ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2527

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801206-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik maken van een niet op naam gesteld reisdocument en oplichting van een ambtenaar

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Haarlem op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en het plegen van oplichting. De verdachte, geboren in Turkije en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem, werd ervan beschuldigd op 29 september 2010 op Schiphol, samen met anderen, opzettelijk gebruik te maken van een Turks paspoort dat niet op zijn naam stond. Dit paspoort werd overhandigd aan ambtenaren belast met de grenscontrole, met de bedoeling om toegang tot Nederland te verkrijgen.

De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het gebruik van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en het pogen om ambtenaren te bewegen tot het verlenen van een dienst, namelijk toelating tot Nederland. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van drie maanden, maar de politierechter oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan oplichting, omdat het verlenen van een dienst in dit geval niet onder de oplichting viel, zoals gedefinieerd in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.

De politierechter kwam tot de conclusie dat de verdachte zich niet schuldig had gemaakt aan het tweede deel van de tenlastelegging, omdat de wetgever enkel het oog had op diensten die tegen betaling verleend worden. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, maar het eerste feit, het gebruik maken van een niet op naam gesteld reisdocument, werd wel bewezen verklaard. De politierechter legde een gevangenisstraf van twee maanden op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht op de opgelegde straf. Tevens werden enkele in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Politierechter
Parketnummer: 15/801206-10
Uitspraakdatum: 26 oktober 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte] (zich noemende),
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 september 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Turkije (voorzien van paspoortnummer [nummer paspoort], op naam gesteld van [naam tenaamgestelde paspoort], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Turkije), welk gebruik hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemd paspoort (ter inreiscontrole in Nederland) heeft/hebben overhandigd en/of aangeboden aan (een) ambtena(a)r(en) belast met de grensbewaking/ controle;
2.
hij op of omstreeks 29 september 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer ambtena(a)r(en) belast met de grenscontrole op de luchthaven Schiphol (ter inreis in Nederland) en/of de Staat der Nederlanden te bewegen tot het verlenen van een dienst, te weten de toelating tot en/of verblijf in Nederland, in elk geval van enige dienst, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan een of meer voornoemde ambtena(a)r(en) de navolgende documenten overgelegd:
- een verblijfsvergunning van Nederland (voorzien van documentnummer [nummer] op naam gesteld van [naam tenaamgestelde paspoort], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije)) en/of
- een 'Nufus-kaart' (voorzien van documentnummers [nummer 1] en [nummer 2], op naam gesteld van [naam tenaamgestelde paspoort], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]), terwijl deze documenten niet op zijn ware naam waren gesteld, hebbende verdachte zich aldus (met bovengenoemd oogmerk) voorgedaan als zijnde die [naam tenaamgestelde paspoort], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de Nufuskaart met het documentnummer [nummer 1] moet worden ontrokken aan het verkeer, dat het vliegticket van Pegasus Airlines en de drie instapkaarten op naam van [naam tenaamgestelde paspoort], [naam persoon 2] en [naam persoon 3] verbeurd moeten worden verklaard en dat de bon van het Turkse consulaat en het A4 papier van het Turks consulaat aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
De politierechter is van oordeel dat niet is bewezen hetgeen verdachte onder 2. ten laste is gelegd en overweegt daartoe het volgende.
Op 1 juli 2009 is een wijziging van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht in werking getreden, inhoudende dat ook het door een van de wettelijke oplichtingsmiddelen iemand bewegen tot het verlenen van een dienst strafbaar wordt gesteld. Omdat het uitsluitend verlenen van een dienst niet wordt begrepen onder het bewegen tot de afgifte van enig goed, moest in het verleden van vervolging worden afgezien wanneer iemand door een oplichtingsmiddel werd bewogen een dienst te verlenen zonder dat daarvoor, zoals het hoort, werd betaald.
Uit de memorie van toelichting bij de betreffende wetswijziging (Kamerstukken II 2007-2008, 31386, nr. 3, blz. 17) volgt dat de wetswijziging ziet op het verlenen van een dienst door een kapper, een schoonheidsspecialiste, een taxichauffeur of anderszins, zonder daarvoor te betalen.
Anders dan de officier van justitie, die daartoe een beroep heeft gedaan op het Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal, is de politierechter van oordeel dat de wetgever blijkens de memorie van toelichting enkel het oog heeft gehad op een dienst tegen betaling. Toelating tot dan wel verblijf in Nederland verlenen kan wellicht gezien worden als een handeling waarmee men iemand van nut is, maar geschiedt voorshands niet tegen betaling en daarmee is het delictsbestanddeel inhoudende ‘het verlenen van een dienst’ niet bewezen.
Eveneens anders dan de officier van justitie, die daartoe heeft gesteld dat verdachte bij toelating tot dan wel verblijf in Nederland zichzelf zou hebben bevoordeeld vanwege uitzicht op een beter leven en vanwege de mogelijkheid tot het verdienen van geld, is de politierechter van oordeel dat de bevoordeling als bedoeld in genoemde wetsbepaling niet ziet op een toekomstige en hoogst onzekere situatie maar op de concrete en actuele verhouding tussen twee partijen, waarbij de een door middel van een wettelijk oplichtingsmiddel wordt bewogen tot het verlenen van een dienst aan een ander waarvoor niet wordt betaald. Nu hier geen sprake van is bij de toelating tot dan wel het verblijf in Nederland is ook het delictsbestanddeel ‘wederrechtelijke bevoordeling’ niet bewezen.
Gelet op het vorenoverwogene dient verdachte van het onder 2. ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De politierechter komt tot bewezenverklaring van het onder 1. ten laste gelegde op grond van de navolgende bewijsmiddelen waarbij de politierechter - nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2010 (dossierparagraaf 0.4);
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten d.d. 30 september 2010 (dossierparagraaf 0.5);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 september 2010 (dossierparagraaf 0.9).
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 29 september 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Turkije voorzien van paspoortnummer [nummer paspoort], op naam gesteld van [naam tenaamgestelde paspoort], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Turkije, welk gebruik hierin bestond dat zijn mededader voornoemd paspoort ter inreiscontrole in Nederland heeft overhandigd en aangeboden aan een ambtenaar belast met de grensbewaking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de politierechter de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de politierechter zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de politierechter het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft bij zijn inreis in Nederland gebruik gemaakt van een niet op zijn naam gesteld paspoort. Dit zogeheten ‘lookalike’ paspoort werd door een man [naam persoon 3], met wie verdachte samen reisde, overhandigd en aangeboden aan een medewerker van de Brigade Grensbewaking van de Koninklijke Marechaussee. Hierdoor hebben verdachte en de betreffende man getracht de met de grensbewaking belaste autoriteiten te misleiden. Aldus hebben zij gehandeld in strijd met het belang dat de Nederlandse overheid heeft bij een deugdelijke grensbewaking en bij de vaststelling van de juiste identiteit van personen die het Nederlandse grondgebied betreden.
Meer in het algemeen hebben verdachte en de man met wie hij samen reisde het vertrouwen geschonden dat burgers in het maatschappelijk verkeer moeten kunnen stellen in de juistheid van bepaalde documenten, in dit geval een paspoort.
Op grond van het vorenoverwogene is de politierechter van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd die doorgaans in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de politierechter geen aanleiding om hiervan af te wijken.
De politierechter is voorts van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vliegticket en drie instapkaarten dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
8. Onttrekking aan het verkeer
De politierechter is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Nufus-kaart met documentnummer [nummer 1] dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het ongecontroleerde bezit van deze kaart in strijd is met het algemeen belang, aangezien verdachte niet de rechtmatige houder is van deze nationale identiteitskaart van Turkije.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36d, 47, 231 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De politierechter:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Verklaart verbeurd:
- een vliegticket van Pegasus Airlines;
- drie instapkaarten op naam van [naam tenaamgestelde paspoort], [persoon 2] en [naam persoon 3].
Onttrekt aan het verkeer:
- een Nufuskaart met documentnummer [nummer 1].
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een bon van het Turkse consulaat;
- een papier van het formaat A4 van het Turks consulaat.
Samenstelling en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. J.W.H.G. Loyson, politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2010.