ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5138

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801758-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en de rol van de verdachte in het verschaffen van toegang tot Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 8 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in Nigeria en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd ervan beschuldigd een vrouw, die zich voordeed als [slachtoffer], te hebben geholpen bij het verkrijgen van toegang tot Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de wederrechtelijke toegang van de vrouw tot Nederland en dat hij haar hielp door een paspoort en visum voor haar aan te vragen, terwijl hij wist dat deze documenten niet op haar eigen naam stonden. De verdachte had de vrouw begeleid op haar reis van Abuja naar Schiphol en had haar instructies gegeven over wat te zeggen tijdens de inreiscontrole. De rechtbank vond de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien het feit dat hij binnen een maand drie keer van Nigeria naar Europa reisde zonder redelijke verklaring. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de vrouw behulpzaam was geweest bij het verkrijgen van toegang tot Nederland en dat hij wist dat deze toegang wederrechtelijk was. De rechtbank verklaarde het feit wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van mensensmokkel en de impact ervan op de rechtsorde en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801758-09
Uitspraakdatum: 8 april 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 maart 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nigeria),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Amsterdam, locatie Havenstraat.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2009 tot en met 27 november 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, en/of Abuja (Nigeria), tezamen en in vereniging met een ander of ander(en), een of meer ander(en), te weten (een persoon zich noemende) [slachtoffer] althans (een persoon zich noemende) [slachtoffer] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben hij en zijn mededader(s)
- voor voornoemd persoon de reisbescheiden en/of het paspoort geregeld en/of onder zich gehouden en/of
- voornoemd persoon begeleid op haar reis van Abuja naar Schiphol en/of (daarbij) instructies gegeven en/of
- voor voornoemde persoon het woord gevoerd en/of een of meer (diverse) reisdocument(en) en/of paspoort ter controle aangeboden
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
- de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag ad € 1.150,00.
4. Bewijsbeslissingen
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1
Op 27 november 2009 waren twee medewerkers van Brigade Grensbewaking van de Koninklijke Marechaussee op de grensdoorlaatpost Aankomst 2 op Schiphol belast met toezicht op het naleven en het uitvoeren van wettelijke voorschriften met betrekking tot de grensbewaking en vreemdelingen. Op die datum meldde zich aldaar ter inreis tot Nederland dan wel het Schengengebied een man en een vrouw. Ter inreiscontrole werden door de man twee paspoorten, te weten een paspoort uit Nigeria toebehorende aan hemzelf, op naam van [1e voornaam verdachte] [2e voornaam verdachte] [achternaam verdachte] en een paspoort uit Nigeria toebehorende aan de vrouw, op naam van [slachtoffer], geboren [geboortedatum s[geboortedatum slachtoffer] 1978 te [geboorteplaats slachtoffer], aangeboden. Tijdens deze controle bleef de vrouw steeds achter de man staan en voerde de man het woord. Gelet op het feit dat in het paspoort van verdachte vele visa en stempels stonden in tegenstelling tot het paspoort van de vrouw en gelet op het feit dat zij inreis tot Nederland verzochten, terwijl zij later die dag een doorreis hadden naar Praag, werd een nadere grenstechnische controle ingesteld naar de man en de vrouw. Bij dit onderzoek werd vastgesteld dat beide reisdocumenten technisch juist waren. Er werden geen kenmerken van valsheid en/of vervalsing aangetroffen. Vervolgens werd een zogenaamd Doel, Duur en Middelen onderzoek ingesteld ten aanzien van de man en de vrouw. De man verklaarde desgevraagd onder meer dat hij samen met de vrouw naar Tsjechië zou gaan, dat hij het visum voor haar had geregeld en dat hij de reis voor haar had betaald. De vrouw verklaarde desgevraagd dat zij samen met de man naar Praag zou reizen, dat de man alles voor haar had betaald en tevens haar paspoort en visum had geregeld. Een van bovengenoemde medewerkers twijfelde echter over de leeftijd van de vrouw in het paspoort in vergelijking met de vrouw die werd gecontroleerd en heeft de vrouw gevraagd naar haar geboortedatum. De vrouw verklaarde dat zij op [geboortedatum slachtoffer] 1987 was geboren en 21 jaar oud was, hetgeen niet overeenkomt met de gegevens uit voornoemd aangeboden paspoort.2 Het paspoort van de vrouw is afgegeven op 12 november 2009 en het visum van de vrouw is afgegeven op 18 november 2009.3
Vervolgens is het paspoort van de vrouw nogmaals gecontroleerd en vastgesteld werd dat het een echt en onvervalst paspoort betrof en dat de vrouw gelijkenis vertoonde met de afbeelding op de foto in het paspoort. Het personeel van het ECID, die het paspoort hadden gecontroleerd, hadden echter ernstige twijfels aan de in het paspoort aangebrachte geboortedatum en de vermoedelijke leeftijd van de vrouw. Vervolgens heeft een medewerker van het Sluisteam te Schiphol, een team dat belast is met het bestrijden van mensensmokkel/mensenhandel, een gesprek gehad met de vrouw, waarin de vrouw verklaarde dat zij 21 jaar oud is en dat zij op [geboortedatum slachtoffer] 1987 geboren is. Nadat haar was gevraagd hoe het kan dat de geboortedatum in het paspoort [geboortedatum slachtoffer] 1978 is en dat zij dus 31 jaar zou moeten zijn, verklaarde zij nogmaals dat zij 21 jaar oud is.4 Naar aanleiding hiervan is verdachte op grond van verdenking van mensensmokkel en mensenhandel aangehouden.5
Daarna is de vrouw enkele malen gehoord door Koninklijke Marechaussee, door de rechter-commissaris en later nog als getuige ter terechtzitting, alwaar zij desgevraagd heeft verklaard nog steeds achter de verklaringen te staan die zij eerder bij de Koninklijke Marechaussee en de rechter-commissaris heeft afgelegd. Daarbij heeft zij - zakelijk weergegeven - verklaard dat
- haar naam [slachtoffer] is
- dat zij is geboren op [geboortedag] september 1987 in [geboorteplaats]
- dat de naam [valse achternaam] niet een familienaam van haar is,
- dat zij verdachte heeft ontmoet vlakbij haar huis, dat hij haar wilde helpen om aan een baan te komen in het Westen,
- dat zij half november 2009 naar Abuja is gegaan om een paspoort te regelen, dat zij toen bij het immigratiekantoor is geweest, dat haar pasfoto's en vingerafdrukken van haar zijn genomen, dat zij haar handtekening in het paspoort heeft gezet en dat verdachte de rest heeft geregeld,
- dat verdachte haar op 25 november 2009 heeft gebeld om te zeggen dat zij de volgende dag naar Abuja moest reizen,
- dat zij op 26 november 2009 de bus naar Abuja heeft genomen, dat in Abuja verdachte haar heeft opgehaald en met haar naar de luchthaven is gegaan,
- dat op een reisbureau op het vliegveld de tickets zijn gekocht, dat verdachte de tickets en paspoorten bij zich hield,
- dat verdachte de andere naam, die in het paspoort staat, voor haar heeft bedacht, dat zij het paspoort waarmee zij reisde pas voor het eerst op de luchthaven in Abuja heeft gezien, dat verdachte tegen haar had gezegd dat zij de naam uit het paspoort moest onthouden, dat verdachte tegen haar had verteld dat als er vragen werden gesteld zij moest zeggen dat zij met hem was verloofd, dat zij dat ook heeft gedaan, dat zij ook moest doen alsof zij zijn verloofde was.6
Voorts is onder verdachte een mobiele telefoon in beslag genomen. Uit het onderzoek verricht naar de contacten, oproepen en sms-berichten voorkomende in het geheugen van deze telefoon, kwamen twee gestuurde sms-berichten afkomstig van het nummer [telefoonnummer] naar voren. Dit nummer staat in het geheugen onder de naam [contactpersoon telefoon] opgeslagen. De vrouw heeft verklaard dat het haar nummer is en ook verdachte heeft verklaard dat hij het telefoonnummer van de vrouw waarmee hij samen reisde in zijn telefoon heeft staan7. Eén van de sms-berichten, gedateerd 11 november 2009, luidde als volgt: "My name [naam slachtoffer] [geboortedatum slachtoffer]". De vrouw heeft hieromtrent verklaard dat het haar juiste naam betreft, doch dat zij niet haar juiste geboortedatum heeft opgegeven, omdat zij te jong was om te reizen.8
Uit informatie naar aanleiding van het rechtshulpverzoek aan de Tsjechische autoriteiten is voorts gebleken dat verdachte een visum heeft aangevraagd voor een persoon genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1978 te [geboorteplaats slachtoffer], met vermelding van het paspoortnummer, horende bij het paspoort waarmee de vrouw is ingereisd. Op de aanvraag staat voorts dat deze vrouw is gehuwd met "[voornaam] [achternaam]", geboren [geboortedatum].9 Dit visum is aangevraagd voor de "Directors and Executive Directors van de Niger Delta Development Commission" (hierna: NDDC) in Port Harcourt en hun echtgenotes.10 Dit strookt niet met de verklaring van verdachte dat de vrouw met wie hij reisde zijn verloofde is.
4.2 Bewijsoverwegingen
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Naast de hierboven opgesomde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte afgelegde verklaringen omtrent het doel van zijn reis en de reis van de vrouw ongeloofwaardig zijn. Zo acht de rechtbank ongeloofwaardig dat hij de vrouw pas op 12 november 2009 voor het eerst heeft gezien en dat zij vervolgens op 26 november 2009 verloofd waren en trouwplannen hadden. Verder kan niet onopgemerkt blijven dat verdachte zonder redelijke verklaring binnen één maand driemaal vanuit Nigeria naar Europa is gereisd. Zo is hij zelfs nog op 24 november 2009 vanuit Praag, waar hij voor zaken zou zijn geweest, via Duitsland teruggereisd naar Nigeria om vervolgens direct weer op 26 november 2009 opnieuw naar Praag af te reizen, beweerdelijk wederom voor zaken, thans in het gezelschap van een vrouw die hij niet of nauwelijks kende en waarbij, zoals is gebleken bij de grenscontrôle, gerede twijfel kon rijzen omtrent haar ware leeftijd in vergelijking met de in haar paspoort vermelde leeftijd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de vrouw zich noemende [slachtoffer], behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot Nederland. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat haar toegang tot en doorreis door andere lidstaten van de Europese Unie wederrechtelijk was. Hij heeft immers voor de vrouw een niet op haar eigen naam gesteld paspoort geregeld en aan de hand daarvan een visum voor haar aangevraagd. Verdachte wist voorts, gehoord de getuigenverklaringen van de vrouw, dat zij in Europa wilde blijven om te gaan werken, hetgeen niet in overeenstemming is met een visum dat voor één maand geldig was. De vrouw heeft dus met hulp van verdachte onder valse voorwendsels op zich zelf schijnbaar geldige verblijfspapieren bemachtigd met het doel om Europa binnen te kunnen reizen. Verdachte was van een en ander op de hoogte.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij in de periode van 14 november 2009 tot en met 27 november 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Abuja (Nigeria), een ander, te weten een persoon zich noemende [slachtoffer] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en haar daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij
- voor voornoemd persoon de reisbescheiden en het paspoort geregeld en onder zich gehouden en
- voornoemd persoon begeleid op haar reis van Abuja naar Schiphol en daarbij instructies gegeven en
- voor voornoemde persoon het woord gevoerd en een of meer (diverse) reisdocumenten en paspoort ter controle aangeboden,
terwijl verdachte wist dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:
Mensensmokkel.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Hoofdstraf
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is behulpzaam geweest bij de wederrechtelijke toegang en doorreis van een jonge Nigeriaanse vrouw. Verdachte heeft voor de gesmokkelde persoon onder andere een visum geregeld, is haar behulpzaam geweest bij de aanvraag van haar paspoort, is op de luchthaven Schiphol als haar begeleider opgetreden door middel van het beheer van haar reisdocumenten en het aanbieden daarvan tijdens de douanecontrole en heeft namens haar het woord gevoerd.
Mensensmokkel valt in de categorie strafbare feiten die ernstig inbreuk maken op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van onrust veroorzaken. De smokkel doorkruist niet alleen het overheidsbeleid aangaande bestrijding van illegaal verblijf in Nederland en illegale binnenkomst en doorreis naar de landen van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en de landen die zijn toegetreden tot het Protocol inzake mensensmokkel van migranten, maar draagt daarmee ook bij aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd, terwijl het draagvlak om echte asielzoekers, dat wil zeggen politieke vluchtelingen, ruimhartig op te vangen daardoor wordt ondermijnd.
De officier van justitie heeft de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden gevorderd. Deze eis is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte - zoals door en namens verdachte is aangevoerd - vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat - overeenkomstig de vordering van de officier van justitie - een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
197a van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een geldbedrag ad € 1.150,00 (te weten twee bankbiljetten van 500 Euro, een bankbiljet van 100 Euro en een bankbiljet van 50 Euro).
Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E. Fortuin, voorzitter,
mrs. A.E. Patijn en J.N.A. Jolink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 april 2010.
Mr. J.N.A. Jolink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 december 2009 (dossierparagraaf 0.4).
3 Schriftelijke stukken (dossierparagraaf 1.2.4).
4 Het proces-verbaal d.d. 29 november 2009 (dossierparagraaf 0.5).
5 Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 november 2009 (dossierparagraaf 1.1.1).
6 Het proces-verbaal van verhoor van zich noemende [slachtoffer] d.d. 28 november 2009.
Het proces-verbaal van verhoor van zich noemende [slachtoffer] d.d. 28 november 2009.
Het proces-verbaal van verhoor van zich noemende [slachtoffer] d.d. 29 november 2009
Het proces-verbaal van verhoor van zich noemende [slachtoffer] d.d. 6 februari 2010
(alle in dossierparagraaf 1.2.5)
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 30 november 2009.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 januari 2010, blz. 10 (dossierparagraaf 1.1.8)
8 Het proces-verbaal van onderzoek GSM d.d. 7 februari 2010 (dossierparagraaf 2.1.2), respectievelijk verklaring als getuige ter terechtzitting.
9 Het proces-verbaal informatie rechtshulpverzoek Tsjechië d.d. 15 maart 2010 (bijlage1, pagina's 11 t/m 14).
10 Het proces-verbaal informatie rechtshulpverzoek Tsjechië d.d. 15 maart 2010 (bijlage1, pagina's 1, 2, 8 en 16).