ECLI:NL:RBHAA:2010:BL8305

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09 / 4089
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een bestuurlijke boete wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 17 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiser, die eigenaar is van een woning, werd door verweerder aangemerkt als werkgever in de zin van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en kreeg een bestuurlijke boete opgelegd van € 8.000,- wegens het tewerkstellen van twee vreemdelingen zonder de vereiste tewerkstellingsvergunningen. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiser de vreemdelingen arbeid had laten verrichten zonder de benodigde vergunning. Eiser had aangevoerd dat hij nog in onderhandeling was met een aannemer en dat de vreemdelingen slechts uit verveling werkzaamheden hadden verricht. De rechtbank verwierp dit argument en stelde vast dat de vreemdelingen feitelijk arbeid verrichtten ten dienste van eiser, waardoor hij als werkgever kon worden aangemerkt.

De rechtbank overwoog verder dat de verklaringen van de vreemdelingen, die via een telefonische tolk waren gehoord, voldoende betrouwbaar waren. De rechtbank baseerde zich op eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigde dat proces-verbaal op ambtseed of ambtsbelofte moet worden aangenomen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit in twijfel trekken. Aangezien eiser niet ter zitting was verschenen, kon hij zijn standpunten niet verder toelichten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 - 4089
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2010
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: F. Kotte, adviseur te Lisse,
tegen:
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2009 heeft verweerder aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd in verband met het tewerkstellen van twee vreemdelingen zonder de vereiste tewerkstellingsvergunningen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 28 mei 2009 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 juli 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 20 augustus 2009, aangevuld bij brief van 22 september 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 3 maart 2010. Eiser is niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.A.W. Stiekema, werkzaam bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, onder 2, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) wordt onder werkgever verstaan: de natuurlijke persoon die een ander huishoudelijke of persoonlijke diensten laat verrichten.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wav is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wav, zoals die gold ten tijde hier van belang, wordt als beboetbaar feit aangemerkt het niet naleven van de artikelen 2, eerste lid, en 15.
Artikel 19a, eerste lid, van de Wav, zoals die gold ten tijde hier van belang, bepaalt dat een daartoe door de minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar namens hem een boete oplegt aan degene op wie de verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als een beboetbaar feit.
Op grond van artikel 1 en 2 van de Beleidsregels boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2008 en de daarbij behorende bijlage, bedraagt de bestuurlijke boete voor een natuurlijke persoon € 4.000,- per overtreding van artikel 2 van de Wav.
2.2 Op 17 september 2007 hebben inspecteurs van de Algemene Inspectiedienst en de regiopolitie Kennemerland een inspectie uitgevoerd in de woning op het adres [adres]. Hierbij zijn drie personen met de Bulgaarse nationaliteit aangetroffen die verbouwingswerkzaamheden zouden verrichten, bestaande uit het afsteken van behang. Twee van deze vreemdelingen beschikten niet over een tewerkstellingsvergunning. Verweerder heeft eiser, die eigenaar is van de woning, een boete opgelegd van € 8.000,- wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav. Verweerder heeft het besluit in bezwaar gehandhaafd.
2.3 Eiser kan zich met dit besluit niet verenigen. Hij voert hiertoe aan dat hij nog met aannemer Evgeni Kolev in onderhandeling was en dat van werkzaamheden of een opdracht daartoe nog geen sprake was. Gedurende deze onderhandelingen hebben de betreffende vreemdelingen min of meer uit verveling wat behang afgestoken.
2.4 Blijkens de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 1993/94, 23 574, nr. 3, blz. 13) bij de artikelen 1 en 2 van de Wav is diegene die een vreemdeling feitelijk arbeid laat verrichten vergunningplichtig werkgever en is deze werkgever te allen tijde verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op het al dan niet aanwezig zijn van de benodigde tewerkstellingsvergunning. Of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of gezagsverhouding is daarbij niet relevant. Het feit dat in opdracht of ten dienste van een werkgever arbeid wordt verricht is voor het feitelijk werkgeverschap reeds voldoende, aldus de memorie van antwoord (Kamerstukken II, 1993/94, 23 574, nr. 5, blz. 2).
2.5 In het op ambtseed opgemaakte boeterapport van 25 februari 2008 is te lezen dat de inspecteurs hebben geconstateerd dat drie personen met de Bulgaarse nationaliteit arbeid verrichtten. Twee daarvan bleken niet te beschikken over een tewerkstellingsvergunning. Hun werkzaamheden bestonden uit het afsteken van behang. De betreffende vreemdelingen hebben verklaard dat Evgeni aan hen heeft gevraagd hem te helpen met afsteken van behang. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit worden afgeleid dat de vreemdelingen arbeid hebben verricht ten dienste van eiser, zodat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Wav en dat eiser artikel 2, eerste lid, van de Wav heeft overtreden. Verweerder heeft derhalve terecht besloten tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
2.6 Voor zover eiser heeft aangevoerd dat geen waarde kan worden gehecht aan de verklaringen van de vreemdelingen, omdat het verhoor heeft plaatsgevonden met een telefonische tolk, overweegt de rechtbank het volgende. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 juli 2008 in zaak nr. 200708170/1), dient in beginsel van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal te worden uitgegaan. Dit is slechts anders indien sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van dit uitgangspunt. Volgens de op ambtseed opgemaakt rapporten van gehoor, gevoegd als bijlage bij het boeterapport, zijn de vreemdelingen op 17 september 2007 door inspecteurs van de Arbeidsinspectie door tussenkomst van een tolk in de Bulgaarse taal gehoord. Voorts is hierin vermeld dat telkens de door de vreemdeling op die datum afgelegde verklaring door de tolk aan de vreemdeling in de Bulgaarse taal is voorgelezen, waarna de vreemdeling bij die verklaring heeft volhard en deze heeft ondertekend. De werkwijze van het horen met een telefonische tolk, is naar het oordeel van de rechtbank met voldoende waarborgen omkleed. De rechtbank acht de door de vreemdelingen afgelegde verklaringen daarom voldoende betrouwbaar. Verweerder mocht deze derhalve aan zijn besluit ten grondslag leggen.
2.7 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman , voorzitter de meervoudige kamer, mr. G. Guinau en mr. I.M. Ludwig rechters, en op 17 maart 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.