RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/801130-11
Uitspraakdatum: 30 november 2011
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Polen),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende te [adres en woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 02 september 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen.
4.1. Partiële vrijspraak
De rechtbank acht op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende bewijs aanwezig voor het aan verdachte verweten ‘medeplegen’, nu weliswaar sprake lijkt te zijn geweest van een gezamenlijke uitvoering, maar niet van een bewuste en nauwe samenwerking zoals voor medeplegen is vereist. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
Op 2 september 2011 heeft verdachte op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, haar bagage ingecheckt voor een vlucht met bestemming Tokyo. Verdachte is na aanbieding van haar paspoort de balie van de grensbewaking gepasseerd. Nabij de gate is verdachte aan een douanecontrole onderworpen en aangehouden. Bij verdachte werden inwendig slikkersbollen aangetroffen met een nettogewicht van 951,6 gram. Uit onderzoek is gebleken dat de slikkersbollen metamfetamine bevatten.
4.3. Bewijsoverweging
Opzet
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd niet geweten te hebben van de bij haar aangetroffen metamfetamine. Verdachte had bij het slikken van de bollen wel aan iets illegaals gedacht, maar niet aan verdovende middelen. Namens verdachte is daarom aangevoerd dat het opzet niet kan worden bewezen.
De rechtbank neemt in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat door middel van het slikken van bolletjes verdovende middelen worden vervoerd. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting zelf verklaard, zoals hierna onder 6 aan de orde zal komen, dat zij onder druk is gezet om tot het slikken van de bolletjes over te gaan en dat zij dacht dat het iets illegaals was. Daarmee heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat in deze bolletjes metamfetamine zou zitten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte derhalve voorwaardelijk opzet heeft gehad op de uitvoer van een hoeveelheid metamfetamine uit Nederland (als bedoeld in art. 1 lid 5 van de Opiumwet).
4.4. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
zij op 2 september 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij verdachte sprake was van psychische overmacht, zodat zij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting - kort samengevat - het volgende verklaard. In een advertentie op internet werden vrouwen aangezocht om in Nederland als hostess, dan wel als fotomodel te komen werken. Verdachte heeft hierop gereageerd. Eenmaal in Nederland werd zij ontvangen door een aantal Polen. Zij werd naar Schiphol gebracht om, zoals haar werd voorgespiegeld, voor een fotosessie naar Madrid te vliegen. Het inchecken mislukte echter, waarna zij, na een aantal uren op de luchthaven te hebben gewacht, weer werd opgehaald. Daarop is zij een aantal dagen in een auto rondgereden, totdat zij op enig moment naar een camping werd meegenomen. Verdachte verbleef daar met andere Polen in een caravan, die voortdurend werd bewaakt. Alle persoonlijke eigendommen van verdachte werden afgenomen. Verdachte werd voorgehouden dat zij geen uitweg had, dat zij capsules moest slikken en naar Japan moest reizen. De organisatie beschikte over kopieën van identiteitsdocumenten van verdachte en zij was bang dat haarzelf of haar familie iets zou worden aangedaan als zij niet mee zou werken. Op dinsdag werd voor het eerst over slikken gesproken. De navolgende vrijdag heeft het daadwerkelijk slikken plaatsgehad. Verdachte is toen opgehaald en gedwongen de capsules te slikken.
Bij haar aanhouding op Schiphol noch bij het verhoor bij inverzekeringstelling heeft verdachte verklaard omtrent deze bedreigingen. Ofschoon dit op zichzelf een contra-indicatie zou kunnen vormen voor de door verdachte gestelde druk, stelt de rechtbank vast dat uit de hiervan opgemaakte processen-verbaal niet blijkt dat verdacht bij die verhoren is gehoord met behulp van een tolk. Verdachte is op 2 september 2011, de dag van haar aanhouding, met complicaties overgebracht naar het ziekenhuis. In het licht van deze omstandigheden, alsmede de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat zij zich in een vreemd land bevond waar een andere taal werd gesproken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet kan worden tegengeworpen dat zij niet terstond bij de douane heeft verklaard over de druk waaronder zij was geplaatst.
Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte bij het verhoor voor haar inbewaringstelling op 5 september 2011 tegenover de rechter-commissaris wel heeft verklaard omtrent de druk waaronder zij is geplaatst. Ook in haar verhoor op 7 september 2011 tegenover de Koninklijke Marechaussee, alsmede ter terechtzitting, heeft zij hierover verklaard. De rechtbank overweegt dat de verklaringen van verdachte telkens innerlijk consistent zijn en onderling op wezenlijke onderdelen met elkaar overeenkomen. Daarnaast vinden de verklaringen van verdachte steun in hetgeen medeverdachte [naam] heeft verklaard over de handelwijze van de drugsorganisatie, in het bijzonder hoe potentiële koeriers naar Nederland werden gelokt, en hoe bij hen het vertrouwen werd gewekt dat zij als hostess aan de slag konden.
Gezien het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden dat verdachte een zodanige (van buiten komende) dwang heeft ervaren, dat zij hieraan redelijkerwijs geen weerstand kon en hoefde te bieden. Derhalve is verdachte wegens overmacht, in de zin van psychische overmacht, niet strafbaar voor het haar ten laste gelegde feit, en dient zij hiervoor ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.
7. Beslissing omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 1.600,00 dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2 van de Opiumwet
9. Beslissing
De rechtbank:
spreekt verdachte partieel vrij het haar onder feit 1. ten laste gelegde zoals hiervoor onder 4.1 overwogen;
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat haar van alle rechtsvervolging;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. Geld Euro 500,00, 1 coupure a 500 Euro
2. Geld Euro 800,00, 4 coupures a 200 Euro
3. Geld Euro 100,00, 1 coupure a 100 Euro
4. Geld Euro 200,00, 4 coupures a 50 Euro
10.Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mr. K.G. Witteman en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Zeeman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2011.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.