2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Ingevolge artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Zaanstad (hierna: APV) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2.3 Het bestreden besluit behelst een last onder dwangsom om de overtreding van voormelde bepaling te beeindigen. Dit kan, aldus het besluit, worden bereikt door verder af te zien van het organiseren en promoten van festiviteiten met een erotisch karakter, zoals bijvoorbeeld Boudoir Bizarre.
2.4 Aanleiding voor dit besluit vormde het controlebezoek van een ambtenaar van de gemeente op 27 februari 2010 aan een eerdere editie van dit feest in het gebouw van De Kade aan de Zuiddijk. Op 3 juli a.s. is dit feest opnieuw geagendeerd.
2.5 Verweerder is van mening dat niet alsnog een vergunning voor het feest op 3 juli kan worden verleend. De Kade is gelegen in een horecaconcentratiegebied en binnen een afstand van tweehonderd meter van de inrichting zijn andere horeca-inrichtingen gesitueerd. Deze omstandigheid is volgens de gemeentelijke Beleidsnotitie Sex in de disco prohibitief voor vergunningverlening. Voorts stelt verweerder dat het organiseren van Boudoir Bizarre niet past binnen de aan De Kade vergunde exploitatie en doelgroep.
2.6 Verzoekers kunnen zich hier om meerdere redenen niet mee verenigen. Tot deze redenen behoort dat Boudoir Bizarre, gelet op de aard van het feest, niet valt onder de werkingssfeer van de Beleidsnotitie en daarmede huns inziens niet (evenement-) vergunningplichtig is. Naar de mening van De Kade betreft het hier een “Gothic life style” feest dat past binnen haar activiteitenbeleid. In dat verband wijst De Kade erop dat zij bij elke activiteit een specifieke subcultuur aanspreekt met de daarbij behorende uitingen.
2.7 De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat het verzoekschrift voor zover ingediend door [naam], niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard. De last onder dwangsom is niet tot hem gericht maar tot De Kade als - vermeende - overtreder. Omdat alleen de overtreder een dwangsom kan verbeuren, is in beginsel slechts hij aan te merken als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het belang van [naam] als de feitelijk organisator is een afgeleid belang dat niet rechtstreeks door het bestreden besluit wordt getroffen.
2.8 De voorzieningenrechter overweegt voorts als volgt.
2.9 De Kade beschikt niet over een vergunning op basis van artikel 2: 25 van de APV voor het beoogde feest op 3 juli. De kern van het geschil is of zij een dergelijke vergunning nodig heeft.
2.10 Ingevolge artikel 2:24 van de APV wordt onder een evenement (behoudens een aantal hier niet van belang zijnde uitzonderingen) verstaan “elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak”. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan Boudoir Bizarre in beginsel als een zodanig evenement worden geduid.
2.11 De Kade heeft evenwel in aanvulling op haar eerdere betoog ter zitting opgemerkt, dat het houden van feesten als Boudoir Bizarre valt binnen de reikwijdte van de aan haar op basis van de meergenoemde APV verleende horeca-exploitatievergunning en dat derhalve daarnaast geen afzonderlijke evenementenvergunning is vereist.
2.12 Met goedkeuring van beide partijen heeft de voorzieningenrechter na de zitting kennis genomen van - onder meer - deze vergunning. Uit de vergunning blijkt dat deze is verleend voor het exploiteren van een horecabedrijf in de vorm van een café en een cultureel centrum, onder de naam De Kade, gevestigd op het perceel [adres]. Voorts wordt in de aanvraag gewag gemaakt van een pop-dancepodium.
2.13 De vraag of het houden van feesten als Boudoir Bizarre geacht kan worden te vallen binnen de horeca-exploitatievergunning van De Kade en of zulks, bij bevestigende beantwoording van die vraag, dan ook met zich brengt dat geen afzonderlijke evenementenvergunning op basis van artikel 2:25 van de APV is vereist, kan in deze voorlopige voorzieningenprocedure niet worden beantwoord. Hiervoor is verderstrekkend onderzoek nodig dan thans in het kader van deze procedure en in de gegeven tijdspanne kan worden verricht.
2.14 Nu derhalve thans niet kan worden vastgesteld dat met het houden van Boudoir Bizarre sprake zou zijn van een overtreding van artikel 2:25 van de APV bestaat er aanleiding om, zoals verzocht, het bestreden besluit te schorsen.
2.15 De voorzieningenrechter merkt tenslotte nog op dat de last, blijkens de toelichting van het besluit op de zitting, anders dan de bewoordingen ervan zouden kunnen doen vermoeden, uitsluitend ziet op het feitelijk doen of laten plaatsvinden van het feest op 3 juli a.s.. De te treffen voorlopige voorziening beperkt zich dan ook hier toe.
2.16 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand één punt toegekend voor het verschijnen ter zitting en één punt voor het indienen van een verzoekschrift, waarbij een wegingsfactor één in aanmerking is genomen. De waarde van één punt bedraagt € 437,-.