ECLI:NL:RBHAA:2010:BO9243

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 445210 / CV EXPL 09-13189
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake voortzetting arbeidsovereenkomst voorzitter College van Bestuur na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 15 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst van een voorzitter van een College van Bestuur, die volledig arbeidsongeschikt was geraakt door een herseninfarct. De werknemer, aangeduid als [A.], had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van één jaar, aangeboden 'bij wijze van proef'. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigde na het verstrijken van de bepaalde tijd, en dat de werknemer het risico had aanvaard dat de overeenkomst niet verlengd zou worden.

De werknemer stelde dat hij op grond van redelijkheid en billijkheid recht had op voortzetting van de arbeidsovereenkomst, maar deze stelling werd door de kantonrechter verworpen. De rechter benadrukte dat redelijkheid en billijkheid niet als zelfstandige grondslag voor de vordering konden dienen. De werkgever, de Stichting voor Voortgezet Onderwijs Kennemerland (SVOK), had niet in strijd gehandeld met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet had hoeven verlengen, gezien de arbeidsongeschiktheid van de werknemer en de noodzaak voor SVOK om de continuïteit van het bestuur te waarborgen.

De kantonrechter wees de vorderingen van [A.] af, inclusief de meer subsidiaire vordering tot schadevergoeding, omdat er geen causaal verband was aangetoond tussen het handelen van SVOK en de door [A.] gevorderde inkomensschade. De rechter oordeelde dat SVOK tijdig had geïnformeerd over het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst en dat de werknemer niet had aangetoond dat hij schade had geleden door het handelen van SVOK. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 445210 / CV EXPL 09-13189
datum uitspraak: 15 september 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[A.]
te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [A.]
gemachtigde mr. E.J. Vilé
tegen
de stichting
STICHTING VOOR VOORTGEZET ONDERWIJS KENNEMERLAND
te Beverwijk
gedaagde
hierna te noemen SVOK
gemachtigde mr. R.A.A. Kool
De verdere procedure
Verwezen wordt naar het tussenvonnis van de kantonrechter van 31 maart 2010 en de daarin genoemde stukken. Bij dat tussenvonnis heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 20 mei 2010, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De eiswijziging
Bij akte na comparitie heeft [A.] zijn eis gewijzigd, in de zin dat [A.] meer subsidiair vordert SVOK te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 113.619,-- vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 20.312 vanaf 1 oktober 2009 tot aan de dag van betaling, alsmede over een bedrag van maandelijks € 5.639,-- vanaf 1 juni 2010 tot aan de dag van voldoening.
[A.] legt aan zijn meer subsidiaire vordering tot schadevergoeding slecht werkgeverschap ten grondslag; SVOK heeft zonder motivering de arbeidsovereenkomst met [A.] per 1 oktober 2009 niet verlengd, zij heeft niet kunnen beoordelen of [A.] geschikt was voor zijn functie, zij heeft [A.] niet de gelegenheid gegeven te reïntegreren. Zij heeft evenmin interesse getoond in het genezings- en reïntegratieproces en [A.] niet de gelegenheid gegeven aan te tonen dat hij weer zodanig genezen was dat hij zijn functie weer kon vervullen.
[A.] begroot de inkomensschade op € 113.619,--.
Het verweer tegen de meer subsidiaire vordering
SVOK verzet zich tegen de eiswijziging. Zij voert aan dat de eiswijziging in zo een laat stadium in strijd is met de goede procesorde. Voor het overige betwist SVOK dat sprake is van slecht werkgeverschap. Zij voert aan dat [A.] op het moment dat zij moest beoordelen of [A.] geschikt was voor zijn functie arbeidsongeschikt was en dat zij de continuïteit van haar bestuur moest waarborgen, zodat zij er toen voor heeft gekozen de arbeidsovereenkomst met [A.] niet te verlengen. SVOK betwist voorts dat zij geen aandacht zou hebben geschonken aan het genezingsproces van [A.]. Tot slot betwist zij de hoogte van de schade.
De verdere beoordeling
1. De primaire en de subsidiaire vordering hebben tot doel te bewerkstelligen dat de arbeidsovereenkomst tussen [A.] en het SVOK wordt voortgezet na 1 oktober 2009. Deze vorderingen zullen worden afgewezen, omdat als uitgangspunt geldt dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt. Dat in de op de arbeidsovereenkomst toepasselijke CAO is vastgelegd dat een aanstelling behoudens uitzonderingen plaats heeft voor onbepaalde tijd, maakt dit niet anders. In het geval van [A.] is immers ten aanzien van de duur van de aanstelling van de uitzondering van artikel 3.b.2 –zie het tussenvonnis van 31 maart 2010 onder ‘de feiten’ sub 2 gebruik gemaakt en is aan [A.] een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar aangeboden omdat het een eerste dienstverband is ‘bij wijze van proef’. [A.] heeft, gelet op de ondertekening van de Akte van Benoeming, met dit aanbod ingestemd. Daarmee heeft hij het risico aanvaard dat deze tijdelijke arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd niet verlengd zou worden. [A.] kan, gelet op zijn eerdere positie als burgemeester, geacht worden zich van dit risico bewust te zijn geweest.
2. [A.] heeft voorts gesteld dat hij op grond van de redelijkheid en billijkheid recht heeft op voortzetting van de arbeidsovereenkomst. [A.] miskent hiermee dat de redelijkheid en de billijkheid niet als zelfstandige grondslag voor zijn vordering kunnen dienen. Ook in het geval op enig moment zou vast komen staan dat van slecht werkgeverschap sprake zou zijn, kan die vaststelling niet als grondslag dienen voor toewijzing van de vordering tot voortzetting van het dienstverband.
3. SVOK heeft zich ten aanzien van de meer subsidiaire vordering verzet tegen de eiswijziging, omdat deze in strijd zou zijn met de goede procesorde. De kantonrechter deelt die mening niet. De eisvermeerdering is op de comparitie na antwoord uitvoerig aan de orde geweest en mitsdien tijdig gedaan. Evenmin leidt de eisvermeerdering in dit geval tot vertraging van het procedure, zodat deze zal worden toegelaten.
4. [A.] grondt de meer subsidiaire vordering op slecht werkgeverschap. Ter onderbouwing heeft hij gesteld dat SVOK heeft gehandeld in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.
5. Anders dan [A.] is de kantonrechter van oordeel dat SVOK haar besluit om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen heeft gemotiveerd. SVOK heeft, in overeenstemming met de CAO, ten minste twee maanden voor het einde van de bepaalde tijd aan [A.] meegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst niet zou verlengen, omdat de bepaalde tijd verliep. Dat stond haar, gelet op het feit dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was gesloten, vrij. In de brief van 28 juli 2009 heeft SVOK deze reden ook vermeld. SVOK heeft ter comparitie aangevoerd dat zij in het gesprek dat op 2 juli 2009 op het huisadres van [A.] heeft plaatsgevonden met [A.] heeft besproken dat [A.] door zijn arbeidsongeschiktheid niet beschikbaar was en ook niet op korte termijn zou komen en dat deze omstandigheden mede ten grondslag lagen aan het besluit van SVOK om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Alhoewel [A.] betwist dat SVOK deze redenen in dat gesprek heeft vermeld, kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat het voor [A.] kenbaar was dat zijn arbeidsongeschiktheid en de onduidelijkheid over zijn herstel op het moment dat SVOK een beslissing moest nemen over de aanstelling van [A.] een rol hebben gespeeld bij die beslissing. [A.] wist dat de continuïteit voor SVOK belangrijk was. Hij –en zijn echtgenote- erkennen immers dat SVOK al kort na het ontslag van [A.] uit het ziekenhuis aan hem heeft voorgelegd ‘hoe het verder moest’. Daarnaast was [A.] op 2 juli 2009 nog arbeidsongeschikt en waren de vooruitzichten onduidelijk. [A.] heeft SVOK eerst in augustus 2009 laten weten dat hij zich goed genoeg voelde om te re-integreren. Dat SVOK deze omstandigheden niet in de brief van 28 juli 2009 heeft vermeld, leidt niet tot het oordeel dat SVOK in strijd met het motiveringsbeginsel heeft gehandeld.
5. Voor zover [A.] heeft bedoeld te stellen dat SVOK als slecht werkgever heeft gehandeld door de arbeidsovereenkomst met [A.] niet voort te zetten, omdat SVOK het functioneren van [A.] niet heeft kunnen beoordelen vanwege zijn arbeidsongeschiktheid zo kort na zijn indiensttreding en [A.] mitsdien nog een kans zou moeten krijgen, wordt deze stelling verworpen. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan immers niet gelijk gesteld worden met een proeftijd gelijk aan de bepaalde tijd, gedurende welke tijd de werkgever inzicht kan krijgen in de hoedanigheden van de werknemer en zijn geschiktheid voor de bedongen arbeid. De CAO bepaling waarin staat dat een aanstelling voor bepaalde tijd plaats kan vinden omdat het een ‘eerste arbeidsovereenkomst bij wijze van proef’ is maakt dit niet anders. Dat [A.], geheel buiten zijn schuld, niet in staat is geweest zich als voorzitter van het College van Bestuur te bewijzen, betekent niet dat SVOK [A.] daartoe alsnog in de gelegenheid had moeten stellen. De arbeidsovereenkomst liep af en het –te respecteren- belang van SVOK als werkgever was dat er continuïteit is in de aansturing van haar organisatie. [A.] kon die continuïteit –door pure pech- op dat moment niet bieden, zodat SVOK naar het oordeel van de kantonrechter niet ten onrechte op dat moment prioriteit heeft gegeven aan de continuïteit van de aansturing van haar onderneming.
6. Evenmin is gebleken dat SVOK onvoldoende interesse heeft getoond in het genezingsproces van [A.]. Wel moet [A.] worden nagegeven dat SVOK [A.] niet in staat heeft gesteld bij haar te re-integreren toen hij daartoe in augustus 2009 in staat werd geacht, alhoewel de kantonrechter zich afvraagt hoe opportuun dat re-integratieproces zou zijn geweest, gelet op het einde van de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2009. SVOK heeft op dit punt niet als goed werkgever gehandeld. Dit onzorgvuldige gedrag kan evenwel niet tot (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering leiden, omdat het causaal verband tussen de gedraging van SVOK en de door [A.] gevorderde inkomensschade over de periode oktober 2009- oktober 2010 ontbreekt. Ook in het geval SVOK [A.] in de gelegenheid had gesteld bij haar te re-integreren was de arbeidsovereenkomst immers met ingang van 1 oktober 2009 geëindigd. Over het einde van de arbeidsovereenkomst had SVOK [A.] al op 2 juli 2009 geïnformeerd. Evenmin is de kantonrechter gebleken dat [A.] andere schade heeft geleden door de gedraging van SVOK. Niet gesteld of gebleken is immers dat SVOK [A.] over de periode augustus 2009 (de datum van de re-integratie) tot 1 oktober 2009 het loon niet heeft doorbetaald.
7. Het voorgaande leidt er toe dat de vordering zal worden afgewezen. Gelet op de aard van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- compenseert de proceskosten in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.