ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2527
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gebruik maken van een niet op naam gesteld reisdocument en oplichting van een ambtenaar
In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Haarlem op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en het plegen van oplichting. De verdachte, geboren in Turkije en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem, werd ervan beschuldigd op 29 september 2010 op Schiphol, samen met anderen, opzettelijk gebruik te maken van een Turks paspoort dat niet op zijn naam stond. Dit paspoort werd overhandigd aan ambtenaren belast met de grenscontrole, met de bedoeling om toegang tot Nederland te verkrijgen.
De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het gebruik van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en het pogen om ambtenaren te bewegen tot het verlenen van een dienst, namelijk toelating tot Nederland. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van drie maanden, maar de politierechter oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan oplichting, omdat het verlenen van een dienst in dit geval niet onder de oplichting viel, zoals gedefinieerd in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De politierechter kwam tot de conclusie dat de verdachte zich niet schuldig had gemaakt aan het tweede deel van de tenlastelegging, omdat de wetgever enkel het oog had op diensten die tegen betaling verleend worden. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, maar het eerste feit, het gebruik maken van een niet op naam gesteld reisdocument, werd wel bewezen verklaard. De politierechter legde een gevangenisstraf van twee maanden op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht op de opgelegde straf. Tevens werden enkele in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard.