ECLI:NL:RBHAA:2012:BW2439
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak medeplegen bij invoer van cocaïne door drugskoerier Schiphol
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem, stond de verdachte terecht voor de invoer van cocaïne op 21 januari 2012 te Schiphol. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter een partiële vrijspraak uitgesproken ten aanzien van het medeplegen, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen handelde. De rechtbank oordeelde dat de samenwerking tussen de verdachten onvoldoende was om te spreken van medeplegen, aangezien de verdachte en haar medeverdachten samenreisden om een overleden grootvader te herdenken.
De rechtbank heeft vervolgens de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, omdat zij 432,6 gram cocaïne had ingevoerd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee en het Douane Laboratorium. De rechtbank overwoog dat de hoeveelheid cocaïne die de verdachte had ingevoerd, bestemd moest zijn voor verdere verspreiding en dat dit gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat zij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op zodra de duur gelijk was aan de opgelegde gevangenisstraf.