Parketnummer: 15/800682-11
Uitspraakdatum: 12 september 2011
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Bonaire,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Alpen aan den Rijn.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1.988,8 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat:
- verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geld wordt verbeurd verklaard.
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 augustus 2011 afgelegd;
* het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding en bevindingen, d.d. 16 mei 2011, dossierparagraaf 1.1;
* het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, d.d. 17 mei 2011, dossierparagraaf 1.1.4 en
* het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam, d.d. 19 mei 2011, kenmerk 4322 X 11.
4.2 Bewijsoverweging
Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij, zoals door de organisatie aan hem verteld, slechts één kilo cocaïne naar Nederland zou brengen. De verdediging heeft dan ook betoogd dat verdachte slechts het opzet had op de invoer van die ene kilo cocaïne en dat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de invoer van het totale gewicht, te weten 1.988,8 gram.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Verdachte is vanuit Aruba naar Nederland gereisd in de wetenschap dat zich in zijn koffer cocaïne bevond. Verdachte heeft de cocaïne niet zelf in de koffer gedaan. De koffer is gesloten aan verdachte overhandigd en verdachte heeft geen nader onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke hoeveelheid cocaïne. Door onder deze omstandigheden een koffer met cocaïne mee te nemen, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich in de koffer een grotere dan de afgesproken hoeveelheid cocaïne zou bevinden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de invoer van het gehele ten laste gelegde gewicht aan cocaïne.
4.3 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 16 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1.988,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 1.988 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De officier van justitie heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden gevorderd. Deze eis is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. In de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7.2 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geld dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van dat geld, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid. Verdachte heeft immers verklaard dat het onder hem aangetroffen geld zogenoemd 'handgeld' betreft dat hij van de drugsorganisatie heeft gekregen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG (24) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
(5) Geld, 400 euro (8 biljetten van 50 euro).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Demmink, voorzitter,
mr. M.E. Fortuin en mr. J.N.A. Jolink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Kikkert,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2011.
Mr. Demmink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.