ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5507
Rechtbank Haarlem
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van strafzaak wegens gebrek aan belang na sepot door het Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 29 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. W.H. Jebbink. Verzoeker was verdacht van het slaan van een beveiligingsmedewerker tijdens een evenement op 12 september 2009. Het Openbaar Ministerie heeft echter op 20 mei 2010 per brief aan de raadsman meegedeeld dat de zaak is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Dit sepot is onvoorwaardelijk verklaard.
De raadsman heeft namens verzoeker verzocht om beëindiging van de strafzaak op grond van artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering, met het argument dat verzoeker recht heeft op duidelijkheid over de tegen hem aangevangen vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 21 juni 2010 schriftelijk is geïnformeerd over het sepot, waardoor er geen onzekerheid meer bestaat over de vervolging. De rechtbank oordeelt dat verzoeker geen belang meer heeft bij de behandeling van het verzoekschrift, aangezien de strafzaak door het onvoorwaardelijk sepot is beëindigd.
De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoekschrift, omdat het belang van de verdachte voorop staat en in dit geval is voldaan aan de voorwaarden van artikel 36 Sv. De rechtbank benadrukt dat de raadsman met zijn argumenten voorbijgaat aan de wettelijke bepalingen die de behandeling van verzoeken als bedoeld in artikel 36 Sv regelen. De beslissing van de rechtbank is daarmee in lijn met de wetgeving en de procedurele vereisten.