Parketnummer: 15/710503-07
Uitspraakdatum: 20 januari 2011
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 januari 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1.
primair
hij op of omstreeks 09 juni 2007 te IJmuiden, gemeente Velsen,, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
die van [slachtoffer] (staand bij haar auto)(van achter) om haar middel heeft gepakt en/of
die van [slachtoffer] (staand bij haar auto)(van achteren) bij de schouders heeft gepakt en/of
heeft omgedraaid, en/of
(vervolgens) die van [slachtoffer] bij de polsen heeft gepakt en/of
die van [slachtoffer] (vervolgens)(ruggelings) de auto (van die van [slachtoffer]) heeft in geduwd en/of
(vervolgens) (in die auto) bovenop die van [slachtoffer] is gaan liggen en/of
(geruime tijd) op die van [slachtoffer] is blijven liggen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 09 juni 2007 te IJmuiden, gemeente Velsen,ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die van [slachtoffer],
wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden,
die van [slachtoffer] (staand bij haar auto)(vanachter) om de middel gepakt heeft en/of
die van [slachtoffer] (staand bij haar auto)(van achteren) bij de schouders heeft gepakt en/of
heeft omgedraaid en/of
(vervolgens) die van [slachtoffer] bij de polsen heeft gepakt of
die van [slachtoffer] (vervolgens)(ruggelings) de auto (van die van [slachtoffer]) heeft in geduwd en/of
(vervolgens) (in die auto) bovenop die van [slachtoffer] is gaan liggen en/of
(geruime tijd) is blijven liggen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2.
hij op of omstreeks 09 juni 2007 te IJmuiden, gemeente Velsen, [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting of met feitelijke aanrinding van de eerbaarheid immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in de nachtelijke uren, zich bevindende met die van [slachtoffer] op een (verder verlaten) parkeerterrein
die van [slachtoffer] (staand bij haar auto)(vanachter) om de middel heeft gepakt en/of
die van [slachtoffer] (staand bij haar auto)(van achteren) bij de schouders heeft gepakt en/of
heeft omgedraaid en/of
(vervolgens) die van [slachtoffer] bij de polsen heeft gepakt en/of die van [slachtoffer] (vervolgens)(ruggelings) de auto (van die van [slachtoffer]) heeft in geduwd en/of
(vervolgens) (in die auto) bovenop die van [slachtoffer] is gaan liggen en/of
(geruime tijd) op die van [slachtoffer] is blijven liggen;
feit 3.
hij op of omstreeks 09 juni 2007 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (ruggelings) (in een auto/een auto in) heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. primair, 2. en 3. ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact, ook als dit inhoudt dat verdachte zal deelnemen aan een behandeling bij de Waag.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze geheel zal worden toegewezen en dat hierbij de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte zal worden opgelegd.
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden1
Melding
Op zondag 9 juni 2007, omstreeks 4.10 uur, kwam bij de meldkamer van de regiopolitie Kennemerland de melding binnen dat een vrouw op de parkeerplaats achter de Keetbergflat te IJmuiden was aangevallen door een onbekende man.2
Relaas van aangeefster
Nadat deze vrouw, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), die nacht in IJmuiden, gemeente Velsen, reeds enige tijd achtervolgd was door een wit busje, parkeerde zij haar personenauto op genoemde parkeerplaats en zag zij dat het witte busje ook de parkeerplaats op kwam rijden, dwars voor enkele parkeervakken stopte en met gedoofde lichten bleef staan. Toen [slachtoffer] uitgestapt was en het bijrijdersportier van haar auto opende teneinde enkele tassen uit haar auto te pakken, voelde zij dat twee armen haar van achteren stevig bij haar middel vastpakten en zij daardoor gedwongen werd naar achteren te komen. [slachtoffer] zag kans zich uit deze greep te bevrijden en zich om te draaien, waarna zij zag dat de persoon die haar had vastgepakt een man betrof. Vervolgens werd zij door de man bij haar onderarmen/polsen gepakt en naar achteren geduwd, waardoor zij achteruit haar auto in viel en met kracht met haar schouderbladen op de versnellingspook en de handrem terecht kwam. Hierdoor heeft zij pijnlijke schouderbladen bekomen. Vrijwel direct daarop kwam de man bovenop haar liggen en bleef hij gedurende drie of vier minuten op haar liggen.3
Redengevende verklaringen van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die bewuste nacht zin had in seks en dat hij, nadat hij seksueel opgewonden was geraakt van een vrouwelijke automobilist, heeft geprobeerd seksueel contact met die vrouw te krijgen door op een verlaten parkeerplaats te IJmuiden, zonder zijn aanwezigheid verbaal kenbaar te maken, naar haar toe te lopen. Verdachte heeft bekend dat hij op enig moment in haar auto bovenop deze vrouw terechtgekomen is en gedurende ongeveer een halve minuut bovenop deze vrouw gelegen heeft.4 Tegenover de politie heeft verdachte aangegeven, dat hij zich kan voorstellen dat de vrouw zich tijdens het voorval behoorlijk bedreigd heeft gevoeld.5
De rechtbank concludeert uit deze verklaringen dat verdachte de man is over wie [slachtoffer] heeft verklaard.
Standpunt van verdachte
Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft toegegeven dat hem een seksueel gevoel bekroop bij het zien van [slachtoffer] en dat hij enige tijd bovenop haar gelegen heeft, heeft hij daarbij het standpunt betoogd dat hij [slachtoffer] niet van achteren heeft vastgegrepen, niet bij de polsen heeft gepakt, niet met geweld haar auto in heeft geduwd en niet voornemens was haar te verkrachten of aan te randen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet beter weet dan dat hij slechts een hand op haar schouder heeft gelegd, dat [slachtoffer] hierdoor schrok en zonder enige vorm van een worsteling achterover in de auto viel, waarna verdachte op een of andere manier met haar meeviel en bovenop haar terecht kwam.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het standpunt van verdachte niet geloofwaardig, nu zijn bedoeling, zoals hij ook zelf heeft verklaard, duidelijk van seksuele aard was en strookt met de uiterlijke verschijningsvorm van de gebeurtenis zoals beschreven door [slachtoffer], inhoudende dat sprake was van een verrassingseffect doordat zij in de nachtelijke uren, op een verlaten parkeerplaats, door een onbekende man plotseling van achteren werd vastgepakt en in haar auto werd gewerkt, waarna deze man bovenop haar kwam liggen en gedurende enige tijd bovenop haar bleef liggen. De rechtbank zal [slachtoffer] dan ook volgen in haar verklaring en het standpunt van verdachte terzijde stellen.
4.2 Bewijsoverweging
Hoewel verdachte dus stellig heeft ontkend [slachtoffer] te hebben willen verkrachten of aanranden, duidt de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk op het voorwaardelijk opzet en op een begin van uitvoering van het tegen de wil van [slachtoffer] doen ondergaan van handelingen die als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, nu bovenbeschreven handelingen van seksuele aard en in strijd met de sociaal-ethische norm zijn.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorwaardelijk opzet op bedreiging met verkrachting of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, nu de door verdachte gepleegde handelingen van gewelddadige aard zijn en onder genoemde omstandigheden bij [slachtoffer] de redelijke vrees konden doen ontstaan dat een misdrijf tegen haar wil gepleegd zou worden.
Ten slotte is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorwaardelijk opzet op mishandeling van [slachtoffer], nu verdachte door zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] pijn zou ondervinden van het ruggelings in de auto te worden geduwd.
4.3 Bewezenverklaring
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. primair, 2. en 3. ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
feit 1.
primair
hij op 9 juni 2007 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),die [slachtoffer] staand bij haar auto van achter om haar middel heeft gepakt en vervolgens die [slachtoffer] bij de polsen heeft gepakt en die [slachtoffer] vervolgens ruggelings de auto van die [slachtoffer] heeft in geduwd en vervolgens in die auto bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en geruime tijd op die [slachtoffer] is blijven liggen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2.
hij op 9 juni 2007 te IJmuiden, gemeente Velsen, [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in de nachtelijke uren, zich bevindende met die [slachtoffer] op een verder verlaten parkeerterrein die [slachtoffer] staand bij haar auto van achter om de middel gepakt en vervolgens die [slachtoffer] bij de polsen gepakt en die [slachtoffer] vervolgens ruggelings de auto van die [slachtoffer] in geduwd en is verdachte vervolgens in die auto bovenop die [slachtoffer] gaan liggen en geruime tijd op die van Oosten blijven liggen;
feit 3.
hij op 9 juni 2007 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], ruggelings een auto in heeft geduwd, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair: poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2: bedreiging met verkrachting of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de nacht van 9 juni 2007 schuldig gemaakt aan verschillende seksueel getinte delicten, door een jonge vrouw op een verlaten parkeerterrein onverhoeds van achteren vast te grijpen, ruggelings in haar auto te duwen, op haar te gaan liggen en vervolgens geruime tijd op haar te blijven liggen. Naar eigen zeggen was verdachte slechts op een nette manier uit op contact met het slachtoffer om met elkaar te praten en "mogelijk meer dingen te doen". De rechtbank is daarentegen van oordeel dat de bedoelingen van verdachte in een ander licht bezien dienen te worden. In de treffende woorden van de officier van justitie kan gesteld worden dat verdachte het slachtoffer de nachtmerrie van elke vrouw heeft laten beleven doordat zij de gerechtvaardigde vrees heeft bekomen dat zij verkracht zou worden en met alle macht heeft moeten vechten om dit lot bespaard te blijven. Uit de door het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt bovendien dat zij na ruim drie jaar nog steeds veel last ondervindt van deze gebeurtenis, aangezien zij met name 's avonds laat angsten ervaart en zich niet veilig voelt op straat. Zij voelt zich beperkt in haar vrijheid en is haar gevoel van openheid, onbevangenheid en veiligheid kwijtgeraakt. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer grote vrees heeft aangejaagd en inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte in 2009 is veroordeeld voor een soortgelijk feit, namelijk de poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een destijds veertienjarig meisje, hetwelk enkele weken voor onderhavig feitencomplex heeft plaatsgevonden. Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport en de behandeling ter terechtzitting komt het beeld van verdachte naar voren als een sociaal onkundige man die moeite heeft contact te maken met vrouwen terwijl hij dit wel graag wil. Bovendien staat beschreven dat verdachte in die periode veel stress ervoer en zich even wilde laten gaan. Volgens verdachte was hij beide keren dronken toen hij zich aangetrokken voelde tot dit meisje en deze vrouw en heeft zijn alcoholgebruik ervoor gezorgd dat zijn grenzen weg waren.
Ter terechtzitting is in positieve zin naar voren gekomen dat deze zorgwekkende periode uit het leven van verdachte thans voorbij is, doordat verdachte naar eigen zeggen sinds beide voorvallen van drie jaren geleden geen druppel alcohol meer gedronken heeft en tegenwoordig veel minder stress ervaart aangezien hij zijn daden aan zijn familie heeft opgebiecht terwijl hij dit lange tijd uit schaamte had verzwegen. Bovendien heeft verdachte inmiddels een vaste relatie en zal hij binnenkort vader worden. Daarnaast is door een medewerker van Reclassering Nederland, die in het kader van het in 2009 uitgesproken strafvonnis toezicht houdt op verdachte, aangegeven dat het toezicht goed verloopt, de contactfrequentie door de sterk verminderde kans op herhaling is teruggebracht van tweewekelijkse naar vierwekelijkse gesprekken, verdachte zich goed aan de afspraken houdt en op zeer korte termijn een behandeling gericht op seksuele delictpreventie zal volgen bij de Waag. Ten slotte neemt de rechtbank in positieve zin in aanmerking dat zijn daden uit 2007 behalve op het slachtoffer ook op verdachte zelf nog steeds een zeer grote impact hebben en hij ter terechtzitting op emotionele wijze schaamte en berouw heeft getoond, waardoor hij ervan blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de feiten en de persoon van verdachte en gelet op het bepaalde in de artikelen 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de door de officier van justitie geëiste straffen in beginsel passend en geboden zijn ter vergelding van de door verdachte gepleegde strafbare feiten. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank echter een strafvermindering van vijftien procent toepassen op de op te leggen werkstraf. Ten aanzien van de op te leggen vrijheidsbenemende straf zal de rechtbank bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan de voorwaardelijk op te leggen vrijheidstraf worden verbonden.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.550,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen, dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten en dat vergoeding van de immateriële schade billijk voorkomt gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting alwaar verdachte en zijn raadsman de vordering niet hebben weersproken. De vordering zal dan ook volledig worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1., 2. en 3. bewezen verklaarde handelen tevens aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 55, 63, 246, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. primair, 2. en 3. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 102 (honderdtwee) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 51 (eenenvijftig) dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang die instelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt dat verdachte zal meewerken aan (een) behandeling(en) bij de Waag.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.550,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.550,
, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Candido, voorzitter,
mr. drs. J.W.H.G. Loyson en mr. G.A. van der Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. P. de Mos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 januari 2011.
mr. Van der Bijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De processen-verbaal maken allen onderdeel uit van het dossier met nummer [proces-verbaalnummer].
2 Proces-verbaal d.d. 23 juli 2007, dossierpagina 3 (bovenaan).
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 9 juni 2007, dossierpagina 17-20.
4 De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 januari 2011.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 juni 2007, dossierpagina 31 (halverwege).