Ingevolge artikel 21 dient de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval te vermelden welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Volgens deze bepaling wordt bij de motivering aangegeven welke van de in artikel 2, eerste lid en tweede lid, van de WVW genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Ingevolge artikel 24, aanhef en onder a, worden verkeersbesluiten genomen na overleg met de korpschef van het betrokken regionale politiekorps.
2.7 Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit om de geslotenverklaring van de busbrug voor alle verkeer met uitzondering van (brom)fietsen en lijndiensten van het openbaar vervoer in te trekken en de busbrug beperkt open te stellen, heeft verweerder ten grondslag gelegd het verzekeren van de veiligheid op de wegen en het waarborgen van de bruikbaarheid van de wegen in de wijken Westerkoog en Westerwatering; het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer; het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu in de wijken Westerkoog en Westerwatering, bedoeld in de Wet milieubeheer; en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden in de wijken Westerkoog en Westerwatering. Beoogd is om mede met het oog op calamiteiten een tweede – permanente – ontsluitingsweg te realiseren van de wijk Westerwatering en zodoende ook een betere bereikbaarheid van de wijken Westerkoog en Westerwatering te realiseren en het aantal omrijbewegingen van bestemmingsverkeer tussen beide wijken te verminderen.
2.8 Ter motivering van het verkeersbesluit heeft verweerder verwezen naar uitgebreid onderzoek dat in het kader van het vrijstellingsbesluit, aan de hand van een verkeersmodel van Goudappel Coffeng, is gedaan naar de gevolgen van beperkte openstelling van de busbrug voor verkeersstromen en geluidsbelasting. Verweerder heeft besloten de busbrug niet open te stellen voor motorvoertuigen tijdens de spitsuren teneinde sluipverkeer van de snelweg A8 te voorkomen.
Het verkeersbesluit zal leiden tot een toename van verkeer van 500 motorvoertuigen per etmaal naar bijna 8000 motorvoertuigen per etmaal. Het aandeel van het sluipverkeer daarin bedraagt tussen de 4% en 6%.
2.9 Eisers betogen dat het verkeersbesluit leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat in de verblijfsgebieden ter plaatse gelet op de toename van sluipverkeer en geluidhinder en de negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid. Het karakter van de wijken en het feit dat zij als verblijfsgebieden zijn aan te merken staat, aldus eisers, in de weg aan het door middel van dit verkeersbesluit realiseren van een doorgaande ontsluitingsweg, met al het bijkomende (sluip)verkeer door de wijken. Eisers betogen voorts dat het verkeersbesluit, met name voor zover het betreft de geslotenverklaring voor motorvoertuigen tijdens de spitsuren, niet handhaafbaar is.
2.10 Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 17 september 2008 in zaak nr. 200800464/1, LJN BF0973), komt verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan verweerder om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
2.11 Het onderhavige geschil beperkt zich tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen.
2.12 De doelstelling van het bestreden verkeersbesluit is gelegen in de verbetering van de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de wijken Westerkoog en Westerwatering door deze wijken onderling bereikbaar te maken, het beperken van het aantal autokilometers van bewoners van deze wijken en het verbeteren van de bereikbaarheid van de wijken in geval van calamiteiten. Het verkeersbesluit voorziet daartoe in een aanpassing van de beperkte toegang van verkeer op de busbrug in die zin dat behalve voor (brom)fietsen en lijndiensten van het openbaar vervoer, de busbrug nu ook wordt opengesteld voor motorvoertuigen. Het bestreden verkeersbesluit handhaaft echter een beperkte toegang van de busbrug; vrachtverkeer mag niet over de busbrug rijden evenmin als motorvoertuigen tussen 07.00 en 09.00 uur en tussen 16.00 en 18.00 uur op doordeweekse dagen.
2.13 Uitgangspunt is vrijheid van verkeer. Met oog op de belangen die zijn genoemd in artikel 2 van de WVW kan het bestuursorgaan hier echter door middel van een verkeersbesluit bepaalde beperkingen aan stellen. De rechtbank stelt vast dat de beperkingen die golden bij de busbrug met het onderhavige besluit minder zijn geworden. Eisers hebben echter geen gronden gericht tegen de nog resterende beperkingen van het verkeer op de busbrug, maar richten zich uitsluitend tegen de opheffing van de geslotenverklaring voor motorvoertuigen.
2.14 De rechtbank is van oordeel dat, in tegenstelling tot hetgeen eisers betogen, de belangen die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan het verkeersbesluit, belangen zijn als bedoeld in artikel 2 van de WVW. Het feit dat het ook zonder het verkeersbesluit mogelijk is om de busbrug te gebruiken in geval van calamiteiten doet hieraan niet af.
2.15 Alhoewel het verkeersbesluit tot een aanzienlijke toename van verkeer in de direct aangrenzende wijken zal leiden is, zoals ook volgt uit verkeerskundig onderzoek van verweerder en de daarop ter zitting gegeven toelichting, het aandeel van sluipverkeer daarin beperkt. In hetgeen eisers hiertegen hebben ingebracht heeft de rechtbank geen aanleiding gezien te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van eerdergenoemd verkeerskundig onderzoek van verweerder. Verweerder heeft voorts aangegeven dat handhaving van de resterende beperking van de openstelling zal plaatsvinden met behulp van flitspalen, waarna het Centraal Justitieel Incassobureau over zal gaan tot incasseren van de verkeersboete. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat deze wijze van handhaving niet afdoende is.
In hetgeen eisers hebben aangevoerd is naar oordeel van de rechtbank dan ook geen grond gelegen voor het oordeel dat het bestreden verkeersbesluit leidt tot zodanige verkeersoverlast of verkeersonveilige situaties dat verweerder in redelijkheid had moeten afzien van het nemen van dit besluit.
2.16 Voor zover eisers zich beroepen op beleidsstukken of uitspraken variërend van 1986 tot 2002 ter onderbouwing van hun standpunt dat verweerder uitdrukkelijk heeft gekozen voor deze wijze van situering en ontsluiting van de wijken Westerkoog en Westerwatering, overweegt de rechtbank – voor zover deze stukken gelet op de tijd die sindsdien is verstreken nog als relevant moeten worden aangemerkt – dat hierin geen aanknopingspunten zijn te vinden die aanleiding geven te oordelen dat deze in de weg staan aan het nemen van het bestreden verkeersbesluit.
2.17 Het betoog van eisers dat de met het verkeersbesluit gemoeide belangen niet kunnen opwegen tegen de belangen van eisers om de door hen gestelde geluidsoverlast en negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit te beperken, slaagt evenmin. Deze gronden zien niet zozeer op het verkeersbesluit alswel op het vrijstellingsbesluit en het besluit tot vaststelling van hogere een geluidsgrenswaarde die door verweerder zijn genomen met het oog op de openstelling van de busbrug voor motorvoertuigen. De rechtbank verwijst te dien aanzien naar de uitspraak van deze rechtbank van 7 februari 2011 (zaaknummers 09-2838 en 09-2791).
2.18 Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid het belang van bereikbaarheid en het terugbrengen van het aantal autokilometers zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van eisers bij het gesloten houden van de busbrug. Verweerder heeft gegeven de hem toekomende ruime beoordelingsmarge, in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen.
2.19 De beroepen van [eiser] en de Stichting zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.