ECLI:NL:RBHAA:2010:BM2431

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/2013
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening sluiting coffeeshop wegens aanwezigheid minderjarige

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 27 april 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de sluiting van de coffeeshop 't Smedehuys. De sluiting was bevolen door de burgemeester van Haarlem op 19 april 2010, omdat er tijdens een controle een minderjarige in de coffeeshop was aangetroffen. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H. Kayed, heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 26 april 2010 is de zaak behandeld, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. R. Braeken en drs. J.A.M. Lubbers van de gemeente Haarlem, alsook H. Meijer van de politie Kennemerland.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onzekerheid bestaat over de feitelijke gang van zaken rondom de controle op 19 april 2010. De verzoeker heeft gesteld dat de minderjarige zich op het trottoir bevond en niet in de coffeeshop, terwijl de burgemeester een andere versie van de feiten presenteert. Gezien deze onduidelijkheid heeft de voorzieningenrechter besloten om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat het besluit van de burgemeester tot sluiting van de coffeeshop wordt geschorst totdat er meer duidelijkheid is verkregen in de bezwaarprocedure. Daarnaast is de gemeente Haarlem veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de verzoeker en dient het griffierecht te worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om de sluiting van een onderneming en de gevolgen daarvan voor de betrokken partijen. De voorzieningenrechter heeft in dit geval geoordeeld dat de belangen van de verzoeker zwaarder wegen dan de belangen van de gemeente, gezien de onduidelijkheid over de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 2013
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 april 2010
in de zaak van:
[verzoeker] hodn Theehuis 't Smedehuys,
gevestigd te Haarlem,
verzoeker,
gemachtigde: mr. H. Kayed, advocaat te Haarlem,
tegen:
de burgemeester van Haarlem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2010 heeft verweerder de onmiddellijke sluiting bevolen van coffeeshop ’t Smedehuys aan de Smedestraat 25 in Haarlem. Bij nadere motivering van dit besluit gedateerd 23 april 2010 heeft verweerder de duur van de sluiting op zes maanden bepaald.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij fax van 21 april 2010 bezwaar gemaakt. Bij fax van 21 april 2010 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 26 april 2010, alwaar [verzoeker] in persoon is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Van de zijde van verzoeker zijn voorts de volgende personen verschenen teneinde, indien nodig, te worden gehoord als getuige [getuigen]
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. R. Braeken en drs. J.A.M. Lubbers, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlem, alsmede H. Meijer, chef van de afdeling Bijzondere Wetten van de politie Kennemerland.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 In geschil is of op 19 april 2010 bij controle van ’t Smedehuys een minderjarige in de lokaliteit is aangetroffen. Een dergelijke omstandigheid vormt ingevolge het terzake door verweerder gevoerde beleid “Handhavingsbeleid Coffeeshops” van 30 maart 2009 aanleiding voor sluiting van een coffeeshop voor de duur van zes maanden.
2.3 De betrokken minderjarige bevond zich naar zeggen van verzoeker op het trottoir vóór de coffeeshop en is bij de aanvang van de controle door twee agenten van middelbare leeftijd naar binnen geduwd/begeleid. In dit verband is een verklaring overgelegd van de betrokken minderjarige zelf, alsmede van de in de lokaliteit aanwezige medewerker en van een passant in de Smedestraat. Verder heeft verzoeker erop gewezen dat de controleactie gefaseerd heeft plaatsgevonden, in die zin dat de betrokken controleurs op verschillende tijdstippen het pand betraden.
2.4 Op basis van het rapport van Meijer voornoemd, gelezen in samenhang met de verklaring[naam], handhavingcoördinator van de gemeente Haarlem en aanwezig bij de controle, schetst verweerder een andere gang van zaken. In deze visie is de minderjarige niet gesommeerd naar binnen te gaan en werd zij door [naam] aangetroffen bij de bar. Voorts bestrijdt verweerder dat er vóór de komst van [naam] voornoemd reeds controlerende ambtenaren het pand waren binnengegaan.
2.5 De voorzieningenrechter stelt vast dat op grond van de thans voorhanden zijnde stukken niet kan worden uitgesloten dat het beeld zoals geschetst door verzoeker voor juist moet worden gehouden. Er zal alsnog meer duidelijkheid dienen te worden verkregen over de vraag wat er mogelijkerwijs vooraf is gegaan aan de binnenkomst van [naam]. In de bezwaarprocedure kan een en ander aan een nader onderzoek worden onderworpen.
2.6 Gelet op deze onzekerheid omtrent de feitelijke gang van zaken is het de vraag of de getroffen maatregel terecht is opgelegd. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om de gevraagde voorziening toe te wijzen.
2.7 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
3.2 schorst het besluit van verweerder van 19 april 2010, nader gemotiveerd op 23 april 2010, tot bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoeker;
3.3 veroordeelt de gemeente Haarlem in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 874,--, te betalen aan verzoeker;
3.4 gelast dat de gemeente Haarlem het door verzoeker betaalde griffierecht van € 150,-- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 27 april 2010 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.