ECLI:NL:RBHAA:2012:BV9849

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/660005-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkeerszaak na dodelijk ongeval met fietsers

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van roekeloos rijgedrag, wat leidde tot een dodelijk verkeersongeval op 9 januari 2011 in Heemskerk. De verdachte, bestuurder van een personenauto, zou met zijn voertuig een aanrijding hebben veroorzaakt met twee fietsers die de weg overstaken. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en een taakstraf opgelegd, maar de rechtbank oordeelde anders. Tijdens de openbare terechtzitting op 9 maart 2012 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging. De rechtbank stelde vast dat de verdachte zich niet in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig had gedragen. De verkeerssituatie, de snelheid van de verdachte en de omstandigheden van het ongeval werden zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder of anders had moeten handelen dan hij deed, en dat de omstandigheden, zoals het feit dat het donker was en de bekendheid van de verdachte met de gevaarlijke kruising, niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. Uiteindelijk leidde dit tot de vrijspraak van de verdachte voor alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/660005-11
Uitspraakdatum: 23 maart 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 maart 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam,
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Heemskerk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksstraatweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat motorrijtuig aan te rijden tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] die ter hoogte van de kruising met de Noordermaatweg die Rijksstraatweg met hun fiets(en) aan de hand over stak(en), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) werd gedood en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel (te weten één of meer fractu(u)r(en) aan het/de be(e)n(en)) werd toegebracht, immers heeft hij, verdachte, terwijl hij de kruising met de Noordermaatweg naderde, gelet op:
- het feit dat het op dat tijdstip daar ter plekke donker was; en/of
- zijn, verdachtes, bekendheid met de omstandigheid dat de kruising van de Rijksstraatweg met de Noordermaatweg een gevaarlijke kruising was, althans hij de kruising van de Rijksstraatweg met de Noordermaatweg kende als een gevaarlijk punt; en/of
- zijn waarneming (vanaf afstand) dat er mogelijk één of meer mens(en) op die kruising wilde(n) oversteken, althans de waarneming dat er beweging was op die kruising; en/of
- het feit dat het door hem bestuurde voertuig niet over een anti-blokkeer- systeem (AMS) beschikte; en/of
- zijn wetenschap dat de snelheid van zijn voertuig minstens rond de 80 kilometer per uur bedroeg
onvoldoende zijn snelheid zodanig terug gebracht dat hij - bij het oprijden van het kruisingsvlak - zijn voertuig tijdig tot stilstand kon brengen.
Subsidiair:
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Heemskerk als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksstraatweg, bij het naderen van de kruising met de Noordermaatweg, onvoldoende zijn snelheid zodanig heeft terug gebracht dat hij - bij het oprijden van het kruisingsvlak - zijn voertuig tijdig tot stilstand kon brengen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Heemskerk als bestuurder van een voertuig (personenauto), rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksstraatweg, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers heeft hij bij het naderen en/of oprijden van de kruising met de Noordermaatweg onvoldoende zijn snelheid zodanig terug gebracht dat hij een aanrijding met twee overstekende fietsers kon voorkomen waarbij letsel aan personen ([slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot de oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van honderd (100) uren bij het niet (naar behoren) voldoen daarvan te vervangen door vijftig (50) dagen hechtenis en voorts tot de oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van één (1) jaar, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen, dient de rechtbank vast te kunnen stellen dat verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling.
Dit houdt in dat verdachte zich tenminste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig moet hebben gedragen. Of er sprake is van schuld, dus van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, hangt - volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad - af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met een of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op basis van de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter terechtzitting, staat vast dat verdachte met zijn auto over de Rijksstraatweg te Heemskerk reed en daarbij op de kruising met de Noordermaatweg [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die de kruising lopend overstaken en daarbij hun fietsen aan de hand meevoerden, heeft aangereden, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De Rijksstraatweg is een voorrangsweg. De wettelijk toegestane maximum snelheid bedroeg ter plaatse 80 kilometer per uur.
Uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, opgesteld door de regiopolitie Kennemerland, is gebleken dat het verkeersongeval bij de maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur - waarvan de overschrijding door verdachte niet onomstotelijk uit de verkeersongevallenanalyse blijkt - niet te vermijden was. Voorts bleek uit voornoemde analyse dat de auto van verdachte geheel voldeed aan de in de Regeling Voertuigen gestelde eisen voor de categorie waartoe de auto behoorde.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte, minst genomen, aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden.
De omstandigheid dat verdachte, rijdend op een voorrangsweg, in de verte twee mensen heeft waargenomen in de buurt van de kruising, doet hieraan niet af. Immers, in het verkeersrecht is geen steun te vinden voor de stelling, dat een bestuurder op een voorrangsweg die een ander vanuit een conflicterende richting ziet naderen, snelheid moet minderen. Dat moet pas als duidelijk waarneembaar is, dat een aanrijding dreigt, wanneer geen aanpassing van het rijgedrag plaatsvindt. Niet gebleken is dat verdachte dit niet of te laat heeft gedaan toen de kans op een aanrijding waarneembaar werd.
Weliswaar kon verdachte niet meer tijdig tot stilstand komen, toen zijn weg niet meer vrij was, maar dat kan hem niet worden tegengeworpen. Immers, uit niets is gebleken dat verdachte eerder of anders had moeten handelen dan hij deed. De omstandigheid dat het ter plekke donker was en verdachte bekend was met de verkeerssituatie, maakt dit niet anders.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen verklaard. Verdachte zal daarvan dus moeten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het hiervoor genoemde proces-verbaal verkeersongevallenanalyse is niet onomstotelijk komen vast te staan dat verdachte de maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur heeft overschreden. Reeds om die reden kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft overtreden. Verdachte zal dus ook van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde moeten worden vrijgesproken.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. A. Eichperger en mr. E.J. Bellaart, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van vrijdag 23 maart 2012.