ECLI:NL:RBHAA:2011:BV3698

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/6309
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douane-indeling ballastgewichtsystemen en aansprakelijkheid van de douane-expediteur

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 21 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een logistiek dienstverlener, en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De zaak betreft een uitnodiging tot betaling (utb) van € 515.914,60 aan douanerechten die aan eiseres was opgelegd voor het tijdvak van 29 januari 2007 tot en met 1 oktober 2009. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze utb, die was opgelegd naar aanleiding van een controle na invoer (CNI) van ballastgewichtsystemen die door importeur [B] uit China waren ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de indeling van de ballastgewichtsystemen in de juiste goederencode ter discussie staat. Eiseres betwist de indeling en stelt dat deze onder goederencode 8432 9000 moet vallen, terwijl verweerder goederencode 8708 9997 voorstaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de utb niet in stand kan blijven, omdat de douaneschuld waarvoor eiseres als schuldenaar was aangemerkt, is vernietigd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder niet heeft aangetoond dat eiseres wist of redelijkerwijs had moeten weten dat de verstrekte gegevens onjuist waren. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de utb vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Zaaknummer: AWB 10/6309
Uitspraakdatum: 21 december 2011
Uitspraak in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. C.H. Bouwmeester,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, [P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het tijdvak 29 januari 2007 tot en met 1 oktober 2009 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) voor een bedrag van € 515.914,60 aan douanerechten opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 oktober 2010 de utb verminderd met
€ 4.858,46 tot € 511.056,14.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2011.
Namens eiseres zijn verschenen de gemachtigde, [A], directeur van [B] B.V. (hierna: [B]), [C], accountant van [B], [D], werkzaam bij Expeditiebedrijf [E] B.V. (hierna: [E]), en een kantoorgenoot van de gemachtigde, S. Kruikemeijer. Namens verweerder zijn verschenen
drs. H.G. van Empel, C.L. Niekerk en P.G. Wouters. Het beroep is met toestemming van partijen tegelijkertijd behandeld met de beroepen ten name van [B] en [E] die zijn geregistreerd onder de nummers 10/6308 en 10/6310.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres is logistiek dienstverlener.
2.2. [B] is importeur van ballastgewichtsystemen (ook wel tegengewichten of contragewichten genoemd) van oorsprong en herkomst uit China. De ballastgewichtsystemen bestaan uit blokken van gietijzer waaraan bevestigingssystemen zijn gemonteerd. Met behulp van deze bevestigingssystemen kunnen de ballastgewichtsystemen aan de voor- (door middel van een fronthefinrichting) of de achterzijde (door middel van plaatsing op de driepuntstang) van de tractor worden bevestigd. De ballastgewichtsystemen bestaan in verschillende maten, met een verschillend gewicht. Een ballastgewichtsysteem van de juiste zwaarte wordt samen met een landbouwwerktuig aan een tractor gekoppeld. De zwaarte wordt berekend aan de hand van het soort werktuig en de uit te voeren werkzaamheid.
2.3. De aangiften ten invoer worden verzorgd door [E] in opdracht van eiseres. Tot 17 maart 2008 deed [E] dit op eigen naam en voor eigen rekening. Vanaf 17 maart 2008 treedt [E] op als direct vertegenwoordiger van [B]. In de aangiften is in de meeste gevallen de omschrijving “delen van machines voor gebruik in o.a. de landbouw, tuinbouw” gebruikt. Incidenteel is een van de volgende omschrijvingen gebruikt:
- “andere delen voor landbouwwerktuigen”;
- “andere gegoten werken van ijzer of van staal: van smeedbaar gietijzer”;
- “andere werken van ijzer of staal, andere”.
2.4. Bij [B] is op grond van artikel 78 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) een controle na invoer (hierna: CNI) ingesteld. Van de CNI is een controlerapport opgesteld. Naar aanleiding van de CNI is aan eiseres de utb opgelegd omdat zij de voor de opstelling van de aangiften benodigde gegevens heeft verstrekt, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze gegevens verkeerd waren.
2.5. De Administratie der douane en accijnzen te Brussel heeft op 12 mei 2010 een bindende tariefinlichting aan [B] afgegeven voor een product met de handelsnaam “[F] 1800 kg.” (BTI-Referentie [#]). Het product wordt ingedeeld onder goederencode 73251099. De omschrijving in rubriek 7 luidt als volgt:
“Tegengewicht (1800 kg) voor tractors, van niet-smeedbaar gietijzer, dat door middel van een hefinrichting aan de voorzijde of door plaatsing op de driepuntstang aan de achterzijde wordt bevestigd.”
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de utb terecht is opgelegd. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat indeling dient plaats te vinden onder goederencode 8432 9000. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat indeling dient plaats te vinden onder goederencode 7325 1099. Verweerder staat goederencode 8708 9997 voor. Meer subsidiair is in geschil of eiseres terecht als schuldenaar is aangemerkt. Nog meer subsidiair is in geschil of navordering op grond van artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW achterwege had moeten blijven.
3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de utb.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en het aangehechte proces-verbaal.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De rechtbank verwijst allereerst naar haar uitspraken in de met deze zaak tegelijkertijd behandelde beroepen die zijn geregistreerd onder de nummers 10/6308 en 10/6310 waarin is geoordeeld dat boeking van de onderhavige douanerechten op grond van artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW achterwege had moeten blijven en bijgevolg de in deze beroepen bestreden utb’s zijn vernietigd. Nu de douaneschuld waarvoor eiseres als schuldenaar is aangemerkt, is vernietigd, is tevens de grond voor het schuldenaarschap van eiseres vervallen. De utb kan reeds daarom niet in stand blijven.
4.2. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres ten onrechte als schuldenaar heeft aangemerkt. Verweerder heeft eiseres op grond van artikel 201, derde lid, derde volzin, van het CDW als schuldenaar aangemerkt omdat eiseres de voor de opstelling van de aangiften benodigde gegevens heeft verstrekt, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze gegevens verkeerd waren. Eiseres heeft dit standpunt bestreden, omdat er geen reden was om aan de juistheid van de aangegeven goederencode te twijfelen. De bewijslast rust op verweerder.
4.3. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat eiseres bij het verzamelen van de gegevens die voor de aangiften zijn gebruikt als doorgeefluik heeft gefungeerd. Verweerder heeft eiseres als schuldenaar aangemerkt omdat zij als douane-expediteur en voorganger van [E] als professionele marktpartij over zoveel kennis en ervaring beschikte dat zij wist of redelijkerwijs had moeten weten dat de doorgegeven goederencode onjuist was. Eiseres had deze goederencode moeten verbeteren, aldus verweerder.
4.4. De rechtbank acht verweerder niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast. De indeling van de ballastgewichtsystemen is niet zo eenvoudig dat kan worden gezegd dat evident een onjuist standpunt is ingenomen. Dit blijkt ook uit de Belgische bindende tariefinlichting die aan [B] is verstrekt en aan de Britse bindende tariefinlichting, die eveneens is ingebracht. Voorts acht de rechtbank de onderbouwing die ter zitting namens eiseres is gegeven van haar eigen standpunt, consistent en overtuigd. Verweerder heeft de rechtbank niet duidelijk gemaakt waarom eiseres, op basis van haar kennis en ervaring als professionele marktpartij, wist of redelijkerwijs had moeten weten dat de verstrekte gegevens onjuist waren.
4.5. Gelet op het vorenoverwogene dient de utb te worden vernietigd. Het beroep dient dan ook gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Niet in geschil is dat het beroep samenhangt met de beroepen ten name van [B] en [E] die zijn geregistreerd onder de nummers 10/6308 en 10/6310. De rechtbank zal in elk van deze beroepen een derde van de proceskostenvergoeding toekennen, zijnde € 292.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de utb;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 292;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. A.J. Roke en
mr. C.J. Hummel, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.