De rechtbank overweegt als volgt.
2.3 Ingevolge artikel 65 van de Wet WIA, voor zover hier van belang, beoordeelt het UWV of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen, die zijn verricht.
2.4 In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Besluit van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, gewijzigd bij Besluit van 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224, hierna: de Beleidsregels) heeft het Uwv een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
2.5 Volgens de Beleidsregels staat bij de beoordeling het bereikte resultaat voorop. Als een bevredigend resultaat is bereikt, is volgens het beoordelingskader voldaan aan de wettelijke eis dat werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Indien verweerder het resultaat niet bevredigend acht, zal volgens de Beleidsregels bij de beoordeling worden ingezoomd op datgene wat door de werkgever en werknemer daadwerkelijk ondernomen is. Indien er geen bevredigend re-integratieresultaat bereikt is, maar verweerder de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Dat is evenmin het geval als het Uwv de re-integratie-inspanningen weliswaar onvoldoende acht, maar tot het oordeel komt dat de werkgever daarvoor een deugdelijke grond heeft. Van werkgever en werknemer worden geen re-integratie-inspanningen meer verlangd wanneer de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever.
2.6 In dit geding staat ter beoordeling of eiseres ten aanzien van de werknemer al dan niet tekort is geschoten in haar re-integratie-inspanningen.
2.7 Vast staat dat in het onderhavige geval geen sprake is van een bevredigend resultaat, nu geen sprake is van een (gedeeltelijke) werkhervatting. Dat brengt mee dat verweerder gelet op de Beleidsregels kon toekomen aan een beoordeling van de re-integratie-inspanningen.
2.8 Blijkens het bestreden besluit is de conclusie van verweerder met betrekking tot de re-integratie-inspanningen van eiseres neergelegd in de rapportage van de verzekeringsarts van 27 augustus 2008 en van de arbeidsdeskundige van 2 september 2008. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat bij de werkneemster sprake is van ernstige beperkingen ten aanzien van de psychische belastbaarheid en de fysieke belastbaarheid, maar dat deze niet dusdanig ernstig waren dat het ontbreekt aan benutbare mogelijkheden ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden. De verzekeringsarts heeft voor zijn oordeel overleg gehad met de behandelend bedrijfsarts, en de bedrijfsarts geconfronteerd met zijn visie dat geen sprake is van een dusdanig ernstige medische situatie dat gesproken kan worden van het ontbreken van benutbare mogelijkheden ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden, noch dat aannemelijk is dat daarvan sprake was gedurende de voorliggende periode van arbeidsongeschiktheid. Dit oordeel werd door de bedrijfsarts niet bestreden. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige geoordeeld dat, nu ten onrechte was gesteld dat bij de werkneemster geen sprake was van benutbare mogelijkheden, de loonsanctie moet worden gehandhaafd, omdat er geen sprake is geweest van enige vorm van werkhervatting.
2.9 De rechtbank overweegt dat de stukken voldoende steun bieden voor het standpunt van verweerder dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. In het onderhavige geval is in het geheel geen sprake geweest van re-integratie-inspanningen van de zijde van eiseres. Er is geen probleemanalyse gemaakt, noch een plan van aanpak opgesteld, of enige andere pogingen ondernomen om te komen tot werkhervatting. Eiseres heeft ter verdediging hiervoor aangevoerd, onder verwijzing naar de berichten van de bedrijfsarts, dat bij de werkneemster geen sprake was van benutbare mogelijkheden, terwijl de werkneemster zelf niet wilde meewerken aan pogingen te komen tot werkhervatting. Echter, de rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden in het onderhavige geval geen deugdelijke grond vormen, voor het ontbreken van voldoende re-integratie-inspanningen.
2.10 Onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 november 2009 (LJN: BK3713) overweegt de rechtbank dat artikel 25, negende lid, van de Wet WIA, artikel 7:658a BW, de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar en de Beleidsregels, in onderling verband bezien, beogen te bereiken dat, nadat een werknemer wegens ziekte of gebrek is uitgevallen, de werkgever in samenwerking met de arbodienst gaat onderzoeken of er direct dan wel op termijn mogelijkheden bestaan om de werknemer in het bedrijf van de werkgever passende arbeid te doen verrichten en indien is gebleken dat dit niet tot de mogelijkheden behoort gaat onderzoeken wat daartoe de mogelijkheden zijn in het bedrijf van een andere werkgever. De verantwoordelijkheid voor de re-integratie is daarbij bij de werkgever gelegen. In dit geval kan eiseres dan ook niet volstaan met enkel een verwijzing naar het standpunt van de arbodienst, dat eiseres volledig arbeidsongeschikt zou zijn. De verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer voor de re-integratie impliceert verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde diensten door ingeschakelde deskundigen, zoals de arbodienst.
2.11 De verzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 27 augustus 2008 gemotiveerd aangegeven dat het oordeel van de bedrijfsarts, dat geen sprake was van benutbare mogelijkheden, niet juist was. Eiseres heeft dit medisch inhoudelijk oordeel van de verzekeringsarts niet bestreden. Bovendien heeft verweerder in zijn deskundigenoordeel van 9 augustus 2007, verzonden op 14 augustus 2007, reeds aangegeven dat de re-integratie-inspanningen van eiseres op dat moment onvoldoende waren. Voor zover verdedigd zou kunnen worden dat eiseres zich eerder nog kon baseren op het oordeel van de bedrijfsarts, dan had in ieder geval dit deskundigenoordeel van verweerder voor eiseres aanleiding moeten zijn kanttekeningen te plaatsen bij het oordeel van de bedrijfsarts en aanleiding moeten vormen alsnog te trachten serieus werk te maken van de re-integratie. De beroepsgrond van eiseres dat zij mocht vertrouwen op het oordeel van haar bedrijfsarts kan dan ook niet slagen.
2.12 Het standpunt van eiseres, dat de werkneemster niet wilde meewerken aan re-integratie, biedt naar het oordeel van de rechtbank ook geen deugdelijke grond voor het niet verrichten van voldoende re-integratie-inspanningen. Immers, van eiseres wordt verwacht dat, als een werknemer niet mee wil werken aan pogingen om tot werkhervatting te komen, passende maatregelen worden getroffen. In de Beleidsregels is hierover uiteengezet dat, indien de werknemer in de periode van de verplichte loondoorbetaling in zijn re-integratie-inspanningen in gebreke is gebleven, het dan op de weg ligt van de werkgever om de werknemer op zijn gedrag aan te spreken, bijvoorbeeld door het vragen van een deskundigenoordeel dan wel door (dreiging met) inhouding van loon of in het uiterste geval (dreiging met) ontslag. Blijft de werknemer ook dan nog in gebreke en is hem dat toe te rekenen, dan past het UWV op diens eventuele WIA- of WW-uitkering een maatregel toe. Verder is in de Beleidsregels aangegeven dat indien de werknemer niet of onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie, van de werkgever mag worden verwacht dat hij gebruik maakt van de sanctiemogelijkheden om de werknemer alsnog tot meewerken te bewegen. Indien de werkgever dit zonder deugdelijke grond nalaat te doen en hierdoor re-integratie-inspanningen zijn gemist, zal het UWV de WIA-aanvraag opschorten en een loonsanctie opleggen. De rechtbank acht dit beleid van verweerder niet kennelijk onredelijk. Daarvoor is van belang dat op grond van artikel 7:629, derde lid, onder c, d en e, van het Burgerlijk Wetboek de werknemer geen recht heeft op doorbetaling van loon bij ziekte indien hij zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan zijn re-integratie. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij gebruik heeft gemaakt van enige sanctiemogelijkheid jegens de werkneemster, of dat dit redelijkerwijs niet van haar verwacht had mogen worden.
2.13 Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op juiste gronden de opgelegde loondoorbetalingsverplichting heeft gehandhaafd.
2.14 Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.