Parketnummer: 15/700858-11
Uitspraakdatum: 28 februari 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 februari 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 15 juli 2011 te Wormer, gemeente Wormerland, met [slachtoffer 2] (geboren op [dag en maand] 1999), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het een en/of meermalen:
- betasten van de (blote) buik van die [slachtoffer 2] en/of
- betasten en/of vastpakken van het (blote) geslachtsdeel van die [slachtoffer 2] en/of
- geven van kusjes in de nek van die [slachtoffer 2];
feit 2:
Primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 10 maart 2010 te Wormer, gemeente Wormerland, en/of te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, en/of in elk geval in Nederland, (telkens) met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte een en/of meermalen (krachtig):
- het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] betast en/of vastgepakt en/of afgetrokken en/of
- het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond genomen en/of die [slachtoffer 1] gepijpt en/of
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de mond laten nemen en/of hem, verdachte, laten pijpen en/of
- zich afgetrokken in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, geslachtsdeel gedrukt tegen de anus van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] geprobeerd anaal te penetreren en/of binnen te dringen;
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte een overwicht op die [slachtoffer 1] had door zijn, verdachtes, leeftijd en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij niets aan z'n ouders mocht zeggen omdat hij (verdachte) anders in de problemen zou komen en/of
- met die [slachtoffer 1] naar lokaties is gegaan (zwembad en/of zolder van het huis van verdachte) waar het voor die [slachtoffer 1] moeilijk was weg te komen en/of
- met die [slachtoffer 1] naar het kleedhokje is gegaan en die deur met een hendel heeft dichtgedaan en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
feit 2:
Subsidiair A
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 10 maart 2007 te Wormer, gemeente Wormerland, en/of te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, en/of in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren op 11 maart 1995), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte een en/of meermalen:
- het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] betast en/of vastgepakt en/of afgetrokken en/of
- het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond genomen en/of die [slachtoffer 1] gepijpt en/of
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de mond laten nemen en/of hem, verdachte, laten pijpen en/of
- zich afgetrokken in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, geslachtsdeel gedrukt tegen de anus van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] geprobeerd anaal te penetreren en/of binnen te dringen;
B
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 maart 2007 tot en met 10 maart 2010 te Wormer, gemeente Wormerland, en/of te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, en/of in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren op [dag en maand] 1995), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte een en/of meermalen:
- het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] betast en/of vastgepakt en/of afgetrokken en/of
- het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond genomen en/of die [slachtoffer 1] gepijpt en/of
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de mond laten nemen en/of hem, verdachte, laten pijpen en/of
- zich afgetrokken in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, geslachtsdeel gedrukt tegen de anus van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] geprobeerd anaal te penetreren en/of binnen te dringen;
feit 3:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 10 maart 2010 te Wormer, gemeente Wormerland, en/of te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, en/of in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren op 11 maart 1995), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het een en/of meermalen:
- betasten en/of vastpakken en/of aftrekken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] en/of
- in zijn, verdachtes, mond nemen van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] en/of pijpen van die [slachtoffer 1] en/of
- zich afgetrekken in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, geslachtsdeel drukken tegen de anus van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] proberen anaal te penetreren en/of binnen te dringen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een verplicht Reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en behandeling door de FPA te Heiloo en een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit 1 op grond van het volgende.
Op 15 juli 2011 werd in Wormer een buurtbarbecue georganiseerd. Daarbij waren ook verdachte en zijn buurjongen [slachtoffer 2] aanwezig. Toen op een gegeven moment de jongere kinderen naar bed gingen, vroeg verdachte aan [slachtoffer 2] of hij een kinderfietsje van één van zijn dochters naar de schuur wilde brengen. In de schuur heeft verdachte vervolgens met zijn hand over de blote buik van [slachtoffer 2] gewreven en ging hij met zijn hand in de broek van [slachtoffer 2] waar hij diens geslachtsdeel betastte. Verdachte zat twee keer met zijn handen aan de penis van [slachtoffer 2]. Ook zoende hij [slachtoffer 2] in zijn nek. [slachtoffer 2] heeft dit diezelfde avond nog verteld aan zijn vader. De ouders van [slachtoffer 2] hebben hiervan eveneens diezelfde avond melding gemaakt bij de politie. Verdachte heeft zich aan het eind van die avond samen met zijn ouders bij het politiebureau te Zaandijk gemeld en heeft daar ongevraagd verklaard dat hij erg veel spijt heeft van wat hij heeft gedaan. Hij heeft de politie meegedeeld dat hij een jongetje, waar hij een zwak voor heeft, heeft aangeraakt bij zijn geslachtsdeel .
4.2 Bewijsoverweging
Verdachte heeft tijdens het opsporingsonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting erkend dat hij [slachtoffer 2] over diens blote buik heeft gewreven en met zijn vingers de penis van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt. Hij heeft stellig ontkend dat hij de penis ook meermalen heeft vastgepakt en dat hij [slachtoffer 2] in zijn nek heeft gezoend. De rechtbank ziet zich, gelet op artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, dan ook voor de vraag gesteld of de door [slachtoffer 2] gebezigde verklaring tijdens het studioverhoor voldoende steun vindt in het overige bewijsmateriaal om tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde te kunnen komen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is, gelet op de inhoud van de spontane en vrijwel direct op de ten laste gelegde handelingen gevolgde onthulling (disclosure) van [slachtoffer 2] tegenover zijn vader en het feit dat de inhoud van [slachtoffer 2] verklaring tijdens het studioverhoor in de kern gelijkluidend is aan hetgeen hij, blijkens de hierboven weergegeven aangifte van zijn vader, kort na deze onthulling eigener beweging aan zijn vader heeft toevertrouwd. In het licht van deze omstandigheden, alsmede gezien de verklaring van verdachte tegenover zowel de moeder als de vader van [slachtoffer 2] dat hij hun zoon over zijn buik had gewreven, waarbij verdachte aan de moeder van [slachtoffer 2] vroeg 'of dit onder ons gehouden kon worden', hetgeen als een opmerkelijke verklaring moet worden beschouwd, en gelet op de verklaring van verdachte dat [slachtoffer 2] spontaan aan hem vertelde dat hij geen onderbroek aan had en dat verdachte dit wilde controleren door met zijn vingers in de broek van [slachtoffer 2] te gaan en toen zijn penis heeft aangeraakt, hetgeen de rechtbank ongeloofwaardig acht, komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de onder primair ten laste gelegde handelingen die de rechtbank als strijdig met de sociaal-ethische norm beziet.
4.3 Redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot feit 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit 2 en feit 3 op grond van het volgende.
Verdachte is een aantal keren met zijn buurjongen [slachtoffer 1] naar het zwembad De Zaangolf in Koog aan de Zaan geweest. Daarbij heeft verdachte [slachtoffer 1] geslachtdeel aangeraakt. De exacte datum dat zij samen voor het eerst naar het zwembad gingen, kan [slachtoffer 1] zich niet goed herinneren, maar het was in een vakantie voordat de tweelingdochters van verdachte geboren waren. Zij zijn geboren in juni 2005. In het buitenbad zwom verdachte op een gegeven moment onder [slachtoffer 1] en pakte toen diens geslachtsdeel vast. Toen [slachtoffer 1] even later van de glijbaan afging, kwam verdachte hem achterna en pakte opnieuw over de zwembroek heen [slachtoffer 1] penis vast, waarbij hij een knedende beweging maakte. Ook in het diepe bad zwom verdachte weer onder [slachtoffer 1] door en pakte, over de kleding, weer [slachtoffer 1] geslachtsdeel vast. Toen verdachte [slachtoffer 1] na afloop van het zwemmen in zijn auto naar huis bracht, zei hij tegen [slachtoffer 1]: ,,Je mag het niet aan je ouders vertellen, anders krijg ik problemen.’’ [slachtoffer 1] zei dat hij dit niet zou doen. Hij was bang dat verdachte hem of misschien zijn ouders wat zou aandoen.
Na een half jaar ging verdachte opnieuw met [slachtoffer 1] naar het zwembad. Verdachte zat daarbij verschillende keren over de kleding heen gedurende ongeveer twee seconden aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 1]. Hij hield diens penis en scrotum samen vast. In de auto terug naar huis zei verdachte tegen [slachtoffer 1]: ,,Je mag er niet over praten.’’ Na deze keer heeft [slachtoffer 1] hulp gezocht. Hij heeft een vrouw gemaild van een hulpverleningsite. Hij heeft gevraagd hoe hij hiermee moest omgaan en gevraagd of hij ermee naar de politie moest. Met het advies heeft hij niets gedaan, omdat hij dacht het zelf te kunnen oplossen.
Toen verdachte een derde keer [slachtoffer 1] mee naar het zwembad vroeg, durfde [slachtoffer 1] dat niet te weigeren. In het zwembad zaten zij samen in een stoomcabine, waar verdachte met zijn hand in de zwembroek van [slachtoffer 1] ging, hem begon af te trekken en ook zichzelf aftrok. Verdachte vroeg ook aan [slachtoffer 1] of hij hem, verdachte, wilde aftrekken, maar dat wilde en deed [slachtoffer 1] niet. Ook in het bubbelbad dat naast de stoomcabines is, ging verdachte met zijn hand in de zwembroek van [slachtoffer 1] en zat hij aan diens geslachtsdeel. Verdachte vroeg in het zwembad of [slachtoffer 1] mee wilde gaan naar een kleedhokje en [slachtoffer 1] ging uit pure angst met hem mee. [slachtoffer 1] stond in het kleedhokje met zijn rug tegen de deur terwijl verdachte zowel [slachtoffer 1] als zichzelf met zijn rechterhand begon af te trekken. Ook heeft verdachte [slachtoffer 1] in het kleedhokje gepijpt.
Ongeveer een half jaar later was verdachte alleen met [slachtoffer 1] in de woonkamer van het ouderlijk huis van [slachtoffer 1]. Verdachte schoof met zijn hand naar [slachtoffer 1] toe en wreef over de kleding van [slachtoffer 1] met zijn hand over diens geslachtsdeel. [slachtoffer 1] zei dat hij dat niet wilde en ging naar boven, naar zijn kamer.
Enige tijd daarna vroeg verdachte in het bijzijn van de ouders van [slachtoffer 1] specifiek de hulp van hun zoon voor zijn computer. Eenmaal op de zolder van verdachte, waar zijn computer stond, vroeg verdachte aan [slachtoffer 1] of hij hem nog een keer mocht aftrekken. [slachtoffer 1] was angstig en zei: “ ja”. Verdachte trok [slachtoffer 1] af en daarna zichzelf. Ook heeft verdachte [slachtoffer 1] gepijpt.
Verdachte bood enige tijd later, in het bijzijn van [slachtoffer 1] ouders, aan dat [slachtoffer 1] stripboeken bij hem mocht halen. [slachtoffer 1] durfde dit niet te weigeren omdat zijn ouders zich dan zouden afvragen waarom hij dit niet zou willen. [slachtoffer 1] ging opnieuw met verdachte mee naar diens zolder en verdachte vroeg hem weer of hij hem mocht pijpen. Uit angst zei [slachtoffer 1] weer: “ja”. Halverwege vroeg verdachte aan [slachtoffer 1] of hij dit ook bij hem wilde doen en [slachtoffer 1] deed dit omdat hij zich niet vrij voelde om te weigeren. Het viel hem op dat al het schaamhaar van verdachte was weggeschoren. Ook heeft verdachte geprobeerd om anaal bij [slachtoffer 1] binnen te dringen. Hij ging daartoe wijdbeens op zijn bureaustoel zitten, terwijl hij een erectie had en zijn broek naar beneden was. Hij had [slachtoffer 1], wiens broek en onderbroek op zijn enkels waren, vast bij zijn polsen en trok hem omlaag, waardoor [slachtoffer 1] voelde dat hij moest gaan zitten. [slachtoffer 1] ging vervolgens op het geslachtsdeel van verdachte zitten en voelde pijn en een hele harde druk bij zijn anus. Toen het niet lukte om naar binnen te dringen, stopte verdachte.
4.4 Bewijsoverweging
Verdachte heeft tijdens het opsporingsonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting bekend dat hij de penis van [slachtoffer 1] in de stoomcabine met zijn hand heeft aangeraakt en dat hij zowel [slachtoffer 1] als zichzelf in de kleedkamer heeft afgetrokken. Verder zou er volgens verdachte niets gebeurd zijn in het zwembad en als [slachtoffer 1] zegt dat dit wel zo is, kan het volgens verdachte alleen in een stoeipartij zijn gebeurd. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij [slachtoffer 1] bij hem thuis op de zolder eenmaal heeft afgetrokken. Verdachte had hem toen stripboeken beloofd. Verdacht ontkent stellig dat [slachtoffer 1] hem gepijpt heeft en zegt dat hij niet heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] oraal of anaal binnen te dringen. De rechtbank ziet zich, gelet op artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, dan ook voor de vraag gesteld of de aangifte van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in het overige bewijsmateriaal om tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde te kunnen komen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is. De - zeer gedetailleerde - aangifte van [slachtoffer 1] bevestigt [slachtoffer 1] op consistente wijze in hoofdlijnen bij de rechter-commissaris. Uit het gebruikte bewijsmateriaal volgt bovendien zonder meer dat verdachte [slachtoffer 1] meermalen heeft meegenomen naar het zwembad en dat [slachtoffer 1] bij hem op zolder is geweest, terwijl verdachte voorts de aangifte van [slachtoffer 1] heeft bevestigd voor zover deze inhoudt dat hij op een seksuele manier aan [slachtoffer 1] heeft gezeten. De door de raadsvrouw gevoerde bewijsverweren vinden dan ook hun weerlegging in de gekozen bewijsmiddelen. In het licht van deze omstandigheden komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde handelingen.
4.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, in dier voege dat
feit 1:
hij op 15 juli 2011 te Wormer, gemeente Wormerland,, met [slachtoffer 2] (geboren op [dag en maand] 1999), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het een en/of meermalen:
- betasten van de blote buik van die [slachtoffer 2] en
- betasten en vastpakken van het blote geslachtsdeel van die [slachtoffer 2] en
- geven van kusjes in de nek van die [slachtoffer 2];
feit 2:
Primair
hij op een tijdstip in de periode van 1 januari 2005 tot en met 10 maart 2010 te Wormer, gemeente Wormerland, met andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte:
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de mond laten nemen en hem, verdachte, laten pijpen
en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte een overwicht op die [slachtoffer 1] had door zijn, verdachtes, leeftijd en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij niets aan zijn ouders mocht zeggen omdat hij (verdachte) anders in de problemen zou komen en
- met die [slachtoffer 1] naar een locatie is gegaan (zolder van het huis van verdachte) waar het voor die [slachtoffer 1] moeilijk was weg te komen;
feit 3:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 10 maart 2010 te Wormer, gemeente Wormerland, en/of te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, met [slachtoffer 1] (geboren op [dag en maand] 1995), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het een en/of meermalen:
- betasten en/of vastpakken en/of aftrekken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] en
- in zijn, verdachtes, mond nemen van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] en pijpen van die [slachtoffer 1] en
- zich aftrekken in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en
- met zijn, verdachtes, geslachtsdeel drukken tegen de anus van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] proberen anaal binnen te dringen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificaties en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2 primair:
verkrachting
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte (beknopte) adviezen d.d. 21 november 2011 en 10 februari 2012 en het forensisch psychologisch onderzoek van drs. [naam psycholoog] d.d. 31 januari 2012 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van enige jaren steeds verdergaande ontuchtige handelingen gepleegd bij zijn buurjongen [slachtoffer 1], die onder meer resulteerden in een verkrachting. Het misbruik vond plaats in het huis van verdachte, in de ouderlijke woning van [slachtoffer 1] en in een zwembad. Verdachte zat zowel met zijn handen als met zijn mond aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 1], pijpte hem en trok hem herhaaldelijk af. Daarnaast trok hij ook zichzelf af, in het bijzijn van [slachtoffer 1]. Verdachte heeft ook zijn geslachtsdeel in de mond van [slachtoffer 1] gebracht en aan [slachtoffer 1] gevraagd om hem te pijpen, waartoe [slachtoffer 1] zich gedwongen voelde. Ook heeft verdachte zijn geslachtsdeel tegen de anus van [slachtoffer 1] geduwd en geprobeerd hem anaal binnen te dringen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij aldus in ernstige mate inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong kind, dat bovendien ook een aantal keren werd toevertrouwd aan de zorg van verdachte en hem ook tot geheimhouding dwong door te zeggen dat hij, verdachte, problemen zou krijgen indien [slachtoffer 1] het aan zijn ouders zou vertellen. [slachtoffer 1] heeft tot oktober 2011 het misbruik verzwegen en zijn ouders waren tot die tijd onwetend van hetgeen verdachte met hun zoon heeft gedaan. [slachtoffer 1] heeft zijn moeder tot op heden niet verteld op welke wijze verdachte hem seksueel heeft misbruikt, omdat hij haar dit wil besparen. Dat het misbruik begon op de dag dat zijn ouders verdachte toestemming hadden gegeven om met hun zoon naar het zwembad te gaan, zij [slachtoffer 1] hiertoe aan hem hadden toevertrouwd en dachten dat hun zoon een leuke middag zou hebben, moet een afschuwelijke gedachte voor hen zijn.
Daarnaast heeft verdachte gedurende de avond waarop een buurtbarbecue plaatsvond ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer 2], een andere buurjongen, waarbij verdachte onder meer met zijn hand aan de penis van [slachtoffer 2] zat.
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 31 januari 2012 dat is opgemaakt naar aanleiding van het psychologisch onderzoek dat is verricht door drs. [naam psycholoog], gezondheidspsycholoog, blijkt onder meer het volgende. Verdachte komt uit de bij hem verrichte IQ-test naar voren als een beneden gemiddeld intelligente man. Er lijkt bij hem sprake te zijn van een voornamelijk extern gestuurd, in onvoldoende mate functionerend geweten. Wat zijn persoonlijkheid betreft, komt verdachte naar voren als een kinderlijk onrijpe man die zich niet of nauwelijks in anderen kan verplaatsen en die de wereld vanuit zijn eigen vrij beperkte perspectief lijkt waar te nemen. Verdachte maakt een kinderlijk egocentrische indruk en heeft sterk de neiging tot externaliseren. Volgens de psycholoog is verdachte een man die slechts in beperkte mate inzicht in zichzelf heeft geboden. Enerzijds is er bij hem sprake van een beperkt vermogen tot introspectie en is het zelf- en probleeminzicht (zeer) gering, anderzijds is verdachte ook beoordelingsbeducht en heeft hij de neiging zaken op een sociaal wenselijke wijze weer te geven. Voorts is er duidelijk sprake van problemen in de sociale en emotionele wederkerigheid en is er sprake van starheid en rigiditeit in denken en handelen. Verdachte heeft weinig inzicht in emoties van anderen en kan in sociale situaties vaak niet adequaat reageren. Op grond van de beperkt beschikbare informatie kunnen zowel een ontwikkelingsstoornis als een persoonlijkheidsstoornis vastgesteld noch uitgesloten worden. Ook heeft de psycholoog op grond van het onderzoek onvoldoende inzicht verkregen in het denken en voelen van verdachte om te kunnen beoordelen of er sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een parafilie of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Tijdens het onderzoek is verdachte naar voren gekomen als een gevoelsvermijdende man, die weinig inzicht heeft geboden in wat hem in emotionele zin raakt of bezighield. Het is voor de psycholoog onduidelijk gebleven vanuit welk gevoel of welke drang verdachte gehandeld heeft. Verdachte heeft tegenover genoemde deskundige aangegeven er geen enkel gevoel bij te hebben gehad, wat gezien de aard van de betreffende handelingen volgens de psycholoog moeilijk invoelbaar is. Hij acht het zorgelijk dat verdachte geen enkel inzicht heeft of heeft getoond in de drijfveren die uiteindelijk een rol hebben gespeeld in het tot stand komen van het ten laste gelegde. De psycholoog geeft de rechtbank, indien het ten laste gelegde bewezen kan worden geacht, in overweging verdachte te verwijzen naar een instelling als De Waag, waar met name aan de achtergronden van het gedrag cq de door verdachte bekende ten laste gelegde feiten aandacht geschonken kan worden.
Uit de door de Reclassering opgemaakte (beknopte) adviezen blijkt dat de Reclassering de rechtbank adviseert om aan verdachte een meldingsgebod op te leggen, een contactverbod met de slachtoffers en een behandelverplichting. In haar laatste advies adviseert de Reclassering behandeling in de FPA te Heiloo dan wel een soortgelijke instelling.
De rechtbank is met de psycholoog van oordeel dat het zorgelijk is dat verdachte, ook niet ter terechtzitting, geen inzicht heeft getoond in de drijfveren die uiteindelijk een rol hebben gespeeld in het tot stand komen van het ten laste gelegde. Hoewel verdachte doet voorkomen alsof het hem is overkomen, is de rechtbank ervan overtuigd dat het verdachte was die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] begon aan te raken en dat hij met name [slachtoffer 1] zodanig benaderd en gemanipuleerd heeft dat de seksuele handelingen mogelijk waren. Het initiatief blijkt hierbij telkens uit te zijn gegaan van verdachte, die planmatig en berekenend te werk is gegaan en het misbruik als het ware 'opbouwde'. Uit de verschillende verklaringen van [slachtoffer 1] blijkt duidelijk dat hij zich onder druk gezet voelde om bij verdachte seksuele handelingen te verrichten en deze te ondergaan en dat hij hier vervolgens niets over durfde te vertellen aan zijn ouders. Dat [slachtoffer 1] het hier moeilijk mee heeft (gehad), blijkt onder meer uit het feit dat hij op internet zijn verhaal aan een medewerkster van een hulpverleningsite heeft gedaan. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] verklaren dat verdachte altijd erg aardig voor hen was en [slachtoffer 1] zegt dat verdachte hem aandacht gaf door in gezelschap van anderen het gespreksonderwerp dusdanig te veranderen dat hij [slachtoffer 1] hierbij kon betrekken. Uit msn-chatgesprekken die zich in het dossier bevinden, komen duidelijk de 'grooming' werkwijze en het grensoverschrijdende gedrag van verdachte naar voren. Dat deze msn-gesprekken niet alleen met [slachtoffer 1], maar ook met diens jongere zusje [voornaam] waren, acht de rechtbank zeer verontrustend. Uit het dossier blijkt bovendien dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] kwetsbare jongens zijn. Dit maakt het misbruik door verdachte des te kwalijker.
Uit de door [slachtoffer 2] geschreven slachtofferverklaring blijkt hoe groot de impact van de handelingen van verdachte op zijn leven was en nog steeds is en hoezeer hij hieronder lijdt. Hoewel het thans goed lijkt te gaan met [slachtoffer 1], kunnen jeugdige slachtoffers van ontucht, naar de ervaring leert, hiervan op latere leeftijd ernstig nadelige gevolgen ondervinden. De rechtbank rekent het verdachte derhalve zwaar aan dat hij dit zijn slachtoffers heeft aangedaan.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde is de rechtbank van oordeel dat – met name uit een oogpunt van normhandhaving en preventie – alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur als passende straf in aanmerking komt. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplichte begeleiding door de Reclassering en verplichte behandeling door de FPA te Heiloo of een soortgelijke instelling noodzakelijk om het recidiverisico in voldoende mate te kunnen reduceren. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Daarnaast acht de rechtbank een direct en indirect contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] noodzakelijk, waaronder de rechtbank naast persoonlijk contact ook het schriftelijk en telefonisch contact alsmede het contact via overige sociale media (MSN/Hyves/Facebook) verstaat. Een dergelijk verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 900,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit 1 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4.5 bewezen verklaarde feit 1. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
15 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen, kort gezegd: het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de zestien jaar, aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 242, 244, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (zegge: dertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zegge: zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering, zolang die instelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt dat
- verdachte zich dient te houden aan een meldplicht;
- verdachte zich dient te laten behandelen door de FPA te Heiloo of een soortgelijke instelling;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal onthouden van enig contact, direct of indirect, met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 900,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [sla[slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer 65.57.41.534 ten name van [vader slachtoffer 2], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 900,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door achttien dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. A.M. Ayal en W.A.F. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2012.
mr. drs. Loyson is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.