ECLI:NL:RBHAA:2011:BU3842

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800716-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne met psychische overmacht als verweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 19 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de opzettelijke invoer van ongeveer 11.808,2 gram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, deze hoeveelheid cocaïne opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft het verweer van de raadsman, dat de verdachte als 'pakezel' moet worden gekwalificeerd, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om van de standaardcategorie af te wijken, gezien de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had verklaard dat hij onder druk was gezet door onbekende mannen, maar de rechtbank vond deze verklaring ongeloofwaardig en niet onderbouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 46 maanden en heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. Tevens is een Samsung GSM, die in beslag was genomen, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de medewerking van de verdachte tijdens het onderzoek, maar heeft de ernst van het feit en de schadelijkheid voor de gezondheid van personen als zwaarwegende factoren meegewogen. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en het bewezen verklaarde feit gekwalificeerd als opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800716-11
Uitspraakdatum: 19 september 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 september 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Spanje),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Hoorn-Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 11.808,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee en vijftig (52) maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en verbeurdverklaring van het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geld en de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 5 september 2011 afgelegd;
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding d.d. 23 mei 2011 (dossierparagraaf 1.1.);
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen met fotobijlage d.d. 24 mei 2011 (dossierparagraaf 0.7);
* het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 27 mei 2011, kenmerk 4625 X 11, opgemaakt door de vast gerechtelijk deskundige drs. M. M. Sarneel.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 23 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 11.808,2 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Door de raadsman van verdachte is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit wegens de niet-strafbaarheid van zijn cliënt op grond van de aanwezigheid van psychische overmacht.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Gezien de zich in het dossier bevindende stukken en gelet op het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat verdachte zodanig onder druk is gezet of een zodanige (van buiten komende) dwang heeft ervaren, dat hij redelijkerwijs daaraan geen weerstand kon of hoefde te bieden.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij midden april 2011 door een hem onbekende man werd opgebeld met het bericht dat een vriend van hem, genaamd Javier, in het ziekenhuis in Santo Domingo (Dominicaanse Republiek) zou liggen en geen geld zou hebben voor medische zorg. Een kennis van zijn werk regelde voor hem op internet een vliegticket naar Santo Domingo en verdachte reisde daarheen om Javier geld te brengen. Verdachte zou door de persoon die eerder belde op het vliegveld opgehaald worden. Na aankomst werd hij door een aantal hem onbekende mannen naar een gebied buiten de stad gebracht, alwaar hij in een kamer van een soort industriegebouw werd opgesloten. Zijn paspoort en (het grootste gedeelte van) zijn geld werden hem afgenomen en hij zat daar ongeveer dertien dagen opgesloten. De onbekende mannen wilden meer geld van hem hebben en gaven hierbij aan te weten waar de ex-vrouw en het zoontje van verdachte verbleven. Verdachte nam telefonisch contact op met vrienden in Spanje om hen op zijn naam geld over te laten maken via Western Union. Hij ging twee of drie keer met de onbekende mannen mee om het overgemaakte geld op te halen. Verdachte gaf aan ook te zijn geslagen wanneer hij enige weerstand bood en de mannen hadden hem ook een wapen getoond. Na al die dagen opgesloten te zijn geweest, kreeg verdachte een ticket naar Amsterdam, een telefoon en een koffer met inhoud van de organisatie. Verdachte heeft tijdens de reis naar Amsterdam op geen enkel moment gedacht aan de mogelijkheid om hulp in te schakelen. In Amsterdam zou hij moeten wachten op Schiphol tot een medewerker van de luchthaven contact met hem zou opnemen. Voorts was het de bedoeling dat verdachte geld zou ophalen bij Amsterdam CS om dit geld in Spanje weer af te geven aan iemand. Daarna zou hij met rust worden gelaten.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte, die niet alleen niet verifieerbaar, maar op onderdelen ook onlogisch is, ongeloofwaardig. De reden om naar Santo Domingo af te reizen komt de rechtbank vreemd voor. Verdachte wist immers niets van de relatie van de onbekende man met zijn vriend en hij had ook geen enkele informatie betreffende de ziekte van zijn vriend of het ziekenhuis waarin hij zou liggen. Ook het extra laten overmaken van geld door vrienden via Western Union, is door verdachte op geen enkele wijze met stukken onderbouwd terwijl dit voor verdachte wel mogelijk had moeten zijn en is derhalve door verdachte niet aannemelijk gemaakt.
Voorts heeft verdachte niet gemotiveerd kunnen onderbouwen dan wel kunnen aangeven waarom hij in het geheel niets heeft ondernomen tegen de door hem gestelde bedreigingen door bijvoorbeeld in het vliegtuig hulp te zoeken of bij een politiepost op Schiphol. Dit klemt te meer, nu uit de observatie op Schiphol op 23 mei 2011 bleek dat verdachte op het moment dat hij naar zijn zin te lang moest wachten op de medewerker van de organisatie, de betreffende koffer in een bagagelocker plaatste zodat hij zijn vlucht naar Spanje kon halen. Dit was immers niet volgens afspraak met de organisatie. Naar het oordeel van de rechtbank spreekt ook hieruit geen enkele vrees uit voor eventuele consequenties van zijn handelen voor zichzelf en/of zijn familie. De rechtbank oordeelt dan ook dat de door verdachte geschetste gebeurtenissen niet aannemelijk zijn geworden, waardoor het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 11.808,2 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank passeert het door de raadsman aangevoerde verweer dat uitgegaan dient te worden van de categorie 'pakezel'. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding van een andere categorie dan van de 'standaard' categorie uit te gaan.
De rechtbank heeft wel bij het bepalen van de strafmaat ten voordele van verdachte rekening gehouden met zijn medewerking tijdens het onderzoek en bij de onderkenning van de afhaler.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een Samsung GSM, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van de telefoon die aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESENVEERTIG (46) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
15) 1.00 STK GSM-toestel Kl:zwart SAMSUNG.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1) Geld Euro 1 x 100 euro (ibg dd 23.05.2011);
2) Geld Euro 4 x 50 euro (ibg dd 23.05.2011);
3) Geld Euro 2 x 20 euro (ibg dd 23.05.2011);
4) Geld Euro 1 x 10 euro (ibg dd 23.05.2011).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Cichowski-van der Kleijn, voorzitter,
mr. drs. J.W.H.G. Loyson en mr. J.G. Tielenius Kruythoff, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Zoethout,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 september 2011.
mr. J.G. Tielenius Kruythoff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.