ECLI:NL:RBHAA:2011:BP6031
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar inzake gemeentelijk monument
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 3 februari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging "Bond Heemschut, Vereniging tot bescherming van cultuurmonumenten in Nederland" (hierna: eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal (hierna: verweerder). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen het besluit van verweerder om de aanwijzing van een pand tot gemeentelijk monument in te trekken. Het besluit tot intrekking werd genomen op 24 juni 2008 en eiseres maakte bezwaar op 14 augustus 2008. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 15 november 2010, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden, waaronder drs. F.J.A. IJsselmuiden.
De rechtbank overwoog dat de derde partij betwistte of eiseres in haar beroep kon worden ontvangen, omdat er twijfel bestond over de bevoegdheid van de gemachtigde om namens eiseres bezwaar te maken. De rechtbank concludeerde echter dat de directeur van eiseres, drs. J.P.J. van der Haagen, bevoegd was om beroep in te stellen. De rechtbank oordeelde dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij een rechtstreeks betrokken belang heeft bij het besluit van verweerder. De rechtbank stelde vast dat de doelstellingen van eiseres, zoals vastgelegd in haar statuten, voldoende aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat het belang van eiseres bij de intrekking van de monumentenstatus van het pand betrokken is.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van 10 december 2009 en verklaarde het beroep gegrond. Verweerder werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297,- aan haar diende te vergoeden.