2.1 Op grond van 118a, eerste lid, van de Zvw hebben verzekerden van achttien jaar of ouder met meerjarige, onvermijdbare zorgkosten, indien zij behoren tot bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen, jegens het CAK voor het einde van het kalenderjaar recht op een jaarlijkse uitkering ter hoogte van het bedrag genoemd in artikel 18a, eerste lid, verminderd met het geraamde gemiddelde bedrag dat een verzekerde die geen recht heeft op de in dit lid bedoelde uitkering naar verwachting in dat kalenderjaar ingevolge artikel 18a betaalt. Ingevolge het tweede lid neemt het CAK het sociaal-fiscaalnummer van de personen, bedoeld in het eerste lid, met het oog op de uitvoering van dit artikel in zijn administratie op. Volgens het derde lid verstrekken zorgverzekeraars aan het CAK de persoonsgegevens van de personen bedoeld in het eerste lid, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het eerste lid.
2.2 Op grond van artikel 3a.1 van het Besluit zorgverzekering (verder: het Besluit), zoals dat luidde ten tijde in geding, hebben verzekerden recht op de uitkering bedoeld in artikel 118a, eerste lid, van de wet indien zij de twee opeenvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, zijn ingedeeld in bij ministeriële regeling aangewezen FKG’s (farmaceutische kostengroepen, een vereveningscriterium op grond waarvan verzekerden worden ingedeeld in klassen chronische aandoeningen op basis van geneesmiddelen gebruik in het verleden) of indien zij op 1 juli van het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, zonder onderbreking meer dan een half jaar in een AWBZ-instelling verblijven.
2.3 Volgens artikel 7.4a van de Regeling zorgverzekering verstrekt de zorgverzekeraar aan het CAK voor 1 oktober van het jaar waarin een uitkering als bedoeld in artikel 118a van de wet wordt verstrekt, van zijn verzekerden of gewezen verzekerden die in dat jaar de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt of nog zullen bereiken en die in de twee kalenderjaren, voorafgaande aan dat jaar in een FKG als bedoeld in artikel 8.3 zijn ingedeeld, het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, en het bank- of girorekeningnummer.
2.4 Op grond van artikel 8.3 van de Regeling zorgverzekering, zoals dat luidde ten tijde in geding, worden als FKG's als bedoeld in artikel 3a.1 van het Besluit zorgverzekering aangewezen de FKG's, genoemd in tabel B4.2 van Bijlage 4 zoals deze luidde in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de uitkering, bedoeld in artikel 118a, eerste lid, van de wet betrekking heeft, met uitzondering van de FKG "Hoog cholesterol".
2.5 Tabel B4.2 van Bijlage 4 van de Regeling zorgverzekering bevat – voor zover hier van belang – de volgende FKG’s:
Hartaandoeningen.
2.6 Uit de Memorie van Toelichting op de wijziging van de Zorgverzekeringswet en Wet op de zorgtoeslag houdende vervanging van de no-claimteruggave door een verplicht eigen risico (kamerstukken 2006-2007, 31094, nr. 3) blijkt dat de wetgever er, bij gebreke van een sluitende definitie van chronisch zieken en gehandicapten, voor heeft gekozen om voor de afbakening van de te compenseren groep aansluiting te zoeken bij de door de zorgverzekeraars in het kader van de risicoverevening gebruikte bestanden. Deze risicoverevening kent bepaalde omschrijvingen voor chronische ziekte (de diagnosekosten- en farmaciekostengroepen). Om alvast zoveel mogelijk aan te sluiten bij een structurele oplossing, waarbij de bestanden van de risicoverevening gehanteerd worden, is er voor 2008 voor gekozen om verzekerden die in 2006 en 2007 op grond van hun geneesmiddelengebruik zijn ingedeeld in een FKG als verzekerden met meerjarige, onvermijdbare zorgkosten te beschouwen. De FKG’s zijn ontwikkeld als voorspeller voor hoge zorgkosten, voortkomend uit chronische aandoeningen.
2.7 In de Nota van Toelichting bij artikel 3.3 van het Besluit zorgverzekering (Stb 2005, 389, pag 53) is aangegeven dat het CVZ verzekerden indeelt naar FKG-klasse aan de hand van het geneesmiddelengebruik van verzekerden in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bijdragen aan de zorgverzekeraars wordt berekend. Hierbij wordt een indelingstabel gehanteerd van artikelnummers van geneesmiddelen die in dit voorafgaand jaar (jaar t-1) zijn voorgeschreven en die gekoppeld zijn aan de verschillende FKG’s. Indien aan een verzekerde meer dan 180 maal de ‘daily defined dosis’ (DDD) van een relevant geneesmiddel is afgeleverd wordt deze verzekerde ingedeeld bij één van de onderscheiden FKG’s. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder i, van de regeling zorgverzekering wordt onder een standaard dagdosering (DDD) verstaan de dagdosis van een geneesmiddel als vastgesteld onder verantwoordelijkheid van de World Health Organisation (WHO).
2.8 Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat op basis van de beschikbare gegevens, eiser niet in aanmerking komt voor compensatie van het eigen risico. Het is verweerder voorts niet toegestaan om inzage te hebben in het medicijngebruik van verzekerden. Dit is voorbehouden aan de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar verstrekt de gegevens omtrent het medicijngebruik van verzekerden via het College voor Zorgverzekeraars aan Vektis c.s (hierna: Vektis). Vektis is het informatie- en standaardisatiecentrum voor alle zorgverzekeraars. Vektis toetst deze gegevens aan de FKG-selectiecriteria en stelt vast of de verzekerde in zowel 2006 als in 2007 in één of meer FKG’s is ingedeeld. Als dit het geval is dan wordt het burgerservicenummer van die verzekerde doorgegeven aan verweerder. Op grond van artikel 118a van de Zvw en artikel 7.4a van de Regeling zorgverzekering is verweerder verplicht om uit te gaan van de juistheid van de door de zorgverzekeraar aangeleverde gegevens. Verweerder acht zich niet bevoegd om te beoordelen of een verzekerde ten onrechte niet is ingedeeld in een FKG. Wel heeft verweerder nogmaals gecontroleerd of eiser zowel in 2006 als in 2007 in een FKG ingedeeld is of had moeten worden. Ambtshalve heeft verweerder vastgesteld dat eiser noch in 2006 noch in 2007 in een FKG is ingedeeld. Hetgeen eiser in bezwaar en beroep heeft aangevoerd kan volgens verweerder niet leiden tot het oordeel dat hetgeen Vektis heeft aangeleverd, evident onjuist is, terwijl verweerder zich bovendien op het standpunt stelt dat het CAK zelfs in zo een situatie niet van de gegevens van Vektis zou mogen afwijken.
2.9 Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij vanaf 2004 voor de rest van zijn leven dagelijks 100mg TambocorCR mga met de werkzame stof Flecainide moet slikken. Volgens eiser voldoet hij hiermee wel aan de eis dat hij meer dan 180 standaard dagdoseringen gebruikt. Verweerder heeft de beslissing op bezwaar onvoldoende gemotiveerd. Eiser heeft over 2007 overzichten van bestellingen bij zijn apotheek overgelegd en over 2006 kopieën van de etiketten van zijn medicijndoosjes. Voorts acht eiser het gestelde criterium van meer dan 180 standaard dagdoseringen niet juist. Eiser stelt ook dat de voorwaarde dat de medicijnen moeten zijn gedeclareerd nieuw is. Volgens eiser moet het gaan om de hem voorgeschreven medicijnen, en eiser voldoet op basis van dat criterium aan de gestelde voorwaarden. Ook merkt eiser op dat verweerder de tekst in de informatie op internet telkens gewijzigd heeft, waardoor het voor eiser niet duidelijk was waar hij aan toe was.
2.10 Hangende beroep heeft verweerder het verweerschrift van 21 april 2009 ingetrokken en op 27 juli 2009 een nieuw verweerschrift ingediend. Verweerder blijft bij het standpunt dat dient te worden afgegaan op de gegevens die de zorgverzekeraar, via Vektis, heeft verstrekt en dat verweerder geen uitspraak kan doen over de vraag of eiser terecht of onterecht niet in een FKG is ingedeeld. Het bezwaar is dan ook terecht kennelijk ongegrond verklaard, aldus verweerder. Toch heeft verweerder – na daartoe verkregen toestemming van eiser – nader onderzoek gedaan naar het medicijngebruik van eiser en de door Vektis toegepaste berekening. Van Vektis heeft verweerder een overzicht gekregen van de in 2006 en 2007 aan eiser afgeleverde en door de zorgverzekeraar gedeclareerde medicamenten. Volgens verweerder moet eiser om in een FKG te worden ingedeeld zowel in 2006 als in 2007 jaarlijks meer dan 180 dagdoseringen van een werkzame stof voorkomend op de zogenaamde FKG-lijst afgeleverd hebben gekregen, terwijl die dagdoseringen bovendien moeten zijn gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Uit het Vektis-overzicht blijkt dat eiser alleen in 2006 60 standaard dagdoseringen van de werkzame stof Flecainide afgeleverd heeft gekregen, welke bovendien bij de zorgverzekeraar gedeclareerd zijn. Weliswaar heeft eiser aangetoond dat hij in 2006 de werkzame stof Flecainide afgeleverd heeft gekregen, maar dit is kennelijk niet volledig gedeclareerd bij de zorgverzekeraar waardoor hij niet compleet in de bestanden van Vektis voorkomt. Verder blijkt uit het Vektis-overzicht dat eiser in 2007 in het geheel niet voorkomt, omdat de werkzame stof niet is gedeclareerd. Volgens verweerder vormt de informatie van de zorgverzekeraar de grondslag voor de vraag of eiser in aanmerking komt voor compensatie. Maar zelfs als verweerder uit zou gaan van de door eiser aangeleverde informatie dan voldoet eiser nog niet aan de gestelde voorwaarde van meer dan 180 standaard dagdoseringen, omdat eiser in 2006 165 standaard dagdoseringen afgeleverd heeft gekregen en in 2007 180 standaard dagdoseringen.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.11 De rechtbank is van oordeel dat uit het systeem van artikel 118a van de Zvw en de daarop gebaseerde regelgeving volgt dat verweerder in beginsel dient uit te gaan van de juistheid van de door de zorgverzekeraars (via Vektis) aan haar verstrekte gegevens. Verweerder hoeft in beginsel geen zelfstandig oordeel te geven over de vraag of een bepaalde verzekerde wel of niet ingedeeld moet worden in een FKG. Dit is echter anders indien een verzekerde in het kader van een aanvraag of van een bezwaar tegen de afwijzing daarvan aan verweerder controleerbare gegevens verstrekt, op basis waarvan verweerder kan beoordelen of de desbetreffende verzekerde al dan niet behoorde te zijn ingedeeld in een FKG (zie ook Rechtbank Leeuwarden, 9 april 2009, LJN: BI0652 en rechtbank Alkmaar, 25 augustus 2009, LJN: BJ6523). Indien deze gegevens zijn verstrekt is verweerder naar het oordeel van de rechtbank gehouden in het kader van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nader te onderzoeken of een verzekerde ten onrechte niet in een FKG is ingedeeld. Met toestemming van een verzekerde kan verweerder bij Vektis de relevante gegevens opvragen en nader onderzoeken. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder op grond van de ingevolge de artikelen 3:46 en 7:12 , eerste lid, van de Awb op haar rustende motiveringsplicht niet kan volstaan met de mededeling dat zij Vektis heeft verzocht een en ander nogmaals te onderzoeken.
2.12 In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat hij vanaf november 2004 dagelijks Tambocor gebruikt met de werkzame stof Flecainide, welke stof voorkomt op de FKG-lijst. Eiser heeft voorts opschriften van medicijndoosjes uit 2006 overgelegd voor 330 dagdoseringen en facturen met betrekking tot 2007 voor 360 dagdoseringen.
2.13 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen was verweerder op basis van deze concrete gegevens gehouden nader onderzoek te doen naar het medicijngebruik van eiser en derhalve naar de vraag of eiser onder een FKG valt. Ook had verweerder, indien verweerder op basis van dit nadere onderzoek van mening was dat eiser niet in aanmerking kwam voor de indeling in een FKG, moeten motiveren waarom dit niet het geval was.
2.14 Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit artikel 118a van de ZVW en de daarop gebaseerde regelgeving noch uit de toelichting daarop kan worden afgeleid dat verweerder zijn besluit betreffende het al dan niet verstrekken van compensatie ook in de onder 2.10 beschreven gevallen uitsluitend mag baseren op de al dan niet door Vektis verstrekte gegevens. De reden voor de beperkte verstrekking van gegevens door de zorgverzekeraars (via Vektis) aan verweerder is blijkens de toelichting op de relevante wijziging van de Regeling zorgverzekering (Staatscourant 20 december 2007, nr. 247, p. 54) gelegen in de bescherming van de persoonsgegevens van de betrokken verzekerden. Dit laat onverlet dat de desbetreffende verzekerden de beschermde (medische) persoonsgegevens zelf aan het verweerder kunnen verstrekken of aan verweerder toestemming kunnen geven deze gegevens bij derden op te vragen, zoals in dit geval is gebeurd. Artikel 118a van de Zvw en de daarop gebaseerde regelgeving verbieden verweerder in dat geval niet van deze gegevens kennis te nemen en deze gegevens in zijn besluitvorming te betrekken. Op grond van artikel 3:2 van de Awb is verweerder daartoe naar het oordeel van de rechtbank zelfs gehouden. Het feit dat dit hogere uitvoeringskosten met zich meebrengt, kan aan het voorgaande niet afdoen. Zie voor dit standpunt ook bovengenoemde uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 9 april 2009.
2.15 Nu eiser in bezwaar melding heeft gemaakt van de door hem gebruikte medicijnen en zijn stelling nader had onderbouwd, was verweerder, alvorens het bestreden besluit te nemen, gehouden om op basis van deze gegevens nader onderzoek te doen naar het medicijngebruik van eiser in 2006 en 2007 en te beoordelen of eiser op basis van zijn medicijngebruik in die jaren ingedeeld diende te worden in een FKG. Nu verweerder dit nader onderzoek pas tijdens deze beroepsprocedure heeft verricht, komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2, 3:46 en 7:12 Awb.
2.16 Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
2.17 De rechtbank zal hierna, om (zo mogelijk) tot een definitieve beslissing over het geschil tussen partijen te komen, beoordelen of met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven. Daartoe bestaat aanleiding indien het besluit inhoudelijk juist is en de beoordeling tot dezelfde uitkomst leidt.
2.18 Ten aanzien van het medicijngebruik van eiser, overweegt de rechtbank als volgt. Gebleken is dat eiser volgens de gegevens van Vektis in 2006 en 2007 niet is ingedeeld in een FKG, omdat in die jaren onvoldoende medicijnen aan eiser zijn afgeleverd én gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Eiser heeft ter zitting uiteengezet dat hij de betreffende medicijnen zelf heeft betaald en dat het voor hem geen zin had om de door hem gebruikte medicijnen te declareren bij zijn zorgverzekeraar, omdat hij een zorgverzekering had met een hoog eigen risico. Daarom zouden de medicijnen toch niet worden vergoed en zou declaratie enkel papieren rompslomp met zich meebrengen.
2.19 De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden verweerder niet kan vasthouden aan het vereiste dat de medicijnen met werkzame stoffen niet alleen moeten zijn afgeleverd, maar ook moeten zijn gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Uit de hiervoor aangehaalde Memorie van Toelichting blijkt niet dat de wetgever onder ogen heeft gezien dat als mensen hun medicijnen zelf betalen en de medicijnen niet worden gedeclareerd, de medicijnen dus ook niet worden geregistreerd bij Vektis, zodat deze groep van personen buiten de regeling vallen enkel omdat zij hun medicijnen zelf betalen. Ter zitting heeft verweerder aangegeven geen eigen beoordelingsruimte te hebben, en enkel te kunnen overgaan tot compensatie als eiser door Vektis wordt geregistreerd. Eiser is door verweerder in overweging gegeven zijn zorgverzekeraar te verzoeken de afgeleverde medicijnen alsnog te registreren, zodat eiser wellicht alsnog in aanmerking kan komen voor compensatie. Naar oordeel van de rechtbank voert dit te ver en kan eiser ook op andere wijze, bijvoorbeeld door het verstrekken van de afleverhistorie van zijn apotheek, aannemelijk maken dat hij wel voldoet aan de voorwaarden om voor indeling in een FKG in aanmerking te komen, namelijk dat hij meer dan 180 standaard dagdoseringen afgeleverd heeft gekregen van een werkzame stof voorkomend op de FKG-lijst.
2.20 Eiser heeft zich nog op het standpunt gesteld dat de voorwaarde van meer dan 180 standaard dagdoseringen, niet gesteld kan worden. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Op grond van 118a, eerste lid, van de Zvw kunnen verzekerden van achttien jaar of ouder met meerjarige, onvermijdbare zorgkosten, in aanmerking komen voor compensatie van het eigen risico. Het begrip “meerjarige en onvermijdbare zorgkosten” moet gelet hierop nader worden ingevuld. Uit de Memorie van Toelichting houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het vervangen van de no-claimteruggave door een verplicht eigen risico (Stb 2007, 542) blijkt volgens de toelichting bij artikel 3a.1 dat ervoor is gekozen om bij de invulling van het begrip verzekerden met meerjarige onvermijdbare zorgkosten aansluiting te zoeken bij de indeling in FKG’s. De rechtbank ziet zich in dit kader dan ook geplaatst voor de vraag of in redelijkheid kon worden aangesloten bij deze indeling. Uit de reeds hierboven onder rechtsoverweging 2.6 aangehaalde Memorie van Toelichting blijkt dat de wetgever er, bij gebreke van een sluitende definitie van chronisch zieken en gehandicapten, voor heeft gekozen om voor de afbakening van de te compenseren groep aansluiting te zoeken bij de door de zorgverzekeraars in het kader van de risicoverevening gebruikte bestanden. Om alvast zoveel mogelijk aan te sluiten bij een structurele oplossing, is er voor 2008 voor gekozen om verzekerden die in 2006 en 2007 op grond van hun geneesmiddelengebruik zijn ingedeeld in een FKG als verzekerden met meerjarige, onvermijdbare zorgkosten te beschouwen. De FKG’s zijn ontwikkeld als voorspeller voor hoge zorgkosten, voortkomend uit chronische aandoeningen. Daarmee kunnen de FKG’s, naar oordeel van de rechtbank ook worden gebruikt als indicatie voor het vaststellen van meerjarige onvermijdbare zorgkosten. De aansluiting bij de FKG’s is derhalve een geschikt en doelmatig middel voor afbakening van de groep verzekerden met meerjarige onvermijdbare zorgkosten. Uit de in onder rechtsoverweging 2.7 weergegeven Nota van Toelichting volgt dat voor indeling in een FKG, sprake moet zijn van meer dan 180 standaard dagdoseringen die zijn afgeleverd. Hieruit volgt dat eisers stelling dat de eis van meer dan 180 standaard dagdoseringen niet gesteld kan worden, niet wordt gevolgd. Immers, omdat er geen sluitende definitie voor het begrip chronisch zieken en gehandicapten bestaat, heeft de wetgever een keuze moeten maken om deze groep af te bakenen. De keuze die de wetgever heeft gemaakt, acht de rechtbank niet onredelijk.
2.21 Overigens is uit de door eiser in beroep overgelegde gegevens niet gebleken dat hij in 2006 én in 2007 meer dan 180 standaard dagdoseringen afgeleverd heeft gekregen. Uit de overgelegde gegevens is gebleken dat eiser in 2006 330 tabletten Tambocor 100mg afgeleverd heeft gekregen, met de werkzame stof Flecainide. De standaard dagdosering volgens de WHO voor deze werkzame stof is 200 mg. Gelet hierop heeft eiser in 2006 165 standaard dagdoseringen afgeleverd gekregen. In 2007 heeft eiser 360 tabletten Tambocor 100mg afgeleverd heeft gekregen, wat neerkomt op een aantal standaard dagdoseringen van 180. Eiser komt op basis van deze gegevens in de betreffende jaren dus niet in aanmerking voor indeling in een FKG en dus niet in aanmerking voor compensatie van het eigen risico.
2.22 Met eiser heeft de rechtbank geconstateerd dat verweerder en Vektis in het verleden in brochures en op de websites verschillende formuleringen hebben gebruikt welke de lading van de regeling niet helemaal dekten. Echter hieraan heeft eiser niet het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen, te voldoen aan de voorwaarden. De opgenomen informatie was naar het oordeel van de rechtbank zo globaal dat eiser daaruit niet zonder meer mocht afleiden dat hij in aanmerking kwam voor compensatie van het eigen risico.
2.23 Gelet op het voorgaande voldoet eiser niet aan de voorwaarden voor verstrekking van compensatie eigen risico over het jaar 2008. De uitkomst van het bestreden besluit blijft dan ook gelijk, zodat de rechtbank de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb geheel in stand zal laten. Verweerder hoeft dus geen nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiser.
2.24 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat eiser voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt. Wel zal verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem dienen te vergoeden.