ECLI:NL:RBHAA:2011:BT2472

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-710408-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen door chauffeur van Connexxion-bus

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als chauffeur van een Connexxion-busje werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een passagier. De tenlastelegging omvatte onder andere het betasten en zoenen van de benadeelde partij, [slachtoffer], tijdens een rit van Amsterdam naar Zaandam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie gepleit voor bewezenverklaring van de feiten en een taakstraf geëist.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de benadeelde partij niet voldoende steun vonden in andere bewijsstukken. De verklaringen van getuige [getuige] werden als onvoldoende beschouwd, omdat deze niet direct betrekking hadden op de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen tegen de verdachte. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank bepaalde dat de kosten die de benadeelde partij had gemaakt, voor haar eigen rekening kwamen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. J. Candido als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710408-10
Uitspraakdatum: 22 september 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 september 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 30 oktober 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit
-het betasten en/of strelen en/of ontuchtig aanraken van de borst(en) en/of het bovenlichaam en/of het/de be(e)n(en)van die [slachtoffer] en/of
-het zoenen op de mond en/of de wang van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit, dat hij, verdachte, als (taxi)chauffeur van een Connexxion-bus tijdens een rit in zijn bus tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij voor tien minuutjes, een kwartiertje naar huis wilde gaan met haar en/of dat hij haar dan even lekker zou pakken en helemaal zou zuigen en laten genieten en/of dat zij er nog lang over zou praten, althans woorden van gelijke strekking en/of vervolgens met die [slachtoffer] naar een verlaten parkeerterrein is gereden en/of daar heeft geparkeerd en/of de deur(en) van de bus op slot heeft gedaan en/of die [slachtoffer], toen zij wilde bellen, haar mobiele telefoon uit handen heeft geslagen en/of (vervolgens) onverhoeds een arm om die [slachtoffer] heeft geslagen en/of daarbij heeft gezegd: "Ik wil alleen maar een kusje", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of dat hij aldus voor die [slachtoffer] een dreigende situatie heeft doen ontstaan.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze zal worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte zal worden opgelegd.
4. Vrijspraak
Op basis van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en getuige [getuige], alsmede het verhandelde ter terechtzitting, is de rechtbank genoegzaam gebleken dat verdachte op 30 oktober 2009 is opgetreden als chauffeur van een Connexxion busje, waarin op enig moment [slachtoffer] en [getuige] als enige twee passagiers aanwezig waren, en dat verdachte tijdens de rit, die voerde van Amsterdam naar Zaandam, expliciet seksuele uitspraken heeft gedaan richting [slachtoffer] en [slachtoffer]s lichaam heeft betast, onder andere aan haar borst. Nadat [getuige] vervolgens te Zaandam was uitgestapt, bleef [slachtoffer] als enige passagier in het busje over. Het verwijt dat verdachte door het Openbaar Ministerie wordt gemaakt en dat in de tenlastelegging is neergelegd, ziet op hetgeen nadat [getuige] was uitgestapt zou zijn gebeurd. [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat verdachte vervolgens met [slachtoffer] naar een verlaten bedrijventerrein is gereden en haar aldaar tegen haar wil heeft betast en gezoend.
Nu verdachte tijdens het opsporingsonderzoek en het onderzoek terechtzitting stellig heeft ontkend dat hij deze ontuchtige handelingen heeft gepleegd, ziet de rechtbank zich, gelet op hetgeen is voorgeschreven in artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer] voldoende steun vinden in de overige dossierstukken.
De officier van justitie heeft hiertoe ter terechtzitting aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] over hetgeen is voorgevallen toen zij als enige passagier was overgebleven in het busje van verdachte, in voldoende mate steun vinden in de verklaringen van [getuige] over hetgeen daarvóór was gebeurd tijdens de rit van Amsterdam naar Zaandam, namelijk het door verdachte maken van seksueel getinte opmerkingen en aanraken van het lichaam van [slachtoffer], hetgeen naar de mening van de officier van justitie inhoudelijk verband houdt met de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op Hoge Raad 5 oktober 2010, NJ 2010, 612 en Hoge Raad 25 januari 2011, NJ 2011, 64.
De raadsman van verdachte heeft daarentegen ter terechtzitting bepleit dat geen bewijskracht kan worden ontleend aan de verklaringen van [getuige] omdat zij alles met betrekking tot de één op één situatie tussen verdachte en [slachtoffer] slechts heeft gehoord van [slachtoffer].
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [getuige] over hetgeen zich afspeelde tijdens de rit van Amsterdam naar Zaandam geen steun kunnen bieden aan de verklaringen van [slachtoffer] met betrekking tot het ten laste gelegde, nu deze verklaringen van [getuige] niet direct betrekking hebben op enig onderdeel van de tenlastelegging. Ook [getuige] verklaringen met betrekking tot hetgeen zij van [slachtoffer] heeft gehoord over de ten laste gelegde ontuchtige handelingen kunnen niet gelden als steunbewijs, aangezien de inhoud van die verklaringen is ontleend aan dezelfde bron als de verklaringen van [slachtoffer], namelijk [slachtoffer] zelf. Nu het dossier ook overigens geen steunbewijs bevat dat afkomstig is uit een andere bron dan aangeefster, is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
5. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 619,40 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte wordt vrijgesproken van het laste gelegde, de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen.
6. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de door de benadeelde partij gemaakte kosten, tot op heden begroot op € 20,40, voor rekening komen van de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Candido, voorzitter,
mrs. J.W.H.G. Loyson en J.A.M. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. P. de Mos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2011.
mr. Jansen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.