ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2953

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10 / 4911 & 10 / 4764
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Projectbesluit voor plaatsing geluidsscherm langs de A7 en de gevolgen voor de reclamemast van verzoekster

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 21 oktober 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Uptown Advertising B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, met Rijkswaterstaat Noord-Holland als derde partij. Het geschil betreft een projectbesluit dat op 4 augustus 2010 door verweerder is genomen, waarbij een bouwvergunning is verleend voor de plaatsing van een geluidsscherm langs de A7, ter hoogte van de woonwijk 't Kalf te Zaandam. Verzoekster, die een reclamemast exploiteert langs de A7, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreest dat de plaatsing van het geluidsscherm haar exploitatie van de reclamemast negatief zal beïnvloeden.

Tijdens de zitting op 13 oktober 2010 heeft verzoekster betoogd dat het projectbesluit in strijd is met de beleidsregels voor ontheffingen en projectbesluiten, en dat de belangen van verzoekster niet zijn meegewogen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de belangen van verzoekster niet relevant zijn in het kader van het algemeen belang dat met de plaatsing van het geluidsscherm is gediend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de reclamemast niet in overeenstemming is met de verleende bouwvergunning en dat de exploitatie van de reclamemast niet kan worden aangemerkt als een belang dat in de besluitvorming moet worden betrokken.

De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat de vragen omtrent de Flora- en faunawet en de cultuurhistorische waardenkaart niet aan de orde zijn, omdat deze niet relevant zijn voor de beoordeling van het projectbesluit. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 4911 en 10- 4764
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 oktober 2010
in de zaken van:
Uptown Advertising B.V.,
gevestigd te Egmond aan Zee,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S. de Kruijff, advocaat te Hoorn,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerder,
derde partij,
Rijkswaterstaat Noord-Holland,
gevestigd te Haarlem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 augustus 2010 heeft verweerder een projectbesluit genomen en aan Rijkswaterstaat bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een geluidsscherm langs de A7 ter hoogte van woonwijk ’t Kalf te Zaandam.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 9 september 2010 beroep ingesteld. Bij brief van 21 september 2010 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 oktober 2010, alwaar namens verzoekster aanwezig was [naam], bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.S. Abdoelkariem en de heer Van Eyk en mevrouw Kouwenhoven, allen werkzaam bij de gemeente Zaanstad. Voorts zijn verschenen voor Rijkswaterstaat Noord-Holland, mr. A.J.H. Athmer, mr. A. Herczog, B.C.J. van der Maat en J. de Wild.
Het verzoek om voorlopige voorziening is ter zitting gezamenlijk behandeld met het verzoek om voorlopige voorziening (AWB 10-4912) van verzoekster gericht tegen de door burgemeester en wethouders van Wormerland afgegeven bouwvergunning terzake van hetzelfde geluidsscherm.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
De in het onderhavige geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2.2 Verzoekster exploiteert een grote reclamemast langs de A7. Zij stelt dat het zicht vanaf de A7 op de reclameuitingen door de plaatsing van het geluidsscherm volledig zal verdwijnen. Verzoekster stelt hierdoor exploitatieschade te zullen leiden omdat de huurder van de reclamemast hierdoor geen ongestoord huurgenot meer heeft.
2.3 Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende uitbreidingsplan "In hoofdzaak voorheen gemeente Oostzaan", dat aan het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden" toekent. Om voor de uitvoering ervan niettemin bouwvergunning te kunnen verlenen, heeft verweerder krachtens artikel 3.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een projectbesluit genomen.
2.4 Ingevolge artikel 3.10 van de Wro kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit nemen.
Ingevolge het tweede lid bevat het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing van het project. De gemeenteraad kan de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, delegeren aan burgemeester en wethouders.
2.5 Verzoekster betoogt allereerst dat het projectbesluit is genomen in strijd met de beleidsregels ontheffingen en projectbesluiten Wro Zaanstad, zoals vastgesteld op 4 juni 2009. Zij verwijst daarbij naar de, uit het beleid blijkende, uiterst terughoudende houding van verweerder ten aanzien van het nemen van projectbesluiten en stelt dat verweerder ten onrechte in de aanwezigheid van een algemeen belang bij plaatsing van het geluidsscherm aanleiding heeft gezien om het bestreden besluit te verlenen. In evengenoemd beleid is te lezen dat een projectbesluit voor bouwplannen ten behoeve van het algemeen belang mogelijk is, mits andere belangen zich niet tegen deze plannen verzetten. Reeds nu de belangen van verzoekster zich verzetten tegen realisering van het bouwplan, dient van het nemen van een projectbesluit te worden afgezien, aldus verzoekster.
2.6 Daargelaten of de passage in de beleidsregels waarop verzoekster doelt strikt gelezen dient te worden in die zin dat een projectbesluit voor bouwplannen ten behoeve van het algemeen belang slechts mogelijk zouden kunnen zijn indien geen enkel ander belang zich daartegen verzet, merkt de voorzieningenrechter het belang van verzoekster niet aan als een dergelijk daarbij te betrekken belang. De bouwvergunning voor de reclamemast is verleend voor “scorebord en sponsorreclame”. De reclamemast is geplaatst op het terrein van sportvereniging Odiz-Frogs. De mast wordt evenwel niet gebruikt als scorebord - de feitelijke situering zou dit overigens ook verhinderen, nu het bord vanaf de velden ten gevolge van een bomenpartij niet zichtbaar is - dan wel ten behoeve van sponsorreclame. Integendeel, de omvangrijke mast, die door verzoekster wordt gehuurd van de sportvereniging, wordt gebezigd voor reclamedoeleinden ten behoeve van bedrijven of producten waarvan niet is gesteld of gebleken dat zij enigerlei relatie hebben met de sponsors van de sportvereniging. De belangen van verzoekster bij een gebruik van de mast, dat niet in overeenstemming is met de verleende bouwvergunning, zijn in dit verband dan ook niet relevant.
2.7 Verzoekster heeft er voorts op gewezen dat voor de uitvoering van dit bouwplan een ontheffing op grond van de Flora- en faunwet (Ffw) is vereist. Het bouwplan is geprojecteerd in de nabijheid van twee Natura 2000 gebieden. De werkzaamheden zullen leiden tot verstoring van het leefgebied van prioritaire soorten in deze gebieden zoals de Noordse woelmuis, aldus veroekster.
2.8 De vragen of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel eerst aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat verweerder geen projectbesluit had mogen verlenen, indien en voor zover verweerder op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Gelet op de resultaten van de door DHV B.V. verrichte quickscan naar de aanwezige flora en fauna is hiervan geen sprake. Het door verzoekster niet nader onderbouwde betoog had verweerder er dan ook niet toe hoeven te brengen te twijfelen aan de uitvoerbaarheid van het plan in relatie tot de Ffw. Deze beroepsgrond faalt.
2.9 Het betoog van verzoekster dat het feit dat een deel van het bouwplan is gelegen op gronden welke op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangeduid als gebied met een historische geografische waarde, in de weg staat aan het nemen van het projectbesluit treft geen doel reeds nu deze aanduiding alleen betrekking heeft op gronden gelegen binnen de gemeente Wormerland en niet op gronden gelegen binnen de gemeente van verweerder.
2.10 Verzoekster betoogt voorts dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat kostenverhaal in het kader van de Grondexploitatiewet bij het onderhavige bouwplan niet aan de orde is. Onduidelijk is of het bouwplan economisch uitvoerbaar is, aldus verzoekster.
2.11 De voorzieningenrechter volgt verweerder in diens standpunt dat, nu het geluidsscherm wordt gefinancierd door de gemeente Zaanstad en Rijkswaterstaat, de economische uitvoerbaarheid niet in geding is. Ook deze beroepsgrond treft derhalve geen doel.
2.12 Verzoekster betoogt voorts dat het projectbesluit niet voldoet aan een goede ruimtelijke onderbouwing nu verweerder heeft nagelaten om de structuurvisie “Zicht op mooi Nederland” van de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 november 2008 te betrekken in de besluitvorming. In deze structuurvisie selecteert de minister negen nationale snelwegpanorama’s, waaronder het deel Wijde Wormer-Oostzaan in welk deel het geluidsscherm is gesitueerd.
2.13 Uit de inleiding van evengenoemde structuurvisie blijkt dat het doel daarvan is om de ruimtelijke kwaliteit van de snelwegomgeving te verbeteren en herkenbare en kenmerkende landschapskwaliteiten in de snelwegomgeving veilig te stellen. Verweerder heeft deze structuurvisie in dit geval kennelijk niet van overwegend belang geacht. De voorzieningenrechter volgt verweerder daarin en betrekt daarbij dat het geluidsscherm is geprojecteerd aan de zijde van de snelweg waar er gesproken kan worden van stedelijk gebied, onder meer bestaand uit woonwijk ’t Kalf ten behoeve waarvan het geluidsscherm wordt geplaatst.
2.14 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt derhalve afgewezen.
2.15 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
3.2 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2010.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat uitsluitend voorzover het de hoofdzaak betreft hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.