ECLI:NL:RBHAA:2011:BT6235

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740093-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot moord met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 30 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij een poging tot moord. De feiten dateren van 24 december 2010, toen het slachtoffer, eigenaar van een pizzeria, onder valse voorwendsels werd ontvoerd door de medeverdachten. Tijdens deze ontvoering werd het slachtoffer bedreigd en beschoten met een vuurwapen, waarna hij in een brandende auto werd achtergelaten. Het slachtoffer heeft op eigen kracht de brandende auto weten te verlaten en heeft dit wonder boven wonder overleefd, ondanks de ernstige verwondingen die hij had opgelopen door de schoten en de brand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, met een totaal gebrek aan respect voor het leven van een medemens. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat een lange gevangenisstraf passend is, gezien de ernst van de feiten en de impact op het leven van het slachtoffer. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig en betrouwbaar aangemerkt, en heeft het alternatieve scenario van de verdediging verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, met voorbedachten rade, om het slachtoffer van het leven te beroven.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740093-11
Uitspraakdatum: 30 september 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 september 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, dat:
hij op of omstreeks 24 december 2010 te Castricum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met één of meermededader(s):
- met één of meer vuurwapen(s) vier, althans één of meer, kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op die [slachtoffer] (waarbij die [slachtoffer] door vier, althans één of meer kogel(s) in het lichaam is geraakt), en/of
- die [slachtoffer] en/of de auto waarin die [slachtoffer] zich bevond heeft/hebben besprenkeld en/of overgoten met benzine, althans een brandbare (vloei)stof en/of vervolgens (open) vuur in aanraking heeft/hebben gebracht met die benzine, althans die brandbare (vloei)stof,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] en/of die auto vlam heeft/hebben gevat,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit (poging moord in vereniging) en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) jaren met aftrek van voorarrest.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1
Melding
Op vrijdag 24 december 2010 te 22.13 uur kwam bij de regionale meldkamer van de regiopolitie Noord-Holland Noord een melding binnen van [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] en het slachtoffer). Hij meldde dat hij was ontvoerd, dat met een pistool op hem was geschoten door [medeverdachte 1], dat hij was geraakt in zijn buik en in zijn nek en dat hij in de fik was gestoken. Hij vertelde tijdens de melding dat hij alles voelde prikken in zijn zij en in zijn benen en dat hij was verbrand. "Ze hebben me in de auto in de fik gestoken en ik vloog eruit", aldus [slachtoffer] die vanuit strandpaviljoen Zoomers bij het strand van Castricum belde.2
Hoofdagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen om 22.23 uur ter plaatse en troffen het slachtoffer aldaar aan. Het slachtoffer zei dat hij was neergeschoten door [medeverdachte 1] en [voornaam medeverdachte 2], dat zij in een gestolen ML (de rechtbank begrijpt: een Mercedes ML) reden en dat [medeverdachte 1] werkzaam was bij de pizzeria van het slachtoffer. Verbalisanten zien meerdere huidvellen los zitten op het gezicht van het slachtoffer en zien een schotwond boven diens bekken.3
Relaas van aangever
[slachtoffer] is eigenaar van pizzeria [pizzeria] te Amsterdam. Hij had in de avond van 24 december 2010 een van zijn werknemers, [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1], hierna ook: [medeverdachte 1]), opgehaald bij Plein 40-45 in Amsterdam. Het slachtoffer reed in een Audi. Op verzoek van [medeverdachte 1] is het slachtoffer met hem naar Sloterdijk gereden, waar twee bekenden van [medeverdachte 1] stonden te wachten. Een van deze mannen herkende het slachtoffer als "[voornaam medeverdachte 2]". Van de derde persoon wist hij niets. Ze zijn met twee auto's gaan rijden. In de auto werd het slachtoffer bedreigd door [medeverdachte 1] die een geldbedrag opeiste.4 Vervolgens stopten ze op een afgelegen plek en hoorde het slachtoffer de anderen buiten met elkaar praten. Toen werd hij een aantal malen beschoten met een pistool. Hij zag dat het een Glock was. Hij voelde dat hij geraakt werd en hij deed alsof hij dood was. Hij hoorde een van de mannen zeggen dat er op zijn hoofd moest worden geschoten. Hij merkte dat er benzine over hem heen werd gegoten: eerst over hem heen en toen om hem heen in de auto. Voor hij het wist stond de auto in brand. Het slachtoffer heeft gewacht tot hij de achterlichten van de auto van de mannen niet meer zag. Zijn benen brandden toen al. Hij is uit de auto gesprongen, in de sneeuw gaan rollen en daarna gaan lopen en zag toen een paviljoen.5
Het slachtoffer was in Amsterdam-Sloterdijk door [medeverdachte 1] gedwongen achter in de ML plaats te nemen. Deze auto werd bestuurd door [voornaam medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] nam naast het slachtoffer plaats. Zijn telefoons werden afgepakt. De andere jongen, een Turkse man, is achter het stuur van de Audi van het slachtoffer gaan zitten. Ze zijn gaan rijden en onderweg zei [medeverdachte 1] onder meer tegen het slachtoffer: "Ik ga je levend verbranden". [medeverdachte 1] vroeg om betaling van twee of drie ton. Het slachtoffer zei dat hij dat niet had en [medeverdachte 1] zei: 'daarom, dus we kunnen niet praten, ik ga je toch doodschieten". Het slachtoffer heeft [medeverdachte 1] horen zeggen: "fuck geld, fuck geld, ik heb genoeg geld". Er werd gestopt en het slachtoffer moest toen van auto wisselen en plaatsnemen achterin de Audi. Ze reden weer verder en op een gegeven moment was de tank op nul. Ze stonden alle drie naast de Audi en het slachtoffer zat op de achterbank aan de rechterkant. Het slachtoffer hoorde na het 2e of 3e schot [voornaam medeverdachte 2] zeggen: "In zijn gezicht". Er werd daarna nog twee keer geschoten. Een kogel vloog vlak langs zijn keel. Het slachtoffer heeft zich dood gehouden. De Turk gooide benzine over hem heen en in de auto en over de auto. Hij maakte een lijn naar achteren, stak hem aan en rende keihard weg.6
Medische informatie
Brigadier van politie [verbalisant 3] heeft op 24 december 2010 in het Rode Kruis Ziekenhuis te Beverwijk van het verplegend personeel vernomen dat er sprake was van vier schotwonden in het lichaam van het slachtoffer, voornamelijk in de rechterheup en meerdere brandwonden aan zijn benen en lichaam.7 Op genoemde datum zijn door een arts van het Rode Kruis Ziekenhuis te Beverwijk bij het slachtoffer brand- en schotwonden geconstateerd.8 De schotwonden zijn later ook omschreven als vier huidperforaties ter hoogte van de rechterflank en rechterheup.9
Brandende auto
Op 24 december 2010 te 22.20 uur is op de Zeeweg te Castricum een vrijwel geheel uitgebrande personenauto, vermoedelijk een Audi, aangetroffen. Op een geblakerde kentekenplaat werd het kenteken [kenteken] vastgesteld. Gelet op het grillige spoor op de rijstrook nabij de auto kan worden geconcludeerd dat vrijwel zeker gebruik is gemaakt van een vluchtige brandbare vloeistof. Er zijn 4 patroonhulzen aangetroffen ter hoogte van het rechter achterwiel. Op 30 december 2010 is onderzoek ingesteld in het autowrak. Rechts achterin werden twee kogelmantels aangetroffen. De hulzen en kogelmantels zijn voor vergelijkend onderzoek verzonden naar het NFI.10 Alle hulzen zijn waarschijnlijk met hetzelfde vuurwapen verschoten, vermoedelijk met een pistool van het merk Glock of van het merk Smith & Wesson. De kogels zijn niet geschikt voor vergelijkend onderzoek.11
Het kenteken [kenteken] is afgegeven voor een zwarte Audi A3 en staat op naam van [betrokkene 1], de vriendin van het slachtoffer.12
Herkenning verdachten
De broer van het slachtoffer, [betrokkene 2], heeft tegenover brigadier van politie [verbalisant 4] verklaard dat hij de naam van "[voornaam medeverdachte 2]" heeft achterhaald en heeft vervolgens [verbalisant 4] het schermpje van zijn telefoon getoond, waarop de naam '[voornaam medeverdachte 2]' stond.13
Uit een lopend opsporingsonderzoek in Nederland blijkt dat een persoon genaamd [medeverdachte 2] gebruik maakt van de bijnaam "[voornaam medeverdachte 2]". Hij heeft regelmatig contact met een persoon genaamd [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko) en wonende aan de [adres].14
Eveneens uit een lopend opsporingsonderzoek in Nederland is gebleken dat [verdachte] nauwe omgang heeft met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].15 Het slachtoffer herkent verdachte [verdachte] middels een fotobewijsconfrontatie.16 Verdachte is op 26 januari 2011 aangehouden.
Alternatief scenario
Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1]) heeft als getuige ter zitting verklaard dat hij op vrijdag 24 december 2010 [slachtoffer] telefonisch heeft benaderd. Hij wilde hem spreken over een groot geldbedrag dat [slachtoffer] hem verschuldigd was. [slachtoffer] heeft hem opgehaald en [medeverdachte 1] heeft hem verteld waar hij naar toe moest rijden. Zij reden naar Jarmuiden (de rechtbank begrijpt: een straatnaam te Amsterdam-Sloterdijk) waar [medeverdachte 2] en verdachte bij een Mercedes ML stonden. Die ML is van [medeverdachte 1]. [slachtoffer] en [medeverdachte 1] hebben op de achterbank van de ML plaatsgenomen en [medeverdachte 1] vroeg aan [medeverdachte 2] om te rijden in de ML. Verdachte reed achter hen aan in de Audi van [slachtoffer]. [slachtoffer] had de sleutel van de Audi vrijwillig aan [medeverdachte 1] gegeven. Er was sprake van een langlopend financieel conflict tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] en [slachtoffer] wist dat daar over gepraat moest worden. [slachtoffer] heeft daarom de batterijen uit zijn telefoons gehaald hetgeen normaal is als er 'gepraat' moet worden. [medeverdachte 1] had een vuurwapen bij zich. Ze reden richting Alkmaar en bij Beverwijk zijn ze gewisseld van auto. [slachtoffer] had namelijk aangegeven, dat ze naar zijn broer konden rijden om een klein geldbedrag op te halen en het was [medeverdachte 1] bekend dat die broer niet naar buiten zou komen als hij een onbekende auto zou zien. Dat is de reden dat van auto is gewisseld. Verdachte is vervolgens in de ML achter hen aangereden. [medeverdachte 1] gaf de route aan. Onderweg zijn de gemoederen hoog opgelopen. De benzine van de Audi was op een gegeven moment zo goed als op en er is toen geparkeerd op een parkeerplaats langs de weg. [medeverdachte 2] is toen uit de Audi gestapt en bij verdachte in de ML gaan zitten om [medeverdachte 1] en [slachtoffer] alleen verder te laten praten. [medeverdachte 1] was woedend en pakte zijn wapen. [slachtoffer] wilde het wapen afpakken. [medeverdachte 1] heeft hem toen bij zijn nek gepakt en beschoten. Omdat hij daarbij niet wilde dat [slachtoffer] dood zou gaan, heeft hij hem bewust in zijn heup en bil geschoten. Hij heeft 4 of 5 keer geschoten. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer] uit de auto getrokken en gezegd dat hij op moest sodemieteren en moest gaan lopen. [medeverdachte 1] was heel kwaad. Hij wilde er voor zorgen dat [slachtoffer] inderdaad moest lopen. Om die reden heeft hij een jerrycan met benzine uit de ML gepakt, die daar toevallig achter de voorstoelen stond omdat hij wel eens aan brommertjes sleutelt, en hij heeft deze benzine over de Audi heen gegooid. Ook heeft hij een beetje benzine op de grond gesproeid. Vervolgens heeft hij die benzine aangestoken, waardoor de auto in brand is gegaan. [slachtoffer] zat toen niet in de auto. [medeverdachte 1] is vervolgens bij verdachte en [medeverdachte 2] in de ML gestapt en ze zijn weggereden. Een mogelijke verklaring voor het feit dat [slachtoffer] brandwonden heeft opgelopen, is volgens [medeverdachte 1] dat hij nog iets belangrijks uit de brandende Audi heeft willen pakken.17
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft als getuige ter zitting verklaard dat zijn vriend [medeverdachte 1] hem bij Jarmuiden vroeg of hij de ML wilde besturen met [medeverdachte 1] en [slachtoffer] op de achterbank. Hij moest van [medeverdachte 1] richting Alkmaar rijden en [medeverdachte 1] en [slachtoffer] begonnen te praten. [medeverdachte 2] ging er vanuit dat [medeverdachte 1] een vuurwapen bij zich had. Hij hoorde dat ze spraken over grote geldbedragen. Het gesprek was hoog opgelopen. Hij heeft [medeverdachte 1] bedreigingen tegen [slachtoffer] horen uiten. Bij Beverwijk gaf [medeverdachte 1] aan dat ze moesten wisselen van auto. Verdachte reed verder in de ML en [medeverdachte 2] ging in de Audi rijden, weer met [medeverdachte 1] en [slachtoffer] op de achterbank. Op aanwijzingen van [medeverdachte 1] is [medeverdachte 2] verder gereden. Uiteindelijk was de benzine van de Audi zo goed als op en heeft [medeverdachte 2] de auto geparkeerd op een parkeerplaats langs de weg. [medeverdachte 1] zei tegen [medeverdachte 2] dat hij bij verdachte in de auto moest gaan zitten en dat heeft hij gedaan. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] schoten gehoord. [medeverdachte 1] pakte daarna een boodschappentas uit de ML en liep weg. [medeverdachte 2] zag een kleine vlam bij de Audi, een snelle flits en hoorde een knal. Vervolgens kwam [medeverdachte 1] aanrennen, is in de ML gestapt en verdachte is toen weggereden.18
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met [medeverdachte 2] naar Jarmuiden is gegaan. Even later kwam daar [medeverdachte 1] met nog een man aan. Hij kreeg de autosleutel van een Audi en moest achter de anderen, die in een ML zaten, aanrijden. Onderweg is er gewisseld van auto. Hij reed toen verder in de ML achter de Audi aan. Hij zag dat [medeverdachte 1] en die andere man op de achterbank zaten. De Audi stopte op een parkeerplaats. Verdachte stopte de ML ernaast en [medeverdachte 2] stapte bij hem in. Hij parkeerde de ML een stukje voor de Audi. Hij hoorde vervolgens meerdere schoten. Kort hierna opende [medeverdachte 1] een achterdeur van de ML en pakte een tas. Kort daarna hoorde hij een klap en zag een vlam. [medeverdachte 1] kwam aanrennen, begon te schelden en zei dat verdachte moest rijden.19
De raadsman van verdachte heeft deze lezing van verdachte (en zijn medeverdachten) onderstreept en daar nog het volgende aan toegevoegd. Uit het dossier blijkt dat verdachte voorafgaand aan de ontmoeting met [slachtoffer] niet op de hoogte was van de gebeurtenissen die later op de avond zouden plaatsvinden. De verklaring van het slachtoffer is onbetrouwbaar nu hij wisselend heeft verklaard over de positie van verdachte bij het schieten, het moment dat hij verdachte voor het eerst hoorde dan wel zag en de wijze waarop hij verdachte zou hebben herkend. Het slachtoffer heeft er belang bij om belastend te verklaren. Zijn verklaring moet met wantrouwen worden bekeken, aangezien het slachtoffer zelf een crimineel is. Het alternatieve scenario dat ter terechtzitting is gegeven door verdachte en zijn medeverdachten is een stuk aannemelijker dan de lezing van het slachtoffer. Om die reden moet verdachte worden vrijgesproken. Voorts dient vrijspraak te volgen omdat het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden. Er is namelijk geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte was niet in de buurt van het slachtoffer terwijl er geschoten werd en heeft geen uitvoeringshandelingen verricht die hebben bijgedragen aan de schietpartij.
Tenslotte heeft de raadsman nog betoogd dat - indien en voor zover de rechtbank toch zou aannemen dat verdachte de auto wel in brand heeft gestoken terwijl het slachtoffer zich daarin bevond - heeft te gelden dat verdachte daarmee geen (voorwaardelijk) opzet op (de poging tot) moord kan hebben gehad. Op dat moment waren immers al vier kogels op het lichaam afgevuurd, waarna het slachtoffer zich voor dood hield. Verdachte kon er op dat moment vanuit gaan dat het slachtoffer was overleden. In een dergelijk geval kan geen sprake zijn van opzet op het doden, doch hooguit op het wegmaken van sporen, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Het door de verdachten eerst ter zitting geschetste alternatieve scenario komt er op neer dat nimmer sprake is geweest van een voornemen om [slachtoffer] van het leven te beroven, doch dat [medeverdachte 1] op een gegeven moment - met recht - zo boos op [slachtoffer] is geworden dat hij hem ter waarschuwing enkele kogels in zijn bil heeft geschoten, waarna hij hem heeft weggestuurd om verder te lopen, terwijl verdachte en [medeverdachte 2] hier niets van af wisten, omdat zij tijdens de schietpartij en het in brand steken van de Audi in de ML zaten en niets hebben kunnen waarnemen.
De rechtbank verwerpt het geschetste alternatieve scenario en de hiervoor aangevoerde verweren van de raadsman en overweegt hiertoe als volgt. Anders dan verdachte en zijn raadsman acht de rechtbank de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig en betrouwbaar. De rechtbank slaat voor wat betreft de omstandigheden rond de schietpartij, de brand en de rol van de verschillende verdachten daarbij (waarover hierna meer), met name acht op de verklaringen die het slachtoffer nog diezelfde avond en de volgende ochtend heeft afgelegd,20 derhalve zeer kort na het incident en nog voordat het slachtoffer met anderen dan de politie over het incident heeft kunnen praten. Deze verklaringen zijn grotendeels consistent met de latere aangifte door het slachtoffer en de verklaringen van het slachtoffer bij de politie en de rechter-commissaris en worden in grote lijnen bevestigd door de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten en vinden ook steun in verschillende door de politie geconstateerde feitelijkheden, zoals het uitstaan van telefoons 21en de geconstateerde verwondingen van het slachtoffer.
Uit de verklaringen van zowel het slachtoffer als [medeverdachte 1] leidt de rechtbank af dat sprake moet zijn van een serieus financieel conflict tussen het slachtoffer en [medeverdachte 1]. De rechtbank wil aannemen dat dit conflict groter is dan het slachtoffer om hem moverende redenen tegenover de politie heeft doen voorkomen en dat de oorsprong hiervan is gelegen in criminele activiteiten. [medeverdachte 1] heeft hier overigens voor het eerst ter terechtzitting over verklaard en daarmee nader onderzoek naar dit conflict op voorhand gefrustreerd. Wat daarvan ook zij, [medeverdachte 1] heeft het slachtoffer op 24 december 2010 onder valse voorwendsels naar Jarmuiden geleid om hem te bewegen tot betaling van het door [medeverdachte 1] opgeëiste grote geldbedrag. [medeverdachte 1] had daar afgesproken met twee vrienden, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2], die hem hierbij behulpzaam konden zijn. Bovendien had [medeverdachte 1] een vuurwapen meegenomen. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] gedwongen om in de auto, de ML en later de Audi, plaats te nemen en heeft hem onderweg in aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte 2] ernstig bedreigd, waarbij hij op enig moment onder meer heeft aangegeven, dat hij niet langer zou wachten op betaling ("fuck het geld") maar dat hij [slachtoffer] zou doodschieten. Ook heeft [medeverdachte 1] toen onder meer gedreigd het slachtoffer levend te zullen verbranden.
De door [medeverdachte 1] gegeven reden voor de wisseling van auto acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk: enerzijds ging de door verdachten afgelegde route op geen enkel moment in de richting van de woning van die broer in Amsterdam, ook niet na de genoemde wisseling, anderzijds blijkt uit de verklaringen van het slachtoffer en [medeverdachte 2] dat beiden hebben geprobeerd [medeverdachte 1] te bewegen mee te werken aan het ophalen van enig geldbedrag bij die broer, doch dat [medeverdachte 1] daartoe in het geheel niet bereid was. Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit tot het wisselen van auto enkel genomen in het perspectief van het door [medeverdachte 1] toen reeds voorgenomen geweld tegen het slachtoffer. Het feit dat [medeverdachte 1] zorg had gedragen voor een jerrycan met benzine in de ML wijst er op dat [medeverdachte 1] had ingecalculeerd dat er mogelijk brand zou worden gesticht, hetgeen bevestigd wordt door het feit dat [medeverdachte 1] in de ML tegen het slachtoffer heeft gesproken over hem "levend te verbranden". Aan de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij die jerrycan met benzine altijd in de (overigens op diesel rijdende) ML had liggen, omdat hij wel eens aan brommertjes sleutelt, gaat de rechtbank voorbij nu zij deze verklaring ongeloofwaardig acht.
Vervolgens is op een parkeerplaats op het slachtoffer geschoten, waarbij volgens het slachtoffer door een van de verdachten aan de schutter de aansporing is gegeven om het slachtoffer door het hoofd te schieten.22 De rechtbank neemt aan dat alleen medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geschoten, zoals het slachtoffer reeds bij de 112-melding heeft aangegeven en [medeverdachte 1] ook zelf heeft verklaard, en dat medeverdachte [medeverdachte 2] de betreffende aansporing heeft gegeven, waarna opnieuw op het slachtoffer is geschoten. De rechtbank leidt dit af uit de hiervoor genoemde eerste verklaringen van het slachtoffer alsmede uit het feit dat het slachtoffer in zijn eerste aangifte zegt dat hij [voornaam medeverdachte 2] hoorde zeggen "in zijn gezicht". Ook acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is die vervolgens de jerrycan uit de ML heeft gepakt en het slachtoffer alsmede de Audi waarin het slachtoffer lag, met benzine heeft besprenkeld en aangestoken, mogelijk op aanwijzing van [medeverdachte 1]. Nog op de avond van het incident heeft het slachtoffer in het ziekenhuis verklaard dat de derde onbekende man (de rechtbank begrijpt: verdachte) hem in brand stak, terwijl hij nog in de auto lag. Het slachtoffer is over deze rol van verdachte consistent blijven verklaren in zijn aangifte en zijn latere verklaringen.
De veronderstelling dat [medeverdachte 1] ter plaatse alleen zou hebben gehandeld terwijl verdachte en [medeverdachte 2] rustig in de ML zaten af te wachten, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig en gaat daaraan voorbij. Ook hiervoor geldt dat het slachtoffer al kort na het gebeuren heeft verklaard dat hij "die gasten buiten de auto met elkaar hoorde praten", en dat hij hierover consistent is blijven verklaren.23
[medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij [slachtoffer] nooit heeft willen doden en hem daarom vier à vijf keer in zijn bil heeft geschoten om hem vervolgens dringend te adviseren weg te lopen. Dit betoog is alleen al ongeloofwaardig omdat het op zich al een wonder is dat iemand die vier of meer keer in bil en/of heup is geschoten überhaupt nog kan lopen. Uit de foto's van het letsel die zich in het dossier bevinden blijkt overigens dat [slachtoffer] niet alleen in zijn heup is geraakt maar ook in zijn buik.24
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de drie verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord. [medeverdachte 1] door te schieten, [medeverdachte 2] door daarbij een dodelijke aansporing te geven en verdachte door het slachtoffer en de auto waarin het beschoten lichaam zich bevond, in brand te steken. De rol die elk van de verdachten hierbij heeft gespeeld, was onderling inwisselbaar. Verdachten hebben aldus nauw en bewust samengewerkt met het doel [slachtoffer] van het leven te beroven. Voorts moet worden aangenomen dat zowel verdachte als zijn mededaders met voorbedachten rade hebben gehandeld. Verdachte heeft nog betoogd dat het alleen [medeverdachte 1] is geweest die keuzes heeft gemaakt. De rechtbank is echter van oordeel dat elk van de verdachten de gelegenheid heeft gehad om zich te beraden alvorens over te gaan tot de verweten gedraging. Ieder van hen heeft er vervolgens bewust voor gekozen [slachtoffer] van het leven te beroven door op hem te schieten, door het schieten op hem aan te moedigen en door hem en de auto waarin hij lag in brand te steken. Het betoog van de raadsman dat verdachte ten tijde van het vertrek met de ML nog in het geheel niet op de hoogte was van wat er die avond zou (kunnen) gebeuren, doet hier niet aan af.
Het verweer van de raadsman tenslotte dat er in het geval van verdachte geen sprake kan zijn van het opzet op de dood van het slachtoffer, omdat verdachte er bij het in brand steken van de auto vanuit ging dat het slachtoffer reeds was overleden, wordt eveneens verworpen. Zolang de dood van het slachtoffer niet objectief is vastgesteld, moet verdachte er rekening mee houden dat het slachtoffer zich na de schietpartij nog levend in de auto bevond, hetgeen nota bene ook het geval was. Desondanks heeft verdachte de auto met daarin het slachtoffer in brand gestoken. Daarmee heeft hij wel degelijk de dood van het slachtoffer beoogd. Dat het slachtoffer zich mogelijk "dood" heeft gehouden, maakt dit niet anders. Het feit dat het slachtoffer de schietpartij en de brand heeft overleefd, is dan ook niet aan verdachte of zijn mededaders te danken.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 24 december 2010 te Castricum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer] van het leven te beroven, met mededaders:
- met één vuurwapen vier kogels heeft afgevuurd op die [slachtoffer] (waarbij die [slachtoffer] door vier kogels in het lichaam is geraakt), en
- die [slachtoffer] en de auto waarin die [slachtoffer] zich bevond heeft besprenkeld en overgoten met benzine en vervolgens (open) vuur in aanraking heeft gebracht met die benzine, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] en die auto vlam hebben gevat,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een poging tot moord door - kort samengevat - onder valse voorwendsels met het slachtoffer af te spreken, hem onder bedreiging mee te nemen in een auto en hem - toen bleek dat het slachtoffer niet aanstonds aan de (geld) eisen van een medeverdachte kon voldoen - neer te schieten en vervolgens de auto waarin het slachtoffer zich toen nog bevond in brand te steken. [slachtoffer] heeft op eigen kracht de brandende auto kunnen verlaten en heeft dit - anders dan de bedoeling was - wonder boven wonder overleefd.
Verdachte en zijn mededaders hebben door aldus te handelen zich schuldig gemaakt aan een der ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Dit door verdachte en zijn medeverdachten gepleegde misdrijf heeft - mede gelet op de omstandigheden waaronder het is begaan - een ernstige inbreuk gemaakt op de rechtsorde, waardoor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving ontstaan.
De door verdachte ondernomen poging tot moord heeft diep ingegrepen in het leven van het slachtoffer. Het slachtoffer vreest voor zijn leven en dat van zijn familie en is inmiddels ondergedoken. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten in het algemeen een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen de jonge leeftijd van verdachte, het feit dat medeverdachte [medeverdachte 1] de initiatiefnemer was tot de uiteindelijk zeer gewelddadige ontmoeting met [slachtoffer] en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Los van het feit waarvoor hij thans wordt veroordeeld, lijkt hij niet in het 'criminele circuit' te hebben verkeerd.
Al het voorgaande overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een vrijheidsbenemende straf van lange duur passend en geboden is.
De op te leggen straf is van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat op grond van het vorenoverwogene de rechtbank van oordeel is dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN (10) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mr. C.A. Boom en mr. A.A.F. Donders, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 september 2011.
Mr. C.A. Boom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. In alle voetnoten wordt verwezen naar zaaksdossier Z-01 tenzij anders vermeld.
2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2011, dossierpagina 288 (boven en midden), 290 (midden en onder).
3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2010, dossierpagina 133 (midden en onder).
4 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2010, dossierpagina 144 (boven).
5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2010, dossierpagina 147 (2e en 3e alinea).
6 Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 december 2010, dossierpagina 65-70.
7 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2011, dossierpagina 200.
8 Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van een arts, d.d. 28 december 2010, dossierpagina 73.
9 Proces-verbaal onderzoek slachtoffer d.d. 27 december 2010, dossierpagina 789-790 met fotomap.
10 Proces-verbaal van onderzoek plaats delict, inclusief foto's, d.d. 18 maart 2011, dossierpagina 759.
11 Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 14 maart 2011, dossierpagina 822-841.
12 Proces verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2011, dossierpagina 245 (onder).
13 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2010, dossierpagina 152 (onder).
14 Afschermproces-verbaal d.d. 29 december 2010, dossierpagina 729 (boven).
15 Afschermproces-verbaal d.d. 21 januari 2011, dossierpagina 731 (midden en onder).
16 Proces-verbaal simultane fotobewijsconfrontatie, d.d. 20 januari 2011, persoonsdossier B-02,
pagina 12-22.
17 De verklaring van getuige [medeverdachte 1] zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2011.
18 De verklaring van getuige [medeverdachte 2] zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2011.
19 De verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2011.
20 Processen-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2010, dossierpagina 132-135, 143-145 en 146-147 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2011, dossierpagina 287-295.
21 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2011, dossierpagina 488 (onder).
22 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2010, dossierpagina 147.
23 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2010, dossierpagina 147.
24 Proces-verbaal onderzoek slachtoffer d.d. 27 december 2010, dossierpagina 792 (foto 9, 10, 11 en 12).