ECLI:NL:RBHAA:2010:BO9049

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-700124-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling in trein met bedreiging en geweld tegen treinpersoneel en politie

Op 19 februari 2010 heeft de verdachte, een twintigjarige man, zich schuldig gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten in een trein van Enkhuizen naar Amsterdam. Tijdens de reis heeft hij de hoofdconducteur en de machinist bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, nadat hij had aangegeven geen vervoersbewijs te hebben. De verdachte heeft de conducteur gedwongen om een kaartje voor hem te schrijven en heeft daarbij gedreigd met geweld. Toen de conducteur weigerde, heeft de verdachte met twee nepwapens gedreigd en de machinist en conducteur in de cabine van de machinist opgesloten. De verdachte heeft vervolgens een treinreiziger als gijzelaar genomen en hem met een nepwapen bedreigd, terwijl hij hem dwong om de trein te verlaten en naar de openbare weg te lopen. Gedurende deze gijzeling heeft de verdachte meerdere politieagenten bedreigd met zijn nepwapens, wat leidde tot een grote angst bij de betrokkenen. Uiteindelijk is de verdachte door het arrestatieteam aangehouden, waarbij gebruik is gemaakt van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder vrijheidsberoving, diefstal, afpersing en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de geestelijke gezondheid van de verdachte en zijn leeftijd, en heeft een gevangenisstraf van dertig maanden opgelegd, met schadevergoedingsmaatregelen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700124-10
Uitspraakdatum: 10 november 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte met dat opzet
- (op dwingende toon) aan die [slachtoffer 1] gevraagd of die [slachtoffer 1] zijn gijzelaar wilde zijn zodat dat een reden kon zijn om de trein te laten rijden en/of (vervolgens, teneinde zijn woorden kracht bij te zetten) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] gericht en/of
- (op dwingende toon) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat die [slachtoffer 1] zich moest omdraaien en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de rug, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1], geduwd/gedrukt en/of geduwd/gedrukt gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] bij zijn jas beetgepakt en de trein ingetrokken en/of
- die [slachtoffer 1] bij zijn arm vastgepakt en/of (daarbij) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het gezicht van die [slachtoffer 1] gericht en/of (op dwingende toon) tegen die [slachtoffer 1] geschreeuwd/geroepen dat die [slachtoffer 1] zich moest omdraaien en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] gedwongen om uit de trein te stappen en/of het perron af te lopen en/of de openbare weg af te lopen tot aan de rijbaan A8, daarbij (voortdurend) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het (achter)hoofd en/of op/tegen de rug, althans op/tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] drukkend/duwend en/of
- één of meermalen een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 1] gericht/gehouden;
- tegen die [slachtoffer 1] geschreeuwd/geroepen dat deze op de grond moest gaan liggen en/of (vervolgens) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het (achter)hoofd van die [slachtoffer 1] geduwd/gedrukt en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen weer op te staan en/of daarbij een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [slachtoffer 1] gericht en/of
- één of meermalen die [slachtoffer 1] laten knielen en/of (vervolgens) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het (achter)hoofd van die [slachtoffer 1] gezet/gedrukt (executiepose);
feit 2
hij op of omstreeks 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 50,- Euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk: Nokia), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- een vuurwapen, althans en op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] gericht en/of (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: " Geef me je portemonnee en je telefoon en/of Geef me je telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (vervolgens, nadat die [slachtoffer 2] zijn portemonnee had gepakt) 50 Euro, althans een geldbedrag, uit de portemonnee van die [slachtoffer 2] gegrist/gepakt;
feit 3
hij op of omstreeks 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer 3] (hoofdconducteur bij de N.V. Nederlandse Spoorwegen) en/of [slachtoffer 4] (machinist bij de N.V. Nederlandse Spoorwegen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
- die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Dat zal je wel zien, ik heb andere mogelijkheden om jou te dwingen om een kaartje te schrijven, wil je dat echt zien?" en/of "Ik maak je dood, al moet ik twee jaar zitten, ik weet je nog te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga laten zien dat ik het meen dat ik mee ga naar Amsterdam. Jullie denken dat ik grappen maak", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (vervolgens) twee, althans één of meerdere vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) uit zijn, verdachtes, jaszak(ken) gepakt en/of die/dat vuurwapen(en)/voorwerp(en) op het/de hoofd(en) en/of slapen, althans op het/de licha(a)m(en), van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] gericht en/of
- (nadat die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich in de machinistcabine hadden verschanst) met één of meerdere vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) met kracht tegen de deur van die cabine geslagen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik weet je anders later wel te vinden en dan schiet ik je alsnog overhoop", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 4
hij op of omstreeks 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend twee, althans één of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en),op die [slachtoffer 5] gericht;
feit 5
hij op of omstreeks 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] (respectievelijk hoofdagent, agent, hoofdagent, agent, hoofdagent, agent, agent, agent, agent, hoofdagent van politie Zaanstreek-Waterland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- één of meermalen één of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde politieambtena(a)r(en) gericht en/of
- voornoemde politieambtena(a)r(en) dreigend de woorden toegevoegd:"Oprotten jullie allemaal, anders schiet ik jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 6
hij op of omstreeks 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een of meer wapens van categorie I, onder 7, te weten een veerdrukpistool (kaliber 6mm) en/of een gasdrukpistool (merk: Gamo, kaliber 4,5mm), voorhanden heeft gehad;
feit 7
hij op of omstreeks 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, (een) alarmpistool (merk: BBM, kaliber .22) en/of een dolkmes, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;
feit 8
primair:
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 19 februari 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een identiteitskaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair:
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 19 februari 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, een identiteitskaart (ten name van [eigenaar]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die identiteitskaart wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 7 en 8 primair ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 10], [slachtoffer 11], [slachtoffer 9], [slachtoffer 7], [slachtoffer 6], [slachtoffer 8], [slachtoffer 13], [slachtoffer 14] en [slachtoffer 12] gevorderd dat deze kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich gerefereerd naar het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie gevorderd dat de roze tas kan worden teruggegeven aan verdachte. De overige op de beslaglijst vermelde goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 8 primair en subsidiair ten laste is gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de identiteitskaart van [eigenaar] heeft gestolen. De aangifte van [eigenaar], inhoudende dat hij zijn identiteitskaart eind 2007 is kwijtgeraakt in de gemeenschappelijke woonkamer van een woning van het Leger des Heils, waarin indertijd onder meer ook verdachte verbleef, en het gegeven dat de identiteitskaart op 19 februari 2010 bij verdachte is aangetroffen is hiertoe onvoldoende. Ook kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de identiteitskaart van misdrijf afkomstig was. Verdachte moet derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
Ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op vrijdag 19 februari 2010 omstreeks 00.15 uur bevond verdachte zich in de trein, een dubbeldekker, vanuit Enkhuizen richting Amsterdam Centraal. Tussen station Purmerend Wijdevenne en station Zaandam Kogerveld trof [slachtoffer 3], hoofdconducteur bij de N.V. Nederlandse Spoorwegen, verdachte in de trein aan. Verdachte deelde de conducteur mede dat hij geen vervoersbewijs had en zei tegen de conducteur dat hij voor hem een kaartje moest schrijven. De conducteur weigerde dit, waarop verdachte zei: “dat zal je wel zien, ik heb andere mogelijkheden om jou te dwingen om een kaartje te schrijven, wil je dat echt zien”. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij woorden van gelijke dreigende aard of strekking tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd. De machinist, te weten [slachtoffer 4], heeft het gesprek tussen verdachte en de conducteur buiten het zicht van verdachte kunnen volgen en hoorde verdachte tegen de conducteur zeggen: “je moet voor mij een kaartje schrijven, anders gebeurt er wat” en “ik maak je dood, al moet ik twee jaar zitten, dan weet ik je nog te vinden”. Even later op station Zaandam Kogerveld te Zaandam zei de conducteur tegen verdachte dat hij de trein moest verlaten. Verdachte wilde echter de trein niet verlaten en zei tegen de conducteur en de machinist: “ik ga laten zien dat ik het meen dat ik mee ga naar Amsterdam. Jullie denken dat ik grappen maak”. Daarop greep verdachte met zijn beide handen in zijn jas en pakte daaruit twee zwarte op vuurwapens gelijkende voorwerpen. Verdachte richtte deze wapens eerst op het hoofd van de conducteur en daarna op het hoofd van de machinist en hield ze schuin tegen zijn slapen. Zowel de conducteur als de machinist voelden zich op dat moment bedreigd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij twee wapens aan de conducteur en de machinist heeft getoond. De conducteur en de machinist zijn vervolgens de cabine van de machinist ingevlucht. Verdachte wilde daar naar binnen dringen. De machinist hoorde verdachte tegen de deur slaan. De conducteur is vervolgens de trein uitgestapt en heeft telefonisch de veiligheidscentrale gebeld en de situatie uitgelegd. De deuren van de trein waren gesloten. De conducteur zag verdachte achter de treindeur staan en hoorde dat hij zei: “ik weet je anders later wel te vinden en dan schiet ik je alsnog overhoop”.
Even later hoorde een reiziger, te weten [slachtoffer 5], die op het perron van het station Zaandam Kogerveld was aangekomen, de machinist en conducteur, die inmiddels ook op het perron stonden, zeggen dat er een man in de trein zat met twee pistolen. Even later hoorde [slachtoffer 5] getik op het raam van de trein, zag een man staan en liep ernaar toe. [slachtoffer 5] zag dat de man, die niemand anders dan verdachte kan zijn, gelet op het door [slachtoffer 5] gegeven signalement en de overige door hem beschreven omstandigheden, een wapen in zijn hand had en het wapen op hem richtte. [slachtoffer 5] voelde zich erg bedreigd.
Een andere treinreiziger, te weten [slachtoffer 1], bevond zich in de trein en werd toen de trein stilstond op station Kogerveld te Zaandam aangesproken door verdachte. Verdachte vroeg [slachtoffer 1] of hij zijn gijzelaar wilde zijn zodat dat een reden kon zijn om de trein verder te laten rijden. [slachtoffer 1] dacht dat verdachte een grapje maakte, maar verdachte trok direct hierna zijn wapen en richtte dat op [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] schrok hevig, omdat hij dacht dat het een echt pistool was. Vervolgens deelde verdachte hem op dwingende toon mede dat hij zich om moest draaien. Nadat [slachtoffer 1] zich had omgedraaid voelde hij dat verdachte het wapen tegen zijn rug duwde. [slachtoffer 1] moest naar een uitgang gaan om te kijken of er deur open was. Onder het lopen voelde [slachtoffer 1] dat de man het pistool niet de gehele tijd tegen mijn rug aan had, maar wel vaak genoeg om te weten dat het wapen daar was. Toen verdachte en [slachtoffer 1] even later op het perron stonden, waar inmiddels politie stond, voelde [slachtoffer 1] dat verdachte hem bij zijn jas beetpakte en hem de trein weer introk.
Intussen waren de inmiddels aanwezige hoofdagenten [verbalisant] en [slachtoffer 15] samen met hoofdagent [slachtoffer 10] en agent [slachtoffer 11] de trein ingegaan. [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] doorzochten het bovenste gedeelte van de trein en [verbalisant] en [slachtoffer 15] het onderste deel van de trein. Verbalisanten [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] troffen in het gedeelte tussen de derde en vierde coupe [slachtoffer 1] aan, die zei: ‘hij zit hier binnen en heeft een pistool’. [slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat hij twee agenten tegenkwam. [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] zijn vervolgens naar het onderste gedeelte gelopen en daar troffen zij verdachte aan. Verdachte draaide zich plotseling om en richtte het wapen op [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11]. Zowel [slachtoffer 10] als [slachtoffer 11] voelden zich daarbij ernstig bedreigd, ze waren echt bang dat verdachte zou gaan schieten. [verbalisant] en [slachtoffer 15] troffen aan het einde van derde coupe verdachte met in zijn linkerhand een wapen. Verdachte schreeuwde in hun richting en richtte vervolgens zijn wapen op [verbalisant] en [slachtoffer 15]. Verdachte liep richting [verbalisant] en [slachtoffer 15] en hield hierbij het wapen voor zich uit met de loop in de richting van [verbalisant] en [slachtoffer 15]. [slachtoffer 15] voelde zich hierdoor bedreigd. Hij kon niet snel dekking zoeken en was bang dat hij neergeschoten zou worden. Hierop zijn de agenten omgekeerd en [slachtoffer 15] heeft verdachte, die achter hen aankwam, pepperspray in het gezicht gespoten. Verdachte keerde om en liep van de twee agenten vandaan.
Direct hierna liep verdachte terug naar [slachtoffer 1], die verstijfd van verwarring en verrassing was blijven staan. Verdachte richtte vervolgens zijn wapen weer op het gezicht van [slachtoffer 1], pakte hem aan zijn bovenarm vast en riep tegen hem dat hij zich om moest draaien. Zij zijn vervolgens naar de uitgang gelopen, waarbij verdachte het pistool op hem gericht hield.
Op het perron van station Kogerveld stond agent [slachtoffer 9]. Hij zag dat verdachte de trein uitstapte met een vuurwapen op de gijzelaar voor zich gericht. Hij hoorde dat verdachte begon te schreeuwen en zag dat verdachte hierna het wapen op hem en zijn collega’s richtte. Hij dacht dat het een echt wapen was. Hij hoorde dat verdachte schreeuwde in zijn richting: “Oprotten jullie allemaal, anders schiet ik jullie dood’. [slachtoffer 9] was op dat moment echt bang dat verdachte hem zou neerschieten als zij niet zouden doen wat hij zei.
Ook de agent [slachtoffer 7], hoofdagent [slachtoffer 8], hoofdagent [slachtoffer 6], agent [slachtoffer 13], die zich op het perron dan wel op het spoor dan wel in de trein op genoemd station bevonden, zijn door verdachte met zijn wapen bedreigd. Daarbij schreeuwde verdachte nog tegen agent [slachtoffer 13] en agent [slachtoffer 6] “flikker op, ga weg anders schiet ik”. Genoemde (hoofd-)agenten hebben zich daarbij ernstig bedreigd gevoeld en waren bang dat verdachte zou schieten.
Verdachte en [slachtoffer 1] zijn vervolgens het perron afgelopen en de openbare weg opgegaan, [slachtoffer 1] zag en voelde dat verdachte tijdens het lopen het vuurwapen op hem gericht hield. Tijdens het lopen overwoog [slachtoffer 1] weg te komen, maar durfde dat niet omdat verdachte te dicht bij was en twee wapens had. Ze hebben meer dan een uur in de Rosmolenbuurt in Zaandam rondgelopen. Vervolgens zijn ze uitgekomen bij de rijbaan van de A8. Daar moest [slachtoffer 1] op de grond gaan liggen en voelde hij vervolgens dat verdachte het wapen tegen zijn achterhoofd drukte. Vervolgens moest [slachtoffer 1] van verdachte weer opstaan en zag hij vervolgens dat de man zijn wapen op hem richtte. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zich gedurende de hele tijd onder controle heeft gehad, maar toen de agenten hem veilig stelden, voelde hij stress. Hij heeft altijd gedacht dat het om echte pistolen ging en de hele tijd bang geweest dat verdachte hem iets zou aandoen. Getuige [slachtoffer 10] heeft bij de rechter-commissaris nog verklaard dat hij na het incident [slachtoffer 1] nog heeft gesproken en hij bij hem overkwam als iemand die in shock was, dat hij bleek was, trilde en er niet echt bij was.
Gedurende de tijd dat verdachte met [slachtoffer 1] als zijn gijzelaar buiten rondliep hebben meerdere agenten gezien dat verdachte meerdere keren [slachtoffer 1] op zijn knieën liet zitten dan wel tegen een muur liet staan, dat verdachte vervolgens een paar passen naar achteren deed en vervolgens zijn wapen op zijn gijzelaar richtte als een soort executiepose. Eveneens heeft verdachte gedurende de gijzeling de agenten [slachtoffer 14] en [slachtoffer 12] met zijn wapen bedreigd. Ook zij hebben zich erg door verdachte bedreigd gevoeld. Ook zijn de agenten [slachtoffer 13] en [slachtoffer 11] op een later moment nogmaals door verdachte met zijn wapen bedreigd.
Uiteindelijk is verdachte om 2.10 uur door het arrestatieteam aangehouden op de afrit van de rijksweg A7. Hierbij is gebruik gemaakt van een vuurwapen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank – nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 oktober 2010 afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 19 februari 2010 (dossierpagina 126-127);
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2010;
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2010 (dossierpagina 162).
Ten aanzien van de feiten 6 en 7
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 6 en 7 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Bij verdachte is een veerdrukpistool en een gasdrukpistool aangetroffen. Het veerdrukpistool (kaliber 6 mm) en het gasdrukpistool (merk Gamo, kaliber 4,5 mm) betreffen beide wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie, nu deze wapens, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, gelet op de afmetingen en vorm sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens. Gelet op artikel 13 van de Wet Wapens en Munitie is het verboden dergelijke wapens voorhanden te hebben. De vraag of verdachte deze wapens heeft gebruikt bij de bedreigingen van voornoemde personen is niet relevant.
Voorts is bij verdachte een alarmpistool en een dolkmes aangetroffen. Het alarmpistool (merk BBM, kaliber .22) valt in beginsel onder de uitzonderingsbepaling van artikel 2 lid 1, categorie III onder 4º. Het dolkmes is een gebruiksvoorwerp waarvan geen definitie bestaat in de Wet wapens en munitie. Gelet echter op de omstandigheden waaronder en het dolkmes zijn aangetroffen – te weten bij verdachte na zijn aanhouding ter zake van bovengenoemde strafbare feiten – kan redelijkerwijze worden aangenomen dat het voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen dan wel om te dreigen. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het wapens betreffen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie IV onder 7º van de Wet wapens en munitie.
4.3 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
feit 1
hij op 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft verdachte met dat opzet
- aan die [slachtoffer 1] gevraagd of die [slachtoffer 1] zijn gijzelaar wilde zijn zodat dat een reden kon zijn om de trein te laten rijden en vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] gericht en
- op dwingende toon tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat die [slachtoffer 1] zich moest omdraaien en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de rug van die [slachtoffer 1] geduwd en geduwd gehouden en
- die [slachtoffer 1] bij zijn jas beetgepakt en de trein ingetrokken en
- die [slachtoffer 1] bij zijn arm vastgepakt en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het gezicht van die [slachtoffer 1] gericht en tegen die [slachtoffer 1] geroepen dat die [slachtoffer 1] zich moest omdraaien en
- vervolgens die [slachtoffer 1] gedwongen om uit de trein te stappen en het perron af te lopen en de openbare weg af te lopen tot aan de rijbaan A8, daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] duwend en
- meermalen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gericht en
- tegen die [slachtoffer 1] geroepen dat deze op de grond moest gaan liggen en vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 1] gedrukt en
- die [slachtoffer 1] gedwongen weer op te staan en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het lichaam van die [slachtoffer 1] gericht en
- meermalen die [slachtoffer 1] laten knielen en vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 1] gezet (executiepose);
feit 2
hij op 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 50,- Euro, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk: Nokia), toebehorende aan [slachtoffer 2],
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] gericht en daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geef me je portemonnee en je telefoon” en “Geef me je telefoon";
feit 3
hij op 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer 3] (hoofdconducteur bij de N.V. Nederlandse Spoorwegen) en [slachtoffer 4] (machinist bij de N.V. Nederlandse Spoorwegen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk
- die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Dat zal je wel zien, ik heb andere mogelijkheden om jou te dwingen om een kaartje te schrijven, wil je dat echt zien?" en "Ik maak je dood, al moet ik twee jaar zitten, ik weet je nog te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga laten zien dat ik het meen dat ik mee ga naar Amsterdam. Jullie denken dat ik grappen maak", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- vervolgens twee op vuurwapens gelijkende voorwerpen uit zijn, verdachtes, jaszakken gepakt en die voorwerpen op de hoofden en/of slapen, althans op de lichamen, van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gericht en
- nadat die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich in de machinistcabine hadden verschanst tegen de deur van die cabine geslagen en
- vervolgens die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik weet je anders later wel te vinden en dan schiet ik je alsnog overhoop", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 4
hij op 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 5] gericht;
feit 5
hij op 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] en [slachtoffer 15] (respectievelijk hoofdagent, agent, hoofdagent, agent, hoofdagent, agent, agent, agent, agent, hoofdagent van politie Zaanstreek-Waterland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- meermalen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde politieambtenaren gericht en
- voornoemde politieambtenaren [slachtoffer 9], [slachtoffer 13] en [slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd: "Oprotten jullie allemaal, anders schiet ik jullie dood" dan wel woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 6
hij op 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, wapens van categorie I, onder 7, te weten een veerdrukpistool (kaliber 6mm) en een gasdrukpistool (merk: Gamo, kaliber 4,5mm), voorhanden heeft gehad;
feit 7
hij op 19 februari 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een alarmpistool (merk: BBM, kaliber .22) en een dolkmes, zijnde voorwerpen als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 2:
diefstal vergezeld van bedreiging met geweld
en
afpersing vergezeld van bedreiging met geweld;
feiten 3, 4 en 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 6:
handelen in strijd met artikel 13 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 7:
handelen in strijd met artikel 27 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege het door GGZ psycholoog dr. [psycholoog] uitgebrachte rapport van 22 oktober 2010 is gebleken.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van circa twee uur schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. Allereerst heeft verdachte een willekeurige treinreiziger gedurende deze twee uur van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden door vrijwel continu hem met een vuurwapen, dat weliswaar achteraf bezien niet echt bleek te zijn, te bedreigen en hem vast te houden. Voor het slachtoffer is dit een zeer angstige situatie geweest, te meer daar hij dacht dat het om echte wapens ging. Gedurende deze gehele periode heeft verdachte zich niet laten overhalen door de inmiddels vele toegestroomde politieagenten om zijn handelingen te staken, doch heeft daarentegen zijn gijzelingsactie onverkort voortgezet. Daarbij heeft verdachte zelfs nog een paar keer de schijn gewekt dat hij zijn gijzelaar zou executeren.
Voorts heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan bedreiging met vuurwapens van een machinist, een conducteur, een willekeurige treinreiziger en meerdere politieagenten en aan diefstal van geld en afpersing van een mobiele telefoon van een treinreiziger met bedreiging met geweld. Dit alles was voor de betrokken personen een zeer angstige situatie, waarbij zij vreesden voor hun leven, aangezien zij niet wisten dat de wapens van verdachte nepvuurwapens waren en verdachte daarbij zich zeer agressief en ongecontroleerd gedroeg.
De ervaring leert dat slachtoffers van bovengenoemde misdrijven als gevolg van hetgeen hen is overkomen nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden, hetgeen ook is gebleken uit de toelichting die deze personen hebben gegeven ten aanzien van hun vorderingen als benadeelde partij. Daarnaast veroorzaken dergelijke misdrijven onrust in de samenleving en worden gevoelens van onveiligheid versterkt.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het volgende. Verdachte heeft weliswaar zijn slachtoffers met de dood bedreigd, maar daarbij uitsluitend gebruik gemaakt van nepwapens en zijn slachtoffers dus daarmee niet kunnen doden. Hoewel dat voor de betrokkenen op dat moment niet duidelijk was en de bedreigingen door de slachtoffers ook als reële bedreigingen zijn ervaren, kan niet worden gesteld dat verdachte door zijn handelen het risico heeft genomen dat een van de betrokkenen werkelijk het leven zou laten. Ook heeft verdachte naast de bedreigingen en het vastpakken van zijn gijzelaar geen fysiek geweld gebruikt.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte van tevoren het plan heeft opgevat om te handelen zoals hij heeft gehandeld. Weliswaar is verdachte zonder treinkaartje en met de nepwapens in de trein gestapt, maar niet is komen vast te staan dat verdachte deze strafbare feiten van tevoren had bedacht. Naar zijn zeggen had verdachte dit ook niet gewild. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, met verwijzing naar hetgeen hieronder is opgemerkt met betrekking tot de geestelijke gezondheidstoestand van verdachte, zich in een positie heeft gemanoeuvreerd, waarbij hij ten gevolge van het gebrek aan verschillende vaardigheden niet meer in staat was om daarvoor op een oplossing te vinden. De rechtbank ziet ook in het gegeven dat verdachte uiteindelijk door de politie is neergeschoten en daarbij ernstig gewond is geraakt een aanwijzing om mee te gaan met de verklaring van verdachte, dat hij dit niet zo had gewild en dat alles verschrikkelijk uit de hand is gelopen. Verdachte is naar alle waarschijnlijkheid voor zijn leven gehandicapt door het missen van een deel van zijn longen en hij mag van geluk spreken dat hij niet dodelijk gewond is geraakt.
De rechtbank heeft verder ook acht geslagen op het rapport van de psycholoog, waarin verdachte wordt omschreven als een persoon met een gebrekkige ontwikkeling, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarbij is hij impulsief en onvoldoende in staat zichzelf te reguleren en te begrenzen. Voorts zijn er aanwijzingen voor een emotionele problematiek en maakt hij een labiele indruk. Hoewel de conclusie uit een eerder opgesteld psychologisch rapport, te weten dat bij verdachte sprake is van een lichte zwakzinnigheid in het rapport van [psycholoog] niet langer wordt onderschreven, is de intelligentie van verdachte benedengemiddeld. Omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte heeft [psycholoog] geen specifiek oordeel gegeven, doch de rechtbank is van oordeel dat uit het rapport van de psycholoog – in samenhang met het eerder psychologisch rapport – geconcludeerd kan worden dat verdachte ten tijde van de strafbare feiten niet geheel toerekeningsvatbaar was.
Bovengenoemde omstandigheden zijn voor de rechtbank aanleiding de door de officier van justitie gevorderde straf voor een aanzienlijk deel te matigen
Tot slot ziet de rechtbank ook in de leeftijd van verdachte – hij was ten tijde van de strafbare feiten pas twintig jaar – en zijn houding op zitting, waarbij verdachte ten aanzien van de bedreigingen van de politieagenten heeft aangetoond het laakbare van zijn handelen in te zien en spijt heeft betuigd, aanleiding de op te leggen straf te matigen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Ten aanzien van feit 7, te weten een overtreding van de Wet wapens en munitie, merkt de rechtbank op dat gelet op artikel 54 Wet wapens en munitie hiervoor slechts een boete kan worden opgelegd. Gelet op deze omstandigheid en gelet op de op te leggen straf die ten aanzien van verdachte ter zake van de overige feiten zal worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat ter zake van deze overtreding kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, zoals vermeld op de meest recente lijst met in beslag genomen voorwerpen d.d. 17 september 2010, te weten kleding waarin een kogelgat zat, drie wapens en een dolk, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 tot en met 7 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen is begaan en/of is voorbereid. Het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen is in strijd met de wet en/of het algemeen belang.
7.2 Vorderingen benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.650,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 500,- billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in zijn vordering ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 500,-.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.250,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 500,- billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in zijn vordering ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 4] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 500,-,.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.750,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 500,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in zijn vordering ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 500,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 10] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 10] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 11] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 11] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 9] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 7] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 6] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 8] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 13] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 13] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 14] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 14] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 12] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 12] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, 36d, 57, 282, 285, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht;
13, 27, 54, 55 van de Wet wapens en munitie.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 8, primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG (30) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade tot een bedrag van € 500,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 3], voornoemd, rekeningnummer 514255129, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 500,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 4] geleden schade tot een bedrag van € 500,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 4], voornoemd, rekeningnummer 514255129, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 500,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer 548955077, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 10] geleden schade tot een bedrag van € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 10], voornoemd, rekeningnummer 285038222, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 11] geleden schade tot een bedrag van € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 11], voornoemd, rekeningnummer 285038222, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 9] geleden schade tot een bedrag van € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 9], voornoemd, rekeningnummer 285038222, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 7] geleden schade tot een bedrag van € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 7], voornoemd, rekeningnummer 285038222, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 6] geleden schade tot een bedrag van € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 6], voornoemd, rekeningnummer 285038222, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 8] geleden schade tot een bedrag van € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 8], voornoemd, rekeningnummer 285038222, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 13] geleden schade tot een bedrag van € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 13], voornoemd, rekeningnummer 285038222, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 14] geleden schade tot een bedrag van € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 14], voornoemd, rekeningnummer 285038222, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 12] geleden schade tot een bedrag van € 350,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 12], voornoemd, rekeningnummer 285038222, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Onttrekt aan het verkeer:
1a 2.00 Zak kleding
3 1.00 stk Wapen kl: zwart, Gamo Auto 45 044C09614500 40770
4 1.00 stk Wapen kl: zwart, HF onbekend 309248 40771
5 1.00 stk Wapen kl: zwart BBM CAL.22 sin aabj1179nl 40772
6 1.00 stk Dolk sin:aaal1374nl 70773
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Fortuin, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. W.A.F. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.M.A. Richelle,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2010.