RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/995146-08
Uitspraakdatum: 20 juli 2011
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 juli 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Velsen,
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1 primair:
hij, op of omstreeks 29 november 2008 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, in elk geval alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een lawinepijl afgeschoten en/of tot ontbranding gebracht en/of vervolgens via de brievenbus in een (tussen)woning (gelegen aan het [adres]) gegooid en/of gebracht, waardoor/waarna die lawinepijl is ontploft, in elk geval waardoor een ontploffing teweeg werd gebracht en/of waardoor de (houten c.q. laminaat)vloer van die woning en/of het behang en/of een of meer kledingstukken en/of schoenen in brand is/zijn geraakt, in elk geval in die woning (een begin van) brand is ontstaan en/of een ruit en/of speelgoed werd(en) vernield, terwijl in die woning de (hoog)bejaarde [slachtoffe[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (welke [slachtoffer 2] recentelijk een herseninfarct had bekomen en/of hartproblemen heeft) aanwezig was/waren en/of lag(en) te slapen, door welke ontploffing en/of brand genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hevig is/zijn geschrokken en/of in een ernstige gemoedsstemming is/zijn geraakt en/of een levensgevaarlijke, in elk geval ernstige hoge bloeddruk heeft/hebben bekomen, in elk geval door die brand en/of ontploffing levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te duchten was en/of door welke ontploffing en/of brand gevaar voor genoemde woning en/of het interieur en/of goederen binnen die woning en/of de aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Feit 1 subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], op of omstreeks 29 november 2008 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, in elk geval alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, immers heeft/hebben genoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een lawinepijl afgeschoten en/of tot ontbranding gebracht en/of vervolgens via de brievenbus in een (tussen)woning (gelegen aan het [adres]) gegooid en/of gebracht, waardoor/waarna die lawinepijl is ontploft, in elk geval waardoor een ontploffing teweeg werd gebracht en/of waardoor de (houten c.q. laminaat)vloer van die woning en/of het behang en/of een of meer kledingstukken en/of schoenen in brand is/zijn geraakt, in elk geval in die woning (een begin van) brand is ontstaan en/of een ruit en/of speelgoed werd(en) vernield, terwijl in die woning de (hoog)bejaarde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (welke [slachtoffer 2] recentelijk een herseninfarct had bekomen en/of hartproblemen heeft) aanwezig was/waren en/of lag(en) te slapen, door welke ontploffing en/of brand genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hevig is/zijn geschrokken en/of in een ernstige gemoedsstemming is/zijn geraakt en/of een levensgevaarlijke, in elk geval ernstige hoge bloeddruk heeft/hebben bekomen, in elk geval door die brand en/of ontploffing levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te duchten was en/of door welke ontploffing en/of brand gevaar voor genoemde woning en/of het interieur en/of goederen binnen die woning en/of de aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, door het leveren en/of verstrekken van die lawinepijl aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft.
Feit 2 primair:
hij, op of omstreeks 29 november 2008, te IJmuiden, in de gemeente Velsen, openlijk tezamen en in vereniging met anderen of een ander geweld heeft/hebben gepleegd tegen personen en/of goederen en/of opzettelijk goederen heeft/hebben vernield, terwijl het door hem en/of zijn mededader(s) gepleegde geweld zwaar, in elk geval enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- vanaf de openbare weg, het [adres], een lawinepijl, in elk geval een dergelijk voorwerp tot ontbranding gebracht en/of ontstoken en/of die ontstoken lawinepijl (via een brievenbus) een woning (gelegen aan het [adres] [nummer]) binnen gebracht en/of gegooid, welke lawinepijl (vervolgens) is ontploft, waardoor en/of waarbij een (houten) vloer en/of behang en/of een of meer stuks kleding en/of schoenen en/of speelgoed en/of een ruit (in die woning) werd(en) vernield en/of de zich in die woning bevindende (hoog)bejaarde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hevig is/zijn geschrokken en/of in een ernstige gemoedsstemming is/zijn geraakt en/of een levensgevaarlijke, in elk geval ernstige hoge bloeddruk heeft/hebben bekomen, in elk geval zwaar, in elk geval enig lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen en/of
- (daarna) een of meer stenen tegen de gevel van genoemde aan die openbare weg gelegen woning (nr. [nummer]) gegooid.
Feit 2 subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], op of omstreeks 29 november 2008, te IJmuiden, in de gemeente Velsen, openlijk tezamen en in vereniging met anderen of een ander geweld heeft/hebben gepleegd tegen personen en/of goederen en/of opzettelijk goederen heeft/hebben vernield, terwijl het door genoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] gepleegde geweld zwaar, in elk geval enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, immers heeft/hebben genoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2],
- vanaf de openbare weg, het [adres], een lawinepijl, in elk geval een dergelijk voorwerp tot ontbranding gebracht en/of ontstoken en/of die ontstoken lawinepijl (via een brievenbus) een woning (gelegen aan het [adres] [nummer]) binnen gebracht en/of gegooid, welke lawinepijl (vervolgens) is ontploft, waardoor en/of waarbij een (houten) vloer en/of behang en/of een of meer stuks kleding en/of schoenen en/of speelgoed en/of een ruit (in die woning) werd(en) vernield en/of de zich in die woning bevindende (hoog)bejaarde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hevig is/zijn geschrokken en/of in een ernstige gemoedsstemming is/zijn geraakt en/of een levensgevaarlijke, in elk geval ernstige hoge bloeddruk heeft/hebben bekomen, in elk geval zwaar, in elk geval enig lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen,
bij en/of tot het plegen van bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, toen aldaar, door het verstrekken van die lawinepijl aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk middelen heeft verschaft.
Feit 2 meer subsidiair: hij, op of omstreeks 29 november 2008 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, in elk geval alleen, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, te weten een (houten) vloer en/of behang en/of een ruit en/of een of meer stuks kleding en/of schoenen en/of speelgoed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen, dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Feit 3:
hij, op of omstreeks 29 november 2008 te IJmuiden, in de gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, in elk geval alleen, al dan niet opzettelijk, een lawinepijl, in elk geval vuurwerk
- aan een particulier ter beschikking heeft/heben gesteld en/of
- voorhanden heeft/hebben gehad
*buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.2.4 lid 1 onder a en/of b en/of c van het Vuurwerkbesluit en/of
*buiten de perioden, bedoeld onder artikel 1.2.4 lid 2 onder a van genoemd Vuurwerkbesluit, op de voor het publiek toegankelijke straat, het [adres] en/of
*genoemd vuurwerk tot ontbranding heeft/hebben gebracht op een ander tijdstip dan tussen 31 december 2008 10.00 uur en 1 januari 2009 02.00 uur en/of
*ten aanzien van welk vuurwerk niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer gestelde regels, immers was, de aard en/of samenstelling en/of constructie en/of eigenschappen van dat vuurwerk niet conform het gestelde in de Bijlage(n) van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voor dat vuurwerk was toegestaan aangezien de lading van genoemde lawinepijl niet uitsluitend zwart buskruit bevatte en/of genoemde lawinepijl niet een vast verbonden stok voor vluchtstabilisatie bezat.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair, feit 2 meer subsidiair en feit 3 ten laste gelegde feiten en heeft gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 71 dagen onvoorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte zal worden opgeheven.
4.1. Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair, tweede gedachtestreepje, ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het onderzoek ter terechtzitting niet, in elk geval onvoldoende, is komen vast te staan dat verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het gooien van een steen tegen de gevel van de woning aan de [adres] [nummer] te IJmuiden. Het enkele meelopen met zijn medeverdachten, die een steen hadden opgeraapt, wetende wat zij van plan waren, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van openlijk geweld zoals bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de (overigens) onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen.
Op 29 november 2008 worden verbalisanten Ottens en Van Vuren door de meldkamer om 00.58 uur verzocht om naar het perceel [adres] [nummer] te IJmuiden, gelegen in de gemeente Velsen, te gaan. Op dat adres zou zich een knal of explosie hebben voorgedaan. Ter plaatse zijn de bewoners van het pand de heer [slachtoffer 1] (geboren in 1928) en mevrouw [slachtoffer 2] (geboren in 1933) aanwezig. Zij lagen te slapen in hun slaapkamer op de begane grond van de woning, welke grenst aan de hal, direct achter de voordeur, toen zij een harde knal hoorden. Zij zijn toen uit bed gegaan en de heer [slachtoffer 1] zag dat er veel rook in de hal en de woonkamer was en dat het in de hal een ravage was. Bij het betreden van de woning, een rijtjeswoning, zien verbalisanten ook veel rook en ruiken zij een penetrante brand- of kruitlucht. In de gang (hal) van de woning ligt een stuk uit elkaar geknald vuurwerk. Verder liggen in de gang verschillende kledingstukken en schoenen, waarover de dochter van de bewoners later verklaarde dat die schroei- respectievelijk brandplekken hadden. Ook ligt er vernield speelgoed, is er een glazen bol welke op een schilderij zat kapot en is de glasplaat (ruit) boven de toiletdeur vernield; het glas lag overal verspreid. Verbalisanten zien verder dat het behang aan de rechterzijde van de gang verbrand is en later blijkt dat op de vloer een brandplek zichtbaar is.
Vervolgens krijgen dezelfde verbalisanten op 29 november 2008 om 02.28 uur wederom de melding te gaan naar de [adres] [nummer] te IJmuiden. De zoon van de bewoners, die samen met zijn zus de ravage aan het opruimen was, had een knal bij de voordeur gehoord. Toen hij daarop naar buiten liep, zag hij onder het slaapkamerraam een steen liggen, gebroken in twee delen. Het raam was niet stuk; waarschijnlijk was de gevel geraakt. De zoon zag drie jongens weglopen, van welke jongens hij een signalement geeft. Bij de woning wordt later door verbalisanten inderdaad een steen aangetroffen. Kort na voornoemde melding treffen verbalisanten drie jongens aan, die aan het verstrekte signalement voldeden. Deze jongens bleken te zijn verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] (hierna te noemen: [medeverdachte 2]) en [medeverdach[medeverdachte 1] (hierna te noemen: [medeverdachte 1]).
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren eerder op die avond samen naar de Zeewegbar te IJmuiden gegaan. Verdachte kwam later ook naar die bar toe. Verdachte had die avond een lawinepijl in zijn jaszak die hij had gekocht van [betrokkene]. Het stokje van deze pijl had hij afgebroken. In de Zeewegbar liet verdachte de lawinepijl aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zien en stelde hij voor de pijl ergens af te steken. [medeverdachte 1] zei toen dat hij een huis wist waar Chinezen woonden en hij stelde voor om de lawinepijl daar af te steken. Verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verlieten vervolgens gezamenlijk de Zeewegbar. [medeverdachte 1] vertelde welke richting zij uitmoesten.
Bij de woning aan de [adres] [nummer] gaf verdachte de lawinepijl aan [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] heeft de pijl vervolgens aangestoken en deze in/door de brievenbus van de woning naar binnen geduwd. Verdachte en [medeverdachte 1] stonden erbij. Enkele seconden later hoorden zij een extreem harde knal. Verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens weggerend en weer naar de Zeewegbar gegaan.
Op 3 december 2008 heeft [betrokkene] verklaard dat hij het vuurwerk dat hij aan verdachte had verkocht, heeft gekocht van [betrok[betrokkene 2]. Op 8 december 2008 zijn vervolgens onder deze [betrokkene 2] 115 “Salute-Rocket” lawinepijlen in beslag genomen. Een monster van deze in beslag genomen lawinepijlen is voor onderzoek aangeboden aan het Nederlands Forensische Instituut (hierna: NFI). Verdachte en [medeverdachte 2] hebben naar aanleiding van foto’s van de in beslag genomen lawinepijlen verklaard dat deze dezelfde waren als die in de woning bij de [adres] naar binnen was gegooid.
Het NFI concludeert naar aanleiding van het onderzoek naar de lawinepijlen (ook wel genoemd signaalraketten) onder andere dat bij het ontploffen van signaalraketten, zoals het onderzoeksmateriaal, in de nabijheid van personen of goederen gevaar ontstaat voor letsel of schade. Als een signaalraket huidcontact maakt op het moment van ontploffen, ontstaat schade aan de huid en het onderliggende weefsel. Verder ontstaat bij het ontploffen van signaalraketten gevaar voor gehoorbeschadiging en oogletsel. Wanneer een signaalraket tijdens de vlucht en/of bij de ontploffing in aanraking komt met brandbaar materiaal ontstaat er brandgevaar.
Voorts voldoen alle door het NFI onderzochte signaalraketten/lawinepijlen niet aan de criteria van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 (hierna: RNEV 2004) voor de samenstelling van de lading omdat de effectlading niet uitsluitend bestond uit zwart buskruit. Indien het vuurwerk voorts niet is voorzien van een vast verbonden stok voor de vluchtstabilisatie, voldoet het ook om die reden niet aan de RNEV 2004.
4.3. Bewijsoverwegingen
De rechtbank is op grond van de inhoud van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden van oordeel dat, anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, wat betreft feit 1 primair ook sprake is geweest van “gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander”. Indien ten tijde van de ontploffing de deur van de slaapkamer had open gestaan en/of een van de bewoners naar het zich in de gang bevindende toilet was geweest – hetgeen bepaald niet ondenkbaar is te noemen – had, gelet op de uitkomsten van het onderzoek van het NFI, sprake kunnen zijn van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsman van verdachte heeft voorts aangevoerd dat feit 2 primair niet bewezen kan worden, nu geen sprake is geweest van openlijk geweld. De rechtbank verwerpt dit verweer. De handelingen, te weten het ontsteken van de lawinepijl en het brengen van de pijl door de brievenbus van de woning, vonden immers plaats op of aan de openbare weg. Voorts was het gevolg, te weten de harde explosie, vanaf de openbare weg merkbaar, ook voor anderen zoals buurtbewoners. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is geweest van het “openlijk” in vereniging plegen van geweld.
4.4. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1 primair: hij op 29 november 2008 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders een lawinepijl afgeschoten en tot ontbranding gebracht en vervolgens via de brievenbus in een (tussen)woning (gelege[adres][adres]) gebracht, waarna die lawinepijl is ontploft en waardoor de vloer van die woning en het behang en kledingstukken en schoenen in brand zijn geraakt en een ruit en speelgoed werden vernield, terwijl in die woning de bejaarde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lagen te slapen, door welke ontploffing gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was en door welke ontploffing gevaar voor genoemde woning en het interieur en goederen binnen die woning te duchten was.
Feit 2 primair: hij op 29 november 2008 te IJmuiden, in de gemeente Velsen, openlijk in vereniging met anderen geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders,
- vanaf de openbare weg, het [adres], een lawinepijl tot ontbranding gebracht en ontstoken en die ontstoken lawinepijl via een brievenbus een woning (gelegen aan het [adres]) binnen gebracht, welke lawinepijl vervolgens is ontploft, waardoor een vloer en behang en kleding en schoenen en speelgoed en een ruit in die woning werden vernield, terwijl zich in die woning bevonden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Feit 3:
hij op 29 november 2008 te IJmuiden, in de gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een lawinepijl,
voorhanden heeft gehad
* buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.2.4 lid 1 onder a en b en c van het Vuurwerkbesluit en
* buiten de perioden, bedoeld onder artikel 1.2.4 lid 2 onder a van genoemd Vuurwerkbesluit, op de voor het publiek toegankelijke straat, het [adres] en
* genoemd vuurwerk tot ontbranding heeft gebracht op een ander tijdstip dan tussen 31 december 2008 10.00 uur en 1 januari 2009 02.00 uur en
* ten aanzien van welk vuurwerk niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer gestelde regels, immers was/waren de aard en samenstelling en constructie en eigenschappen van dat vuurwerk niet conform het gestelde in de Bijlagen van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voor dat vuurwerk was toegestaan aangezien de lading van genoemde lawinepijl niet uitsluitend zwart buskruit bevatte en genoemde lawinepijl niet een vast verbonden stok voor vluchtstabilisatie bezat.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair:
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Feit 2 primair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Feit 3:
Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is op 29 november 2008 in de nachtelijke uren, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], naar de woning van een bejaard echtpaar gegaan en heeft daar een lawinepijl, zijnde illegaal vuurwerk, aangestoken en door de brievenbus van deze woning gegooid, waardoor deze lawinepijl in de gang van de woning is terechtgekomen en daar is geëxplodeerd. Door de explosie zijn verschillende goederen in de woning vernield en is een grote rookontwikkeling ontstaan. Daarnaast is gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners ontstaan, die ten tijde van de explosie in hun slaapkamer, gelegen aan de gang, links naast de voordeur, lagen te slapen. Indien de deur van de slaapkamer had opengestaan dan wel de bewoners zich ten tijde van de explosie in de gang (bijvoorbeeld op weg naar het toilet) hadden bevonden, hadden de gevolgen van de explosie nog veel ernstiger kunnen zijn.
De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan. Door zijn handelen is niet alleen schade en overlast veroorzaakt, maar bovenal angst bij de bewoners teweeggebracht. In het dossier bevinden zich verklaringen van de zoon en dochter van de bewoners, waaruit – kort gezegd – blijkt dat zij ernstig zijn geschrokken, en totaal van slag waren door het gebeuren. De ervaring leert dat slachtoffers van feiten als de onderhavige nog gedurende lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Bovendien veroorzaken dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, komt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur – langer dan de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht – in aanmerking.
De rechtbank houdt evenwel rekening met het feit dat het bewezen verklaarde is gepleegd in november 2008, ruim 2,5 jaren geleden, en dat ook sprake is van schending van de redelijke termijn. De rechtbank zal deze schending compenseren door in plaats van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd in voorarrest doorgebracht, een onvoorwaardelijke werkstraf – een lichtere strafmodaliteit – op te leggen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voorts ten voordele van verdachte rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd en dat hij blijkens het uitgebrachte pro justitia rapport van psycholoog drs. P.C. Dalebout van 30 maart 2009 licht verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Voorts neemt de rechtbank in ogenschouw dat de voorlopige hechtenis van verdachte reeds met ingang van 13 februari 2009 is geschorst onder voorwaarden en dat verdachte in wezen dus al een proeftijd van twee jaren heeft gehad.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
- 9, 22c, 22d, 47, 57, 63, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer;
- 1.2.2., 1.2.4. en 2.3.6. van het Vuurwerkbesluit.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 71 (eenenzeventig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte voorts tot het verrichten van 240 (tweehonderd veertig) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderd twintig) dagen hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Fortuin, voorzitter,
mr. M.J. Kronenberg en mr. S. Jongeling, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.M.W. Martens,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2011.