ECLI:NL:RBHAA:2011:BR1524

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700848-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval op pizzeria en poging tot afpersing

Op 30 maart 2011 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een overval op een pizzeria en poging tot afpersing van een pizzakoerier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 december 2010 in Beverwijk met een mes de medewerkers van de pizzeria heeft bedreigd en hen heeft gedwongen tot afgifte van geld. Tevens heeft hij geprobeerd een pizzakoerier geld afhandig te maken onder bedreiging. De rechtbank oordeelde dat er geen schendingen van de rechten van de verdachte hebben plaatsgevonden en dat de tenlastelegging, ondanks enkele taal- en schrijffouten, niet tot nadelige gevolgen voor de verdediging heeft geleid. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en was recentelijk vrijgekomen uit detentie. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de overval. De rechtbank heeft ook bepaald dat een in beslag genomen geldbedrag van € 424,90 moet worden teruggegeven aan de pizzeria. De uitspraak is gedaan door een samengestelde rechtbank en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700848-10
Uitspraakdatum: 30 maart 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 maart 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 09 december 2010 te Beverwijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (bevattende een geldbedrag van ongeveer 400 Euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Pizza Service Beverwijk, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (bevattende een geldbedrag van ongeveer 400 Euro, althans enig geldbedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Pizza Service Beverwijk, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gehouden in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], althans die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (daarbij) de woorden heeft toegevoegd "geef mij geld" althans woorden van gelijke aard of strekking;
feit 2:
hij op of omstreeks 09 december 2010 te Beverwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om: met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of Eethuis Istanbul, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of Eethuis Istanbul, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
staand op geringe afstand van die [slachtoffer 3] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gehouden in de richting van die [slachtoffer 3], althans die [slachtoffer 3] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond en/of die [slachtoffer 3] daarbij (dreigend) heeft gezegd dat die [slachtoffer 3] hem, verdachte, geld moest geven, althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de op twee jaren te bepalen proeftijd zal houden aan de voorwaarden en aanwijzingen van de reclassering. Het in beslag genomen geld dient retour te worden gegeven aan Pizza Service Beverwijk. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] dient in zijn geheel te worden toegewezen, met daaraan verbonden de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1. Bewijsverweer
Salduz-verweer
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte voorafgaand aan zijn verhoor op 11 december 2010 niet is gewezen op het recht tevoren een advocaat te raadplegen. De tijdens dit verhoor afgelegde verklaring, alsmede de op 12 december 2010 door verdachte tegenover de politie afgelegde verklaring, dienen daarom te worden uitgesloten van het bewijs. Dan resteren ten aanzien van de ten laste gelegde feiten slechts nog de respectievelijke aangiften. Daarmee is niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum, zodat verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende.
Uit het proces-verbaal van aanhouding d.d. 9 december 2010 (dossierpagina 25) blijkt dat verdachte bij zijn aanhouding is gewezen op zijn recht op consultatiebijstand en dat verdachte te kennen heeft gegeven van dit recht gebruik te willen maken. Uit de als pagina 27 in het dossier opgenomen verklaring optreden strafpiket blijkt dat verdachte ook daadwerkelijk op 10 december 2010 door een raadsman is bezocht. Het verweer faalt derhalve bij gebrek aan feitelijke grondslag.
Onrechtmatige aanhouding
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was, nu het uiterlijk van verdachte niet overeenkwam met het door aangever [slachtoffer 1] opgegeven signalement. [slachtoffer 1] spreekt van een man met een gladgeschoren gelaat, kalend tot weinig haar, terwijl verdachte een baard droeg. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de auto van verdachte op 813 meter van het plaats delict is aangetroffen, zodat ook op basis hiervan verdachte niet in verband kon worden gebracht met het gepleegde feit.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer, en overweegt hiertoe het volgende.
Zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2010 (dossierpagina 61) luidde het signalement zoals dit op 9 december 2010 omstreeks 20.39 uur binnenkwam bij de meldkamer: een blanke man, zwarte jas, ingevallen gelaat en tatoeage in de vorm van traantjes onder de ogen. Dit signalement, waaraan verbalisant - naar de rechtbank aanneemt - verdachte meende te herkennen, is kennelijk voor [verbalisant] aanleiding geweest om diezelfde avond om 20.49 uur de persoonsgegevens en mogelijke verblijfplaats van verdachte, die hij op 4 december 2010 nog had gesproken op het bureau Beverwijk, kenbaar te maken. De aangifte is opgenomen op 9 december 2010 om 22.05 uur, bijna anderhalf uur na de melding. Dat verdachte niet voldeed aan het in de aangifte opgenomen signalement is voor de bevindingen van [verbalisant], die waren gebaseerd op het bij de meldkamer binnengekomen signalement zoals hiervoor beschreven, derhalve niet relevant geweest.
De auto van verdachte is, blijkens de processen-verbaal van bevindingen van 9 en 10 december 2010 (dossierpagina 64 en 66), aangetroffen in de De Witstraat. Deze straat bevindt zich in de (zeer) directe omgeving van het Hilbersplein, waar het als feit 1 ten laste gelegde zich heeft afgespeeld.
De omstandigheid dat verdachte aldus voldeed aan het signalement, terwijl zijn voertuig werd aangetroffen in de directe omgeving van het plaats delict, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van verdachte sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Nu ook overigens niet is gebleken van enige onregelmatigheid in de aanhouding van verdachte komt de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, tot het oordeel dat de aanhouding rechtmatig is geschied.
De rechtbank stelt vast dat er geen schendingen van de rechten van verdachte hebben plaatsgevonden. Voor een uitsluiting van verdachtes verklaringen van het bewijs bestaat dan ook geen aanleiding.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte een bekennende verdachte is als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
feit 1:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 1] d.d. 9 december 2010 (dossierpagina 48-52);
• het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2010 (dossierpagina 72-74);
• het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2010 (dossierpagina 75);
• het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 9 december 2010 (dossierpagina 151-154).
feit 2:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 3] d.d. 9 december 2010 (dossierpagina 169-171).
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
feit 1:
hij op 9 december 2010 te Beverwijk, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee, bevattende een geldbedrag van ongeveer 400 Euro, toebehorende aan Pizza Service Beverwijk, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een mes heeft gehouden in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] daarbij de woorden heeft toegevoegd: "geef mij geld";
feit 2:
hij op 9 december 2010 te Beverwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of Eethuis Istanbul,
staand op geringe afstand van die [slachtoffer 3] een mes heeft gehouden in de richting van die [slachtoffer 3], en die [slachtoffer 3] daarbij dreigend heeft gezegd dat die [slachtoffer 3] hem, verdachte, geld moest geven,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: afpersing;
feit 2: poging tot afpersing
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege Palier uitgebrachte rapport van 7 maart 2011 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een pizzeria. Hij is met een aardappelschilmesje in zijn hand een pizzeria ingestormd en onder bedreiging van het mesje heeft hij, roepend dat hij geld wilde, de daar aanwezige medewerkers gedwongen tot afgifte van een geldbedrag.
Even daarvoor had verdachte gepoogd een pizzakoerier geld afhandig te maken onder bedreiging van een mes. Verdachte heeft beide keren gehandeld met kennelijk uitsluitend zijn eigen geldelijke gewin voor ogen, en heeft zich daarbij niet bekommerd om de mogelijke gevolgen hiervan voor de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke ernstige feiten hier vaak langdurig de psychisch nadelige gevolgen van ondervinden. Uit de door de benadeelde partij ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] blijkt ook dat het gebeuren diepe indruk op hem heeft gemaakt en zijn leven nadien ook in negatieve zin heeft beïnvloed.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens zijn documentatie in het verleden reeds eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Bovendien was verdachte nog maar net vrijgekomen van het uitzitten van een gevangenisstraf voor soortgelijke feiten.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de schending van het consultatierecht en de onrechtmatige aanhouding gevolgen dienen te hebben in de strafmaat. Zoals hiervoor onder 4.1 is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank van een schending van de rechten van verdachte geen sprake geweest, zodat het betoog van de raadsvrouw ook ten aanzien van de strafmaat geen doel treft.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat slechts een vrijheidsbenemende straf passend is. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Aan dit voorwaardelijk deel zal - zoals door de reclassering is geadviseerd - een bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden verbonden, nu verdachte problemen op meerdere terreinen ondervindt, waaronder zijn drugsverslaving. Verdachte is hiervoor ook gemotiveerd en heeft in het verleden geen eerder toezicht opgelegd gekregen. Om deze redenen acht de rechtbank een toezicht ook aangewezen zodat het recidivegevaar in de toekomst mogelijk kan worden ingeperkt.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.400,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1.400,-.
9. Beslissing omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp
Onder verdachte is een geldbedrag in beslag genomen van € 424,90. Hoewel verdachte heeft verklaard dat slechts een gedeelte van dit geldbedrag aan Pizza Service Beverwijk toebehoort en door hem bij het onder 1 bewezen verklaarde feit is buitgemaakt terwijl het overige deel aan hem zou toebehoren, acht de rechtbank deze verklaring volstrekt onaannemelijk. Gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] (dossierpagina 49), zijn aanvullende verklaring zoals opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen van 10 december 2010 (dossierpagina 75) en de inhoud van de verklaring van [getuige], de moeder van verdachte (dossierpagina 166), kan het niet anders zijn dan dat dit geldbedrag door verdachte bij de gepleegde overval is buitgemaakt. De door de raadsvrouw ter terechtzitting overgelegde stukken doen hier niet aan af. Mitsdien dient dit geldbedrag te worden teruggegeven aan de rechthebbende: Pizza Service Beverwijk.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot twaalf (12) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
– verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
– verdachte zich niet kort na zijn vrijlating uit detentie zal melden bij Reclassering Haarlem en verdachte niet naleeft (een van) de volgende bijzondere voorwaarden:
o dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan een door of namens Reclassering Haarlem op te leggen meldingsgebod;
o dat hij zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door Reclassering Haarlem;
o dat hij zal deelnemen aan een gedragsinterventie en dat hij zich zal houden aan door of namens Reclassering Haarlem op te leggen behandelverplichtingen.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.400,- (zegge: veertienhonderd euro), en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.400,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan Pizza Service Beverwijk van € 424,90.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mr. J.M. Sassenburg en mr. K.G. Witteman, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Hermans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2011.