RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/801675-10
Uitspraakdatum: 7 april 2011
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 maart 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteland],
wonende op [adres buitenland],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 december 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de in beslag genomen computer en adapter terug te geven aan verdachte en het paar laarzen en de slippers terug te geven aan de rechthebbende, te weten medeverdachte [medeverdachte].
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden(1)
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Verdachte kwam op 19 december 2010 vanuit Aruba aan op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Verdachte reisde samen met medeverdachte [medeverdachte].(2) [medeverdachte] was in het bezit van handbagage, te weten een rugtas, en ruimbagage, te weten een roltas. Na verwijdering van de inhoud van de rugtas, voelde de verbalisant dat de rugtas abnormaal zwaar aanvoelde. Daarnaast voelde de verbalisant in de binnenvoering van de rugtas, bestaande uit de tussenwand en achterwand, een verharding. De verbalisant heeft de voering opengesneden en zag hierachter een wit kleurig plastic pakket. Bij het maken van een opening met een fretboortje in dit pakket bleef, na terugtrekking van dat boortje, daaraan een witte stof kleven die qua kleur en samenstelling op cocaïne leek. De aangetroffen stof is getest. De uitslag gaf een positieve kleurreactie, zodat aangenomen mocht worden dat de aangetroffen stof vermoedelijk cocaïne bevatte. Ook de als ruimbagage door [medeverdachte] meegenomen roltas voelde na verwijdering van de kledingstukken abnormaal zwaar aan en vertoonde op het beeldscherm van de x-ray scan afwijkende beelden in de vorm van vierkante pakketten. De rugzak en roltas werden vervolgens in beslag genomen.(3) In de binnenvoering van het voorvak, de binnenwand en de achterwand van de rugtas werden drie pakketten aangetroffen. Het brutogewicht van de drie pakketten was 1428,9 gram. In de binnenvoering van het voorvak, de binnenwand en de achterwand van de roltas werden drie pakketten aangetroffen. Het brutogewicht van de pakketten was 1995,7 gram. In totaal werden zes pakketten aangetroffen, die zijn ingeschreven onder de nummers AAAG7299NL, AAAG7300NL, AAAG7301NL (rugtas), AAAG6858NL, AAAG6859NL en AAAG6806NL (roltas). Deze pakketten zijn geheel ingezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.(4) In het rapport heeft Ing. [naam deskundige] geconcludeerd dat alle zes pakketten in totaal ongeveer 1,3 kilogram cocaïne bevatten.(5)
Verdachte heeft verklaard dat hij was benaderd om drugs naar Nederland te smokkelen, waarbij hij samen met een ander moest reizen. Vervolgens heeft hij [medeverdachte] benaderd met dit voorstel en zij heeft dit voorstel aanvaard. Verdachte heeft met geld van de organisatie twee tickets naar Nederland gekocht. De afspraak was dat [medeverdachte] de tassen met cocaïne mee zou nemen en dat verdachte haar in de gaten zou houden. Verdachte heeft een paar dagen voor vertrek de rugtas en de roltas met de cocaïne van de organisatie gekregen en deze aan [medeverdachte] gegeven. Als het transport was gelukt, zouden verdachte en [medeverdachte] een beloning krijgen.(6) Op Schiphol zou verdachte worden herkend aan de hoed die hij zou dragen.(7)
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van invoer van cocaïne. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de cocaïne in de tassen van [medeverdachte] is aangetroffen, dat verdachte bewust de keuze heeft gemaakt zelf geen cocaïne mee te nemen, dat verdachte slechts het voorstel om drugs te smokkelen heeft doorgegeven aan [medeverdachte], dat de tickets niet door verdachte zijn betaald maar door derden, en dat hij en [medeverdachte] apart naar de luchthaven zijn gekomen en apart hebben ingecheckt. Daarnaast was verdachte niet op de hoogte van de hoeveelheid cocaïne in de tassen. Wegens het ontbreken van een nauwe en bewuste samenwerking dient verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel degelijk gesproken worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] gericht op de invoer van de cocaïne. Immers, verdachte heeft de medeverdachte [medeverdachte] benaderd om, in zijn (reis)gezelschap, de drugs mee naar Nederland te nemen, heeft vervolgens voor hen beiden tickets gekocht en de tassen met cocaïne aan medeverdachte [medeverdachte] bezorgd, terwijl zowel medeverdachte [medeverdachte] als ook verdachte zelf voor het transport een beloning zouden ontvangen en verdachte ook daadwerkelijk met medeverdachte [medeverdachte] met dezelfde vlucht naar Nederland is gereisd waarbij hij haar ook in de gaten zou houden.Dat het niet verdachte zelf is geweest onder wie de cocaïne is aangetroffen, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank acht het medeplegen van het binnen Nederland brengen van de cocaïne derhalve bewezen.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 19 december 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 1,3 kilogram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank ermee rekening dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van [land] – twee keer eerder, laatstelijk in 2009, voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij een leidende rol heeft gehad bij deze smokkel, zijn – nog jonge – mededader in de smokkel van cocaïne heeft betrokken en heeft getracht zelf buiten schot te blijven door haar de tassen met drugs te laten vervoeren.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat uitsluitend een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van TWINTIG (20) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
11 1.00 stk Computer
12 1.00 stk Adapter
Gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten medeverdachte [medeverdachte], van:
13 1.00 stk Diverse Laars
14 1.00 stk Slipper
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Fortuin, voorzitter,
mrs. J.M. Sassenburg en K.G. Witteman, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.M.A. Richelle,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2011.
Mr. D.M.A. Richelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1) De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2) De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2011.
3) Het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 19 december 2010 (dossierparagraaf 1.1).
4) Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 21 december 2010 (dossierparagraaf 1.1.4).
5) Het door Ing. [naam deskundige] opgestelde deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut met NFI zaaknummer 2011.01.05.011 d.d. 3 februari 2011.
6) De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2011.
7) Het proces-verbaal van verhoor van verdachte als getuige afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 19 januari 2011.