ECLI:NL:RBHAA:2010:BM3470

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/13 en 10/14
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschriften tegen de beslissing van de officier van justitie inzake audio-opnamen van verhoren van medeverdachten

Op 6 januari 2010 zijn twee bezwaarschriften ingediend door mr. A.J.M. de Swart, gemachtigde van de verdachte, tegen beslissingen van de officier van justitie met betrekking tot audio-opnamen van verhoren van medeverdachten. De rechtbank heeft op 19 maart 2010 in raadkamer de bezwaarschriften behandeld. Het bezwaarschrift op basis van artikel 32 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) werd niet ontvankelijk verklaard, omdat het niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen kennisgeving van onthouding van processtukken had ontvangen, waardoor de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift was overschreden.

Ten aanzien van het bezwaarschrift op basis van artikel 208 Sv, dat betrekking had op de weigering van de rechter-commissaris om bepaalde feiten te onderzoeken, oordeelde de rechtbank dat de verdachte ontvankelijk was in zijn bezwaren. De verdediging had voldoende gemotiveerd waarom het belangrijk was om de audio-opnamen van de verhoren van de medeverdachten te beluisteren. De rechtbank verwees naar het Dev Sol-arrest van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat alle stukken die van belang kunnen zijn voor de verdachte als processtukken moeten worden aangemerkt.

De rechtbank concludeerde dat de audio-opnamen niet als processtukken konden worden toegevoegd aan het dossier, maar dat de verdediging wel recht had op het beluisteren van deze opnamen. De rechtbank verklaarde het bezwaar tegen de weigering om de audio-opnamen te beluisteren gegrond, en bepaalde dat de raadslieden van de verdachte in staat moesten worden gesteld om de opnamen op een adequate wijze te beluisteren. De rechtbank benadrukte het belang van een behoorlijke procesorde en de rechten van de verdediging in het strafproces.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige raadkamer
Registratienummer: 10/13 en 10/14
Parketnummer: 15/996522-07
Uitspraakdatum: 19 maart 2010
beschikking (art. 32 Sv en art. 208 Sv)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 6 januari 2010 is op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een tweetal bezwaarschriften, gedateerd 4 januari 2010, van mr. A.J.M. de Swart, gemachtigde van
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
domicilie kiezende te [adres], ten kantore van mr. A.J.M. de Swart, advocaat.
Het bezwaarschrift ex art. 32 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is gericht tegen de beslissing van de officier van justitie (Functioneel Parket Amsterdam) verwoord in zijn e-mails van 5 november 2009 en 11 november 2009, zijn brief van 14 december 2009 en zijn fax van 21 december 2009, onder meer inhoudende dat de kopieën van de auditief geregistreerde verhoren – hierna te noemen audio-opnamen - van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarvan de uitgewerkte processen-verbaal zich in het dossier Ceylonstaete (8-OPV) bevinden, niet aan verdachte verstrekt zullen worden noch dat verdachte en/of zijn raadsman de gelegenheid wordt geboden deze registraties uit te luisteren.
Het bezwaarschrift ex art. 208 Sv is gericht tegen de bij de brieven van 16 december 2009 en 23 december 2009 meegedeelde beslissing van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (voorzover) inhoudende de weigering aan de verdediging toe te staan het beluisteren van de audio-opnamen van de verhoren van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die in het dossier Ceylonstaete (8-OPV) voorkomen.
In beide bezwaarschriften wordt primair verzocht te gelasten dat kopieën van de audio-opnamen van de verhoren aangeduid in het dossier Ceylonstaete als V16-01, V16-03, V16-04, V16-05, V16-11, V16-17, V39-01, V39-12, V39-13, V39-15, V39-16, V39-17 en V39-25 aan de verdediging worden toegezonden, dan wel subsidiair te bepalen dat de verdediging de opnamen op een adequate wijze uit mag luisteren.
Op 24 februari 2010 zijn deze bezwaarschriften in raadkamer met gesloten deuren behandeld.
Voor verdachte zijn verschenen mr. A.J.M. de Swart en mr. E. Benhaim.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. G. Th. Sta.
Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal gemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
Gelet op de inhoud en strekking van beide bezwaarschriften lenen deze zich voor een gezamenlijke beoordeling en afdoening.
2. Ontvankelijkheid
Ten aanzien van bezwaarschrift ex artikel 32 Sv
Aan verdachte is geen kennisgeving onthouding processtukken als bedoeld in artikel 30 Sv toegezonden. De rechtbank is van oordeel dat de e-mails van de officier van justitie van 5 november 2009 en 11 november 2009, de brief van 14 december 2009 en de fax van 21 december 2009 gelijk gesteld dienen te worden aan een kennisgeving onthouding processtukken in de zin van artikel 30 Sv. Ingevolge artikel 32 Sv kon verdachte hiertegen binnen veertien dagen een bezwaarschrift indienen. Nu het bezwaarschrift op 6 januari 2010 ter griffie van deze rechtbank is ingekomen, zal verdachte voor wat betreft dit bezwaarschrift niet ontvankelijk worden verklaard, nu dit niet binnen genoemde termijn is ingediend.
Ten aanzien van bezwaarschrift ex art. 208 Sv
Artikel 208 Sv biedt de verdachte de mogelijkheid schriftelijk feiten ten onderzoek op te geven aan de rechter-commissaris. Namens verdachte is dit door zijn raadsman bij brieven van 27 november en 22 december 2009 gedaan. Hiervoor is reeds verwoord dat de rechter-commissaris hierop (grotendeels) afwijzend heeft beslist bij zijn brieven van 16 en 23 december 2009. Artikel 208, derde lid, Sv biedt de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de in een schriftelijke beschikking vervatte weigering van de rechter-commissaris om bepaalde feiten te (doen) onderzoeken, in het onderhavige geval het kunnen beluisteren van de audio-opnamen van vorenbedoelde verhoren van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en het toevoegen van die opnamen aan het dossier. De rechter-commissaris heeft zijn weigeringen weliswaar niet betiteld als zijnde schriftelijke beschikkingen, maar de rechtbank is van oordeel dat deze brieven gelijk gesteld dienen te worden aan de in genoemd artikel vermelde schriftelijke beschikking, nu in de brieven zowel de weigering als de gronden daarvoor zijn vermeld. Nu verdachte binnen veertien dagen na de laatste weigering een bezwaarschrift heeft ingediend, is hij ontvankelijk in zijn bezwaren.
3. Beoordeling
De raadsman van verdachte heeft de bezwaren toegelicht en nader onderbouwd waarom het volgens de verdediging van essentieel belang is dat zij de audio-opnamen van de hiervoor bedoelde verhoren van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kan beluisteren.
De officier van justitie heeft de bezwaren ongegrond geacht, omdat hij geen reden ziet aan te nemen dat de verklaringen van de medeverdachten in de processen-verbaal van verhoor onjuist zijn uitgewerkt. De processen-verbaal zijn op ambtseed opgemaakt en door de betrokkenen ondertekend. Aldus is hij van mening dat de verdachte door het niet kunnen beschikken over de in het bezwaarschrift bedoelde audio-opnamen c.q. het niet kunnen beluisteren daarvan niet is geschaad in zijn verdedigingsbelang.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van het verstrekken van de audio-opnamen.
Allereerst ligt de vraag voor of de audio-opnamen van de verhoren van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gezien kunnen worden als processtukken. In het zogenaamde Dev Sol-arrest heeft de Hoge Raad (HR 7 mei 1996, NJ 1996, 687) uitgemaakt dat alle stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn voor de verdachte, hetzij in voor verdachte belastende zin hetzij in voor verdachte ontlastende zin, als processtukken worden aangemerkt. In het Dev Sol arrest betrof het een verzoek fotoboeken aan het dossier te voegen. De Hoge Raad oordeelde dat nu deze stukken als basis dienden te gelden waarop processtukken tot stand komen, ze niet zelf als processtukken aangemerkt konden worden.
In de onderhavige zaak betreft het verzoek de audio-opnamen van de verhoren van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Van deze verhoren zijn in de wettelijke vorm processen-verbaal opgemaakt die zijn gevoegd in het procesdossier. Deze processen-verbaal van verhoor zijn processtukken. In het licht van het hiervoor genoemde Dev Sol-arrest en in aanmerking genomen dat de hiervoor bedoelde audio-opnamen van de verhoren van beide medeverdachten niet door de officier van justitie aan het procesdossier zijn toegevoegd, concludeert de rechtbank dat deze audio-opnamen slechts kunnen worden gezien als hulpmiddel voor de op te maken processen-verbaal van verhoor. De audio-opnamen zijn gelet op hun aard en functie in het opsporingsonderzoek niet aan te merken als processtukken en er bestaat derhalve voor toevoeging van die audio-opnamen aan het procesdossier geen grond. Het bezwaar wordt ten aanzien van de weigering die audio-opnamen aan het procesdossier toe te voegen dan ook ongegrond verklaard.
Ten aanzien van het beluisteren van de audio-opnamen.
In het reeds genoemde Dev Sol-arrest heeft de Hoge Raad onder rechtsoverweging 5.11 overwogen dat het geval zich kan voordoen dat de verdediging de betrouwbaarheid of de rechtmatigheid van de verkrijging van enig bewijsmiddel aanvecht. In een dergelijk geval brengen de beginselen van een behoorlijke procesorde mee dat de verdediging in beginsel de kennisneming van voor de beoordeling van die vragen van belang zijnde, niet tot de processtukken behorende, documenten niet mag worden onthouden. De rechtbank is van oordeel dat zich in casu een geval voordoet waarbij de verdediging de betrouwbaarheid van bewijsmiddelen (de verslaglegging in genoemde processen-verbaal van de verhoren van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]) aanvecht. Gelet op het bovenstaande neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdediging aldus in beginsel de mogelijkheid dient te worden geboden om de verhoren van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te beluisteren.
Vervolgens dient de rechtbank te onderzoeken onder welke omstandigheden een dergelijke mogelijkheid tot kennisneming kan worden onthouden. Een reden tot weigering van kennisname kan gelegen zijn in een zwaarwegender opsporingsbelang ten opzichte van het verdedigingsbelang, blijkens r.o. 5.12 van genoemd arrest. Ook kan de bescherming van een getuige of aangever een rol spelen bij de afweging (NJ 1994, 295). Deze criteria zijn ook opgenomen in de door de verdediging overgelegde concept aanwijzing van het College van procureurs-generaal: de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, slachtoffers/getuigen en verdachten (hierna de ‘concept aanwijzing’). Deze concept aanwijzing is door het College op 6 april 2009 vastgesteld en de Minister van Justitie heeft hiermee op 15 april 2009 ingestemd, echter onduidelijk is vooralsnog wanneer deze in werking zal treden.
Aldus dient om tot een beslissing te komen een afweging plaats te vinden waarbij de beginselen van een behoorlijke procesorde als uitgangspunt genomen dienen te worden, hetgeen eruit bestaat dat indien de betrouwbaarheid of onrechtmatigheid van enig bewijsmiddel wordt aangevochten, de verdediging in beginsel recht heeft op het beluisteren van de opgenomen verhoren in het kader van het verdedigingsbelang. Als hieraan echter opsporingsbelangen of privacybelangen in de weg staan, kan het beluisteren geweigerd worden. Daartoe is voor wat betreft de privacybelangen redengevend dat bij dergelijke verhoren, die in de beslotenheid van een verhoorruimte plaatsvinden, de te verhoren persoon er in beginsel van mag uitgaan dat de door hem of haar aldaar gemaakte opmerkingen die niet of niet rechtstreeks zijn gemaakt in het kader van het verhoor, ter bescherming van de privacy van de gehoorde persoon, niet zonder meer ter kennis van derden worden gebracht. In dat kader is de rechtbank - met de rechter-commissaris - van oordeel dat van de verdediging verwacht mag worden dat zij enige motivering geeft ten aanzien van het belang dat de verdediging heeft bij het beluisteren. Indien deze motivering ontbreekt of indien er evident geen belang is bij het beluisteren, kan dit een grond voor weigering zijn.
In het licht van de door de verdediging gegeven toelichting in het bezwaarschrift en de aanvullende toelichting hierop in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat de verdediging voldoende heeft gemotiveerd waarom zij tot het beluisteren van de gewraakte opnamen wil overgaan. Nu omtrent opsporingsbelangen en privacybelangen van de medeverdachten die zich zouden kunnen verzetten tegen het beluisteren door de verdediging van die audio opnamen, door de officier van justitie – van wie mag worden verwacht dat hij die belangen in zijn besluitvorming heeft betrokken – niets is aangevoerd of gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de verdediging van verdachte de mogelijkheid moet worden geboden de door haar genoemde audio-opnamen te beluisteren.
Dit betekent, gelet op het bovenstaande, dat het bezwaar tegen de weigering de audio-opnamen te mogen beluisteren gegrond verklaard wordt, in zoverre dat de raadslieden van verdachte in de gelegenheid gesteld dienen te worden de opnamen op adequate wijze te beluisteren.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart verdachte in het bezwaarschrift ex artikel 32 van het Wetboek van Strafvordering niet ontvankelijk.
Verklaart het bezwaarschrift ex artikel 208 van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de voeging van de audio-opnamen als processtukken in het dossier ongegrond.
Verklaart het bezwaarschrift ex artikel 208 van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van het beluisteren van na te noemen audio-opnamen door de raadslieden gegrond.
Bepaalt dat de officier van justitie de raadslieden van verzoeker in staat stelt de audio opnamen van de verhoren V16-01, V16-03, V16-04, V16-05, V16-11, V16-17, V39-01, V39-12, V39-13, V39-15, V39-16, V39-17 en V39-25 op een adequate wijze te beluisteren.
4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door
mr. R.E.A. Toeter, voorzitter,
mr. M.E. Fortuin en mr. J. Candido, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Witte, griffier,
op 19 maart 2010.