ECLI:NL:RBHAA:2012:5275

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
10 september 2013
Zaaknummer
15/800876-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijke invoer van cocaïne op Schiphol met gebruik van Schipholpas

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 31 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke invoer van ongeveer 3.009,8 gram cocaïne op de luchthaven Schiphol. De verdachte, die werkzaam was als beveiligingsmedewerker op Schiphol, heeft samen met zijn broer een rol gespeeld in de invoer van deze verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne bestemd was voor verdere verspreiding en dat de verdachte, ondanks zijn eerdere schone strafblad, een gevangenisstraf verdiende vanwege de ernst van het feit. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn Schipholpas, die hem enkel was verleend voor werkgerelateerde doeleinden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 39 maanden, met aftrek van het voorarrest. Tevens werd besloten dat een in beslag genomen geldbedrag van € 4.100,- aan de verdachte moest worden teruggegeven, omdat er onvoldoende bewijs was dat dit bedrag verband hield met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 42 maanden had geëist, gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800876-12
Uitspraakdatum: 31 oktober 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Ok en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.I. Vervest, advocaat te Heemskerk, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 06 juli 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op of omstreeks 06 juli 2012 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 500,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde en tot vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde.
3.2. Vrijspraak feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Niet is komen vast te staan dat de in de woning van verdachte aangetroffen slikkersbollen aan hem toebehoren of dat verdachte zich er anderszins van bewust was dat deze bollen zich in zijn woning bevonden. Uit het dossier blijkt dat meerdere personen een sleutel van de woning bezitten en daarmee vrije toegang tot de woning hebben, onder wie ook zijn broer en medeverdachte in dit onderzoek [medeverdachte 3], die ook een enkele keer de nacht heeft doorgebracht in de studeerkamer van verdachte, waar de slikkersbollen zijn aangetroffen. De bollen bevonden zich bovendien in een kartonnen doos en lagen dus niet in het zicht, zodat niet kan worden uitgesloten dat verdachte geen weet van de aanwezigheid van de verdovende middelen heeft gehad. Verdachte moet dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het als feit 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 6 juli 2012 is [medeverdachte 1] vanuit (Suriname) aangekomen op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. In de handbagage van [medeverdachte 1] zijn vier toffeezakken aangetroffen. [2] De verpakking van elke toffee uit de vier zakken is verwijderd en elke toffee bevatte een slikkersbol. Het nettogewicht van de stof die in de slikkersbollen is aangetroffen, is bij benadering 3.009,8 gram. [3] Van de aangetroffen stof zijn monsters genomen en ter analyse aangeboden aan het Douane Laboratorium te Amsterdam. Uit nader onderzoek door het Douane Laboratorium is gebleken dat alle toegezonden monsters cocaïne bevatten. [4]
Voordat [medeverdachte 1] vanuit Suriname naar Nederland zou reizen is zij door een man, [man], benaderd om een koffer mee te nemen. Op de dag van vertrek zijn er foto’s gemaakt van [medeverdachte 1] en verstuurd naar degene die de verdovende middelen zou overnemen op Schiphol. [man] heeft tegen [medeverdachte 1] gezegd dat zij zich niet druk hoefde te maken, want voor ze haar koffer zouden scannen, zouden ze de cocaïne er uit halen en degene die dat zou doen werkt bij de Douane. Na de controle op Zanderij kreeg [medeverdachte 1] twee tassen en tegen haar is gezegd dat in één tas cocaïne zou zitten en in de andere tas groenten. [5] [medeverdachte 1] heeft op Zanderij een telefoon en een simkaart gekregen, zodat zij haar afhaler kon bellen als zij was aangekomen met de drugs. Het telefoonnummer stond in de telefoon en zij moest bellen als ze was aangekomen en in de slurf stond. Dat heeft [medeverdachte 1] ook gedaan. [6]
Ten tijde van de voorgeleiding in verband met de aanhouding van [medeverdachte 1] verklaarde zij dat zij de drugs moest overdragen aan iemand op Schiphol bij de McDonald’s, dat zij niet wist hoe deze persoon er uit zag, dat zij gebeld zou worden door haar afhaler en dat zij wilde meewerken aan het onderkennen van haar afhaler. Vervolgens werd gezien dat er gebeld werd naar de mobiele telefoon van [medeverdachte 1]. Nadat [medeverdachte 1] het telefoongesprek had beëindigd vertelde zij dat zij gebeld was door de man die de drugs kwam afhalen, dat de man bij de McDonalds wachtte en dat hij had gevraagd of [medeverdachte 1] naar de McDonalds wilde komen. Diezelfde dag, omstreeks 13:30 uur, is een observatie gestart waarbij het volgende is gezien. [medeverdachte 1] liep richting ‘Lounge 3’ en hield meerdere malen haar telefoon tegen haar oor. Ze nam enige momenten later plaats aan een tafel bij McDonald’s in Lounge 3. Een man, naar later bleek te zijn, [verdachte] nam plaats aan dezelfde tafel. Er werd een gesprek tussen beiden gevoerd en [medeverdachte 1] pakte een gele plastic tas met opschrift ‘Jumbo’ uit haar koffer. Zij overhandigde de gele plastic tas aan [verdachte], die hem in zijn zwarte schoudertas stopte. Na enige minuten verliet [medeverdachte 1] de McDonald’s, na enige tijd gevolgd door [verdachte]. [verdachte] werd bij de personeelsdoorgang die toegang geeft tot het airside-gedeelte van de luchthaven Schiphol aangehouden. Op landside, tegenover de security uitgang waar [verdachte] was aangehouden, stond een man, naar later bleek, [medeverdachte 3]. Hij liep zenuwachtig heen en weer en was druk met zijn telefoon bezig. [medeverdachte 3] liep uiteindelijk via draaideur B naar buiten en bracht zijn telefoon naar zijn oor. Op dat moment werd de telefoon die [medeverdachte 1] bij zich had gebeld. Toen [medeverdachte 3] werd aangesproken door verbalisanten stond zijn Blackberry-telefoon op een ping-gesprek met een persoon genaamd [pingnaam] met nummer [mobiele telefoonnummer]. Vervolgens is [medeverdachte 3] aangehouden. [7]
[verdachte] was ten tijde van zijn aanhouding in het bezit van een legitimatiebewijs van een particuliere beveiligingsorganisatie G4S Avitation Security B.V. en een Schipholpas op zijn naam. [8] De bijnaam van [verdachte] is “[pingnaam]”. Op 6 juli 2012 was [verdachte] werkzaam als medewerker van de parketpolitie bij de rechtbank Amsterdam. Hij is in de pauze rond 12.15-12.30 uur, samen met zijn broer [medeverdachte 3], naar de luchthaven Schiphol gereden om daar spullen van een vrouw op te halen. [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn omstreeks 13.15-13.30 uur bij de luchthaven aangekomen. [verdachte] is ook op de luchthaven werkzaam als beveiligingsmedewerker [9] /visiteur welke werkzaamheden bestonden uit het op airside beoordelen van x-raybeelden, visiteren van bagage en fouilleren van passagiers, zowel bij de filters als aan de gate. Een dienst bestond uit minimaal vier uren. [10] Uit de analyse van het gebruik van de Schipholpas van [verdachte] bleek dat deze pas om 13:40 uur werd aangeboden bij de personeelsdoorgang in Vertrek/Lounge 3 om zo airside te betreden, hetgeen plaatsvond acht minuten voordat [verdachte] werd aangehouden. [11] Het tijdstip van aanbieden van de Schipholpas door [verdachte] werd bevestigd door de camerabeelden waarop is te zien dat verdachte om 13:39 uur in de richting van personeelsdoorgang 3 loopt. [12]
In de telefoon (Vodafone met nummer [mobiele telefoonnummer]) die onder [verdachte] in beslag is genomen staat een ontvangen sms d.d. 6 juli 2012 12:01 uur van het nummer [mobiele telefoonnummer] (welk nummer behoort bij een telefoon die onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen) met de tekst: “Goedemorgn k ben net geland”. [13]
Uit camerabeelden is gebleken dat [medeverdachte 3] op 6 juli 2012 om 13:46 uur in de winkelstraat van ‘Aankomst 4’ loopt richting ‘Aankomst 3’, waarbij hij een zwarte Blackberry-telefoon in zijn hand houdt. Om 13:57 uur wordt [medeverdachte 3] gezien met de Blackberry-telefoon in zijn hand, ontgrendeld en met het beeldscherm aan. Er wordt gezien dat [medeverdachte 3] in ‘Aankomst 3’ de lift in stapt, naar ‘Vertrek 3’ gaat en vervolgens terug naar ‘Aankomt 3’ gaat. [medeverdachte 3] loopt ‘Aankomt 4’ door en staat stil voor een draaideur. Hij pakt om 14:05 uur zijn Blackberry-telefoon uit zijn broekzak. [14]
Uit analyse van de telefoongegevens komt het volgende naar voren. In de bij [medeverdachte 3] aangetroffen Blackberry-telefoon zijn twee foto’s van [medeverdachte 1] aangetroffen. Tevens blijkt dat met de onder [medeverdachte 3] aangetroffen telefoon Samsung GT-E1180 op 6 juli 2012 zeven keer is gebeld met de zwarte Samsung telefoon die bij [verdachte] is aangetroffen. Ook is één gesprek ontvangen van voornoemd toestel van [verdachte] door voornoemd toestel van [medeverdachte 3]. [15]
3.4. Bewijsoverweging
Namens verdachte is vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet had op het medeplegen van de invoer van verdovende middelen, maar dat verdachte in de veronderstelling was dat hij typisch Surinaamse etenswaren zou ophalen. Verdachte heeft ter terechtzitting en bij de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij op 6 juli 2012 door zijn broer, [medeverdachte 3], tijdens de middagpauze van zijn werk bij de parketpolitie bij de rechtbank te Amsterdam is opgehaald. Onderweg heeft zijn broer hem gevraagd om etenswaren, die zouden worden gebracht door een vrouw uit Suriname, voor hem op te halen in het beveiligd gebied (airside) op de luchthaven Schiphol.
De betreffende etenswaren bestonden volgens zijn broer uit fruit, koek en vis die niet door de douanecontrole zouden komen. Omdat verdachte ook beveiligingswerkzaamheden verrichtte voor G4S Aviation Security B.V., beschikte verdachte over een Schipholpas, waarmee hij toegang had tot het airside-gedeelte van de luchthaven.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt dienaangaande het volgende.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij slechts dacht Surinaamse etenswaren van de Surinaamse vrouw te krijgen, volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte is als beveiligingsmedewerker op de luchthaven Schiphol die ook betrokken is bij het onderkennen van drugskoeriers, bij uitstek op de hoogte van de regelmatige invoer van verdovende middelen vanuit Suriname en de daarbij gehanteerde strenge controlemaatregelen in de vorm van 100% controles. Daarom wordt de verklaring van verdachte dat hij geen moment eraan heeft gedacht dat het mogelijk om verdovende middelen zou gaan, terzijde geschoven. Verdachte heeft niet alleen de Schipholpas gebruikt, maar hij heeft eveneens om niet op te vallen op het airside-gedeelte van de luchthaven Schiphol zijn werkkleding van de parketpolitie deels vervangen door zijn uniform van G4S Aviation Security B.V. Daaruit kan worden afgeleid dat verdachte zijn bezoek aan airside rechtmatig heeft willen doen lijken. Dat verdachte zich van deze ongeoorloofde handelwijze, die bij ontdekking wellicht tot ontslag zou leiden, zou bedienen voor het in ontvangst nemen van enkel etenswaren, acht de rechtbank ondenkbaar.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het medeplegen van de invoer van cocaïne.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 juli 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig (42) maanden met aftrek van het ondergane voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 4.100,- aan hem zal worden teruggegeven.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het (beknopt) reclasseringsadvies van 31 juli 2012 van Reclassering Nederland is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijke invoer van ongeveer 3.009,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat slechts een gevangenisstraf als passende straf in aanmerking komt, ondanks het feit dat verdachte niet eerder met justitie en politie in aanraking is gekomen. Bij het bepalen van de duur van deze straf neemt de rechtbank ten nadele van verdachte in aanmerking dat hij samen met zijn broer is opgetreden als afhaler van een drugskoerier en aldus een zodanige rol in een organisatie die zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen heeft vervuld, dat hij zelf niet het grootste risico heeft gelopen.
De rechtbank rekent het verdachte voorts zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn Schipholpas. Hem is uitsluitend de bevoegdheid verleend om daarmee de beveiligde delen van de luchthaven Schiphol te betreden wanneer hij daar moet zijn voor zijn werk en niet om buiten werktijden om daarvan gebruik te maken en zeker niet om mee te werken aan de invoer van cocaïne. Met zijn handelen schaadt verdachte de integriteit van de luchthaven Schiphol en heeft hij niet alleen zijn werkgever G4S Aviation Security B.V. in grote verlegenheid gebracht, maar ook de politie, nu verdachte ook daarvoor werkzaam is.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Beslissing omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 4.100,- aan verdachte dient te worden teruggeven. Op grond van de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is een verband tussen dit geldbedrag en het bewezen verklaarde feit onvoldoende aannemelijk geworden. Het geldbedrag van € 4.100,-, dient daarom aan verdachte te worden teruggegeven.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.5 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert;
verklaart dit feit strafbaar;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGENENDERTIG (39) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van:
7 Geld Euro 600.00
-
3 x 200 euro (ibg dd 06.07.12)
8 Geld Euro 100.00
-
1 x 100 euro (ibg dd 06.07.12)
9 Geld Euro 3400.00
-
68 x 50 euro (ibg dd 06.07.12).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. S.C.A. van Kuijeren en mr. H.A. Stalenhoef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries en mr. M.M. Kuipers, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2012.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal (van observatie) d.d. 6 juli 2012, voorgeleidingsproces-verbaal verdachte, blz 1. en proces-verbaal d.d. 10 juli 2012 (proces-verbaal raadkamer I, dossierpagina 22) en proces-verbaal (relaas) (proces-verbaal raadkamer I, dossierpagina 4).
3.Proces-verbaal van onderzoek van verdovende middelen d.d. 10 juli 2012 (proces-verbaal raadkamer I, dossierpagina’s 46-62).
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het Douane Laboratorium d.d. 13 juli 2012, met kenmerk A065.2.048744 en laboratoriumnummer 7233 X 12 (los opgenomen).
5.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 7 juli 2012 (proces-verbaal raadkamer II, dossierbijlage 0.3, blz.5-6).
6.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 13 augustus 2012 (proces-verbaal raadkamer II, dossierbijlage 2.0, blz. 2-3).
7.Proces-verbaal (van observatie) d.d. 6 juli 2012, voorgeleidingsproces-verbaal verdachte en proces-verbaal d.d. 10 juli 2012 (proces-verbaal raadkamer I, dossierpagina 22).
8.Proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden [verdachte] d.d. 11 juli 2012 (proces-verbaal raadkamer I, dossierpagina 64).
9.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 7 juli 2012 (proces-verbaal raadkamer I, dossierbijlage 0.5).
10.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2], d.d. 24 juli 2012 (proces-verbaal raadkamer II, dossierbijlage 1.4).
11.Proces-verbaal van analyse Schipholpas en roostergegevens d.d. 7 augustus 2012 (proces-verbaal raadkamer II, dossierparagraaf 1.7).
12.Proces-verbaal (van analyse camerabeelden) d.d. 6 augustus 2012 (proces-verbaal raadkamer II, dossierparagraaf 1.6).
13.Proces-verbaal van analyse mobiele telefonie d.d. 16 augustus 2012 (proces-verbaal raadkamer II, dossierparagraaf 2.2).
14.Proces-verbaal (analyse camerabeelden) d.d. 6 augustus 2012 (proces-verbaal raadkamer II, dossierparagraaf 1.6).
15.Proces-verbaal van analyse mobiele telefonie d.d. 16 augustus 2012 (proces-verbaal raadkamer II, dossierparagraaf 2.2).