ECLI:NL:RBHAA:2010:BN2563

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-740261-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door hoofdparkeerwachter met aanzienlijke schade voor werkgever

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 23 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een hoofdparkeerwachter die gedurende meerdere jaren parkeergelden heeft verduisterd. De verdachte, die een bekennende verdachte is, heeft in totaal een bedrag van ongeveer 190.000 euro verduisterd, dat toebehoorde aan de Stichting De Zaanse Schans. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vijftien maanden geëist, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, Stichting De Zaanse Schans, tot schadevergoeding van 191.471,62 euro afgewezen, omdat de schade door de verzekering was vergoed. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte door zijn handelen het vertrouwen van zijn werkgever en collega's ernstig heeft geschonden en grote financiële schade heeft veroorzaakt.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verduistering, meermalen gepleegd, en heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld in tegenwoordigheid van de griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op de zitting van 23 juni 2010.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740261-09
Uitspraakdatum: 23 juni 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 juni 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2008 te Oostzaan en/of Zaandam, in elk geval in de gemeente Zaanstad, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (te weten zogenaamde parkeergelden met een totale waarde van ongeveer 190.000,= euro), in elk geval enig goed, dat/die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Stichting De Zaanse Schans, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als (hoofd)parkeerwachter, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2008 te Oostzaan en/of Zaandam, in elk geval in de gemeente Zaanstad, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (te weten zogenaamde parkeergelden met een totale waarde van 190.000,= euro), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan de Stichting De Zaanse Schans, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden waarvan een deel, te weten vijf (5) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee (2) jaren.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 9 juni 2010 afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 6 februari 2009 (dossierpagina’s 36 e.v.);
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 februari 2009 (dossierpagina’s 46 e.v.);
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 23 maart 2009 (dossierpagina’s 57 e.v.);
• schriftelijke stukken, te weten rekeningafschriften van het rekeningnummer [rekeningnummer] van de Rabobank op naam van verdachte (los opgenomen stuk).
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2004 tot en met 1 juni 2008 te Oostzaan en Zaandam, telkens opzettelijk geldbedragen, te weten zogenaamde parkeergelden, die telkens toebehoorden aan de Stichting De Zaanse Schans en welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als hoofdparkeerwachter onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
- verduistering, meermalen gepleegd.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan verduistering van een aanzienlijke hoeveelheid geld, die hij uit hoofde van zijn functie als hoofdparkeerwachter onder zich had. Verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat zijn werkgever alsmede zijn collega’s in hem mochten stellen ernstig geschonden, misbruik heeft gemaakt van zijn positie ten behoeve van eigen gewin en zijn werkgever grote financiële schade toegebracht.
De rechtbank heeft noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding gezien om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
8. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij Stichting De Zaanse Schans heeft een vordering tot schadevergoeding van € 191.471,62 euro ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Namens de benadeelde partij heeft de heer [benadeelde partij] ter terechtzitting medegedeeld dat de schade door de verzekering is vergoed. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden de vordering behoort te worden afgewezen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 57, 321 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vijf (5) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij Stichting De Zaanse Schans geleden schade.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Malsch, voorzitter,
mr. drs. J.W.H.G. Loyson en mr. A.J. Medze, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Blijleven,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2010.
Mr. M. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.