RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 187035/HA RK 11-156
datum beslissing: 20 december 2011
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 14 november 2011 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. [A], hierna te noemen: de kantonrechter, in de bij deze rechtbank, sector Kanton, aanhangige zaak met zaaknummer 527880/CV EXPL 11-7964, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De rechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3 Verzoeker, wederpartij en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 5 december 2011. De kantonrechter en de wederpartij hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt. Bij e-mailbericht van 2 december 2011 heeft verzoeker meegedeeld niet te zullen verschijnen, aangezien hij de wrakingskamer wraakt.
1.4 De wrakingskamer heeft proces-verbaal opgemaakt van de zitting van 5 december 2011 en verzoeker nogmaals in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, nu ter zitting van 12 december 2011. Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer is buiten behandeling gelaten, omdat dat verzoek kennelijk niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Verzoeker is ook op 12 december 2011, dit keer zonder afbericht, niet verschenen.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek het volgende aangevoerd:
"Onderstaand is onder uw aandacht gebracht:
beginselen van goede procesorde dd 7-9-2011
oproep in vrijwaring (lees; de minister van veiligheid & justitie) dd 19-9-2011
absolute onbevoegdheid en meldingsplicht ambtsmisdrijven dd 19-10-2011
litispendentie o.v.n. kenmerk S11/0081, sector strafrecht, gerechtshof Den Haag dd 28-10-2011
Welnu U onvoldoende acht slaat danwel heeft geslagen op bovenstaand, wekt U de schijn net als alle andere kantonrechters uit andere arrondissementen (m.n. Utrecht) te zijn geprogrammeerd om als handlanger in deze strafrechtelijke aangelegenheid, vanuit onbevoegdheid valsheid in geschrifte en meineed te plegen, om een (potentiele) katvanger een rechtsmiddel “IN NAAM DER KONINGIN” te verstrekken zodat hij/zij met het verkregen juridisch moordwapen het uitroeiings- en plunderplan van de overheid op gedekte wijze (mbv justitie) verder ten uitvoer kan brengen."
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 Uit hetgeen verzoeker schriftelijk heeft aangevoerd, leidt de wrakingskamer af dat verzoeker bedoelt dat de kantonrechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt. De bedoeling van de mondelinge behandeling was om verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn verzoek toe te lichten. Verzoeker heeft deze mogelijkheid, die hem tweemaal is geboden, telkens onbenut gelaten. De wrakingskamer is van oordeel dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, de feiten en omstandigheden die verzoeker schriftelijk aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd onvoldoende zijn om het oordeel te rechtvaardigen dat het fungeren van de kantonrechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen leiden. De aangevoerde stellingen en omstandigheden kunnen daarom niet leiden tot toewijzing van het verzoek tot wraking.
3.3 De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
4.1 wijst het verzoek om wraking af;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Wolfs, voorzitter, en mrs. W. Aardenburg en M. Mateman, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2011 in tegenwoordigheid van mr.drs. I. Helmich als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.