in artikel 7:442 BW neergelegde recht op vergoeding van goodwill, geldt dat vóór het einde van de agentuurovereenkomst niet van het recht op goodwill kan worden afgeweken, maar dat partijen na beëindiging van de overeenkomst anders overeen kunnen komen. Dit brengt mee dat het partijen vrij staat om een nieuwe overeenkomst aan te gaan onder de voorwaarde dat de handelsagent van de vergoeding afziet. Nu voorts de nieuwe overeenkomsten, zoals in het tussenvonnis van 7 maart 2012 is overwogen, niet als agentuurovereenkomst kwalificeren, is van een nietige bepaling geen sprake. De vorderingen onder V en VI zullen daarom worden afgewezen.
6. Voorts en in aanvulling op hetgeen in het tussenvonnis van 7 maart 2012 reeds is overwogen en beslist overweegt de rechtbank het volgende.
7. De rechtbank begrijpt de stellingen van ANVR aldus, dat zij aan haar onder III, IV, V, VI en VII geformuleerde vorderingen eveneens ten grondslag heeft gelegd dat gedaagden (door het opzeggen van de overeenkomsten en/of het laten afzien van de reisagenten op aanspraken als bedoeld in artikel 7:442 BW en het eenzijdig verlagen van de commissie naar 0%) in strijd handelen met het kartelverbod van artikel 101 VWEU c.q. artikel 6 Mw, misbruik maken van hun machtspositie en in strijd handelen met de redelijkheid en billijkheid.
8. Ter adstructie van haar stelling dat gedaagden handelen in strijd met het kartelverbod, heeft ANVR gesteld dat de luchtvaartmaatschappijen op specifieke stedenparen een machtspositie hebben, dat compartimentering van markten plaatsvindt waardoor de mededinging binnen die markten wordt beperkt dan wel vervalst en dat door het verlagen/afschaffen van de commissie sprake is van een onderling afgestemde feitelijke gedraging. Gedaagden hebben betwist dat sprake is van enige strijd met het mededingingsrecht. Zij hebben gemotiveerd aangevoerd dat zij vanwege de beperkte omvang van hun marktaandeel beschikken over (onderlinge) ‘antitrust immunity’, dat ten aanzien van de stedenparen geen sprake van een economische machtpositie is en dat ook van compartimentering geen sprake is. Verder hebben gedaagden betwist dat sprake is van een onderling afgestemde feitelijke gedraging als bedoeld in artikel 6 Mw, omdat gedaagden sub 1 tot en met 4 samenwerken binnen de Star Alliance en gedaagden sub 5 tot en met 7 door de berichtgeving over de wijzigingen van de commissies zijn geïnspireerd geraakt.
9. Dienaangaande geldt als volgt. Met ANVR is de rechtbank van oordeel dat de bepalingen van het mededingingsrecht in beginsel tot een beperking van het uitgangspunt van contractsvrijheid kunnen leiden. Met betrekking tot het door ANVR gestelde misbruik van de economische machtspositie geldt echter dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is. Mede in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door gedaagden, heeft ANVR immers geen, althans onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat -in het geval van het hebben van een economische machtspositie- de door ANVR verweten handelingen misbruik van die machtpositie inhouden. Voorts hebben gedaagden voldoende gemotiveerd weersproken dat ten aanzien van het al dan niet betalen van commissie van een verboden onderling feitelijk afgestemde gedraging sprake is. Nu ANVR haar stelling dat daar wel sprake van is, niet met concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden heeft onderbouwd, is voor bewijslevering geen plaats.
De stelling dat sprake is van handelen in strijd met het mededingingsrecht faalt derhalve.
10. Met betrekking tot de stelling voorts dat gedaagden in strijd handelen met de redelijkheid en billijkheid, geldt dat ook dit betoog niet kan slagen. De enkele omstandigheid dat de agentuurovereenkomsten reeds jarenlang bestonden, leidt niet tot die conclusie. Uitgangspunt is immers dat een overeenkomst te allen tijde kan worden opgezegd en gedaagden hebben niet, althans onvoldoende weersproken gesteld dat het commissiepercentage reeds meermalen naar beneden is aangepast. Daarnaast is, zoals in het tussenvonnis van 7 maart 2012 reeds is overwogen, van een eenzijdige wijziging geen sprake. Dat van een zodanige door gedaagden uitgeoefende druk sprake was dat de reisagenten niet anders konden dan de nieuw aangeboden overeenkomsten te tekenen, heeft ANVR niet aannemelijk gemaakt.
11. De rechtbank komt derhalve tot de slotsom dat alle vorderingen van ANVR moeten worden afgewezen.
12. ANVR zal, als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De rechtbank:
Wijst de vorderingen af.
Veroordeelt ANVR in de proceskosten, aan de zijde van de Luchtvaartmaatschappijen tot op heden vastgesteld op € 1.600,00 wegens salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.J.P. Veenhof, T.A.M. Tijhuis en E.J. Bellaart en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.
Coll.