ECLI:NL:RBHAA:2009:BM1666

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/840098-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en opzettelijke invoer van cocaïne op Schiphol

In deze zaak heeft de rechtbank zich gebogen over de deelname van de verdachte aan een criminele organisatie die zich bezighield met de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland. De verdachte, werkzaam bij Menzies Aviation op Schiphol, heeft samen met medeverdachten meerdere keren koffers met verdovende middelen onderschept. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdovende middelen afkomstig waren uit Zuid-Amerika en dat de organisatie gebruik maakte van versluierd taalgebruik in hun communicatie. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van de invoer van cocaïne, waarbij hij een cruciale rol vervulde in de coördinatie van de activiteiten op Schiphol. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, waarbij ook het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag aan de orde kwam. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840098-08
Uitspraakdatum: 16 december 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 november 2009 en 2 december 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging tenlastegelegd hetgeen in die gewijzigde tenlastelegging is omschreven. Een kopie van die gewijzigde tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging overweegt de rechtbank als volgt. In het dossier bevinden zich twee uitgewerkte tapgesprekken (dossierpagina 13500 en 13541) waaraan een persoon deelneemt die zich op grond van zijn beroep zou kunnen verschonen. Deze gesprekken hebben plaats gevonden tussen de verschoningsgerechtigde en twee medeverdachten. Genoemde gesprekken zijn zonder machtiging van de rechter-commissaris aan het dossier toegevoegd. Daarmee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken.
De rechtbank kan de officier van justitie volgen in zijn standpunt, dat noch uit de inhoud van de telefoongesprekken noch uit de tenaamstelling van de telefoonnummers kon worden afgeleid, dat een verschoningsgerechtigde aan deze gesprekken deelnam. Gesteld noch gebleken is dat verdachte uit genoemd vormverzuim enig nadeel heeft ondervonden. De rechtbank volstaat dan ook, gelet op artikel 359a Sv en op de Hoge Raad 23 januari 2001
(NJ 2001, 327) en 30 maart 2004 (NJ 2004, 376), met de constatering dat hier sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, zonder hieraan een van de rechtsgevolgen als bedoeld in 359a Sv te verbinden, zodat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
Daarnaast zijn er geen redenen gebleken voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, met dien verstande dat ten aanzien van de zaaksdossiers B6, B8 en B12 alleen de voorbereidingshandelingen bewezen kunnen worden, en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) jaren met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie gevorderd de nummers 2 en 108 van de beslaglijst aan verdachte te retourneren en de overige goederen verbeurd te verklaren.
4. Bewijs
4.1 Overwegingen met betrekking tot feit 1 (zaaksdossier B2, B3, B4, B5, B6, B8, B9 B10, B11 en B12)
4.1.1 Partiële vrijspraak
Zaaksdossier B4
Naar het oordeel van de rechtbank en anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland op 6 oktober 2008. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken volgt dat de douane op 6 oktober 2008 omstreeks 5.20 uur op Schiphol de bagage van een passagier genaamd [naam betrokkene] komende met de vlucht KL754 uit Guayaquil (Equador) heeft gecontroleerd.
Deze vlucht was omstreeks 4.21 uur op Schiphol aangekomen. Het betrof een zwarte rolkoffer van het merk Tango en een zwartgrijze sporttas van het merk Polo. De ritsluitingen van beide bagagestukken waren kapot en daarnaast sloeg de door de douane ingezette speurhond [naam speurhond] aan op de zwartgrijze sporttas, hetgeen erop zou kunnen duiden dat in die tas verdovende middelen hebben gezeten. In de twee bagagestukken zijn echter geen verdovende middelen aangetroffen. Uit het relaas van bevinding van 8 oktober 2008 volgt dat geen strafbaar feit kon worden vastgesteld tijdens de fysieke controle van genoemde twee stuks bagage.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat aan de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet het wettig en overtuigend bewijs kan worden ontleend dat zich in de zwartgrijze sporttas van het merk Polo daadwerkelijk cocaïne heeft bevonden die op 6 oktober 2008 Nederland is ingevoerd.
Zaaksdossier B6
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet bewezen kan worden hetgeen verdachte onder feit 1 met betrekking tot zaaksdossier B6 ten laste is gelegd voor zover dit ziet op de voltooide invoer van verdovende middelen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank is daarnaast, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, van oordeel dat met betrekking tot hetgeen aan verdachte onder feit 1 ten aanzien van zaaksdossier B6 ten laste is gelegd, ook niet bewezen is dat sprake is van voorbereidingshandelingen. Verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
Zaaksdossier B6 handelt over de vermeende invoer van verdovende middelen op 31 oktober 2008 door de koerier [koerier]. Uit de tapgesprekken rond deze datum waar ook verdachte aan deelneemt, zou afgeleid kunnen worden dat gezocht is naar een koffer. Echter, uit deze gesprekken noch uit andere bewijsmiddelen valt af te leiden dat gesproken wordt over deze specifieke zending van deze specifieke koerier. Bovendien wordt gesproken over iets dat naar Milaan gaat, terwijl is komen vast te staan dat de koerier [koerier] op 31 oktober 2008 op weg was naar Dubai en een vlucht zou nemen die een andere vertrektijd had dan de vlucht naar Milaan die dag. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in zijn stelling dat, hoewel betrokkenheid bij de invoer door [koerier] niet bewezen kan worden, wel voorbereidingshandelingen voor enig ander transport bewezen is. Dergelijke voorbereidingshandelingen zijn in het onderzoek Socrates opgenomen in zaaksdossier B13. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verdachte, gelet op de wijze van tenlasteleggen, er van uit gaan dat hem met betrekking tot zaaksdossier B6 betrokkenheid bij de invoer door koerier [koerier] verweten werd.
Het voorgaande leidt er toe dat niet kan worden bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van de invoer van verdovende middelen door de koerier [koerier], zoals met betrekking tot zaaksdossier B6 binnen de eendaadse samenloop ten laste is gelegd.
Zaaksdossier B8
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet bewezen kan worden hetgeen verdachte onder feit 1, zaaksdossier B8 ten laste is gelegd, voor zover dit betrekking heeft op het medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland op 17 november 2008. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Zaaksdossier B8 handelt over de vermeende invoer van een onbekende hoeveelheid verdovende middelen op 17 november 2008 door een koerier genaamd [koerier 2]. Er zijn in dit zaaksdossier weliswaar aanwijzingen te vinden dat deze [koerier 2] op of rond voornoemde datum Nederland zou binnenreizen met in haar bagage een hoeveelheid verdovende middelen, maar vaststaat dat, nadat zij op 17 november 2008 op Schiphol was aangehouden, bij haar geen verdovende middelen zijn aangetroffen. Evenmin zijn er aanwijzingen dat in haar hand- of ruimbagage verdovende middelen hebben gezeten. Reeds om die reden kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat op genoemde datum sprake is geweest van het invoeren van cocaïne in Nederland.
Zaaksdossier B10
Naar het oordeel van de rechtbank en anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 met betrekking tot zaaksdossier B10 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
In zaaksdossier B10 is aan verdachte het medeplegen van de opzettelijke invoer van 10.793 gram cocaïne ten laste gelegd door de koerier [koerier 3] op 30 november 2008 en/of het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe. Verdachte heeft op 3 november 2008 en
7 november 2008 contact met medeverdachte [medeverdachte 1]. Nu deze gesprekken alleen gaan over een ontmoeting op 3 november 2008 en over iets dat morgen niet doorgaat blijkt uit deze gesprekken onvoldoende van betrokkenheid van verdachte bij de invoer van voornoemde zending verdovende middelen op 30 november 2008 en is bovendien geen sprake van voorbereidingshandelingen ten behoeve van het voornoemde transport.
Zaaksdossier B12
Naar het oordeel van de rechtbank en anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 met betrekking tot zaaksdossier B12 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
In zaaksdossier B12 is aan verdachte ten laste gelegd het medeplegen van de opzettelijke invoer van een hoeveelheid cocaïne op 11 januari 2009 en/of het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe.
Verdachte heeft in de periode van 8 tot en met 11 januari 2009 meerdere malen telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 2]. Uit die telefoongesprekken kan worden afgeleid dat verdachte en [medeverdachte 2] gezamenlijk iets van de luchthaven Schiphol willen afrijden. Op
11 januari 2009 wordt te Badhoevedorp door een observatieteam gezien dat er twee rode koffers worden overgeladen van de Iberia bus waarvan [medeverdachte 2] bestuurder is in de Audi A3 van verdachte. Bij de aanhouding van verdachte op 11 januari 2009 worden in de Audi A3 van verdachte de twee rode koffers aangetroffen. Geconstateerd wordt dat zich in de koffers geen verdovende middelen bevinden maar persoonlijke spullen en dat de koffers op naam staa[de man] uit Italië, die later in het kader van een rechtshulpverzoek aan Italië heeft verklaard dat hij de rode koffers die op de foto aan hem getoond worden, herkent als zijn koffers en dat hij er op 7 januari 2009 op de luchthaven van Rome achter kwam dat hij deze koffers die hij op de luchthaven in Santo Domingo als ruimbagage had ingecheckt, miste.
Hoewel het zaaksdossier en hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, een sterke verdenking tegen verdachte rechtvaardigt ter zake van betrokkenheid bij het wegrijden van het Schipholterrein van een zending verdovende middelen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet uitsluitend uit de tapgesprekken in zaaksdossier B12 het wettig bewijs volgen dat verdachte bij de invoer van een zending verdovende middelen op
11 januari 2009 dan wel voorbereidingshandelingen daartoe betrokken is geweest.
4.2 Redengevende feiten en omstandigheden, algemeen(1)
4.2.1 Aanleiding onderzoek Socrates
Op 10 april 2008 is middels een proces-verbaal (E1.0, dossierpagina 15617-15618) van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) informatie ontvangen waaruit volgt dat de Schipholmedewerkers [medeverdachte 1], [verdachte] en [betrokkene 2] zijn betrokken bij de invoer van verdovende middelen op de luchthaven Schiphol door middel van transferkoffers. De verdovende middelen zijn afkomstig vanuit Zuid-Amerika en moeten onderschept worden voordat ze doorgaan met de AZ naar Italië. [medeverdachte 1] maakt gebruik van het gsm nummer [gsm]. Uit nader onderzoek is gebleken dat met [medeverdachte 1] wordt bedoeld [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats], wonende te [adres] en werkzaam bij de KLM te Schiphol als platformmedewerker en dat met [verdachte] wordt bedoeld [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats], wonende te [adres] en werkzaam bij Menzies Aviation B.V. te Schiphol. Tevens is uit nader onderzoek gebleken dat met AZ wordt bedoeld de luchtvaartmaatschappij Alitalia.
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde CIE-informatie is onderzoek gedaan in het Bedrijfs Processen Systeem (het BPS). Daaruit wordt de volgende informatie verkregen. In de periode van augustus 2007 tot en met juni 2008 worden in het BPS 11 incidenten vermeld die overeenkomsten vertonen met de werkwijze of modus operandi zoals omschreven in het proces-verbaal van de CIE. De incidenten hebben betrekking op passagiers met een vlucht vanuit Zuid-Amerika naar Schiphol en een doorvlucht naar Italië en bij wie in de bagage cocaïne wordt aangetroffen. Gelet op deze incidenten ontstaat het vermoeden dat er mogelijk gebruik gemaakt wordt van de zogenaamde “airbag methode”. Bij deze methode wordt het unieke nummer, vermeld op het bagagelabel, doorgegeven aan een handlanger van de organisatie die als medewerker van een afhandelings- of luchtvaartmaatschappij toegang heeft tot de bagage in het ontvangende land, in dit geval iemand die werkzaam is in de D-pier of bagagekelder D van Schiphol aangezien daar veelal de transitbagage voor Europese bestemmingen wordt afgehandeld. Deze persoon kan aan de hand van het unieke nummer vermeld op het bagagelabel, de koffer met de verdovende middelen onderkennen en onderscheppen en ervoor zorgen dat deze koffer ongecontroleerd de luchthaven verlaat.
Naar aanleiding van het voorgaande wordt medio 2008 het onderzoek Socrates gestart en zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] als verdachten aangemerkt.
4.2.2 Onderzoek afgeluisterde telecommunicatie
In het onderzoek Socrates zijn diverse telefoonlijnen gekoppeld aan verdachte en zijn medeverdachten als gebruiker. In het geval van verdachte betreft het een groot aantal verschillende telefoonnummers van mobiele telefoons. Deze telefoonlijnen zijn met toestemming van de rechter-commissaris in strafzaken van deze rechtbank afgeluisterd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gesprekken ook daadwerkelijk door de in de processen-verbaal aan het nummer gekoppelde gebruiker gevoerd.
Bij de behandeling van hun zaken heeft iedere verdachte verklaard dan wel niet (gemotiveerd) betwist met de aan hem/haar gekoppelde nummers te hebben gebeld.
4.2.3 Meneer X en meneer B
Medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) heeft op 15 september 2009 een nadere verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. In deze verklaring is door [medeverdachte 3] meermalen gesproken over telefoongesprekken die hij heeft gevoerd met meneer X. Over het met betrekking tot zaaksdossier B1 voorgehouden telefoongesprek van 1 augustus 2008 om 11.34 uur (B.1.1.5, dossierpagina 72) heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij dit gesprek herkent. De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 3] aan dit telefoongesprek heeft deelgenomen en dat hij heeft gesproken met de gebruiker van het nummer [gsm] en deze aanduidt als meneer X.(2) Uit opgenoemde CIE-informatie volgt dat [medeverdachte 1] gebruik zou maken van genoemd nummer. [medeverdachte 1] heeft bij zijn eerste verhoor op 21 januari 2009 verklaard dat [gsm] zijn nummer is.(3) Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat in genoemde verklaring van [medeverdachte 3] met meneer X, medeverdachte [medeverdachte 1] is bedoeld.
In genoemde verklaring is door [medeverdachte 3] tevens gesproken over een meneer B die met een kleine witte trekker op de luchthaven rijdt.(4) Tijdens een observatie op de luchthaven Schiphol op 10-11 januari 2009 wordt verdachte gezien als bestuurder van een bagagetrekker van Menzies.(5) Verdachte heeft zelf verklaard op een witte trekker te rijden.(6) Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard met betrekking tot het incident op 11 januari 2009 dat hij op de avond van 10 januari 2009 een Marokkaanse man op de luchthaven heeft ontmoet, dat hij die man Maroc noemt en dat Maroc op een witte bagagetrekker rijdt.(7) [medeverdachte 2] heeft tevens verklaard dat hij met Maroc doelt op verdachte.(8) Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat in genoemde verklaring van [medeverdachte 3] met meneer B verdachte is bedoeld.
4.2.4 Cocaïne
Niet van alle transporten waarin de rechtbank in het onderstaande tot een bewezenverklaring zal komen, is cocaïne in beslag genomen en is een deskundigenrapport beschikbaar waaruit blijkt dat de inbeslaggenomen stof cocaïne als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I bevat. De rechtbank gaat er evenwel op grond van na te noemen omstandigheden vanuit, dat het ook bij de onderstaande bewezenverklaarde transporten en/of voorbereidingshandelingen om cocaïne gaat:
1. bij de transporten die zijn beschreven in de zaaksdossiers B2, B5, B9 en B10 heeft er wel inbeslagneming plaatsgevonden en is, na deskundig onderzoek, vastgesteld dat het telkens om cocaïne ging;
2. de modus operandi is bij alle transporten vrijwel identiek;
3. in de afgeluisterde gesprekken is het versluierde taalgebruik min of meer hetzelfde;
4. uit de verklaringen van [medeverdachte 3](9) en [medeverdachte 4](10)(11) blijkt dat het ook in andere dan de hiervoor onder 1 opgesomde zaaksdossiers ging om de invoer van cocaïne.
4.3 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1
Zaaksdossiers B2 en B3
Op grond van de inhoud van de hieronder weergegeven afgeluisterde telefoongesprekken stelt de rechtbank vast dat verdachte en zijn medeverdachten communiceerden aan de hand van versluierd taalgebruik als zij over vluchtnummers, gereed maken voor (het onderscheppen van) een zending verdovende middelen, een zending verdovende middelen en het niet doorgaan van een zending verdovende middelen spraken.
Gelet op het gebruikte versluierde taalgebruik kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de hierna genoemde berichten en gesprekken, in onderling verband en samenhang bezien en in verband met de eveneens hierna opgenomen overige redengevende feiten en omstandigheden, betrekking hebben op het invoeren van een hoeveelheid verdovende middelen vanuit Paramaribo (Suriname) en een niet door de douane onderschepte zending cocaïne.
Uit het onderstaande leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte 1] voor 28 september 2008 van twee kanten de opdracht krijgt uit te kijken naar een koffer. Aan de ene kant krijgt hij deze opdracht via een onbekend gebleven persoon genaamd [NN1] (hierna: NN [NN1]) en aan de andere kant van medeverdachte [medeverdachte 3]. De exacte gegevens van de koerier [koerier 3], de gegevens van de koffer en het claimtagnummer ontvangt hij van deze NN [NN1]. De gegevens worden door [medeverdachte 1] doorgestuurd aan verdachte. Verdachte laat later die middag aan medeverdachte [medeverdachte 1], via versluierd taalgebruik weten dat hij een koffer heeft gevonden maar een andere niet. Om te kunnen bewijzen dat [medeverdachte 1] de koffer niet heeft gestolen heeft [medeverdachte 1] een uitdraai nodig van de passagierslijst voor de vlucht AZ111. Dit is de doorvlucht die de koerier zou nemen, later die avond.
Blijkens de telefoongesprekken en de verklaring van [medeverdachte 3] is de zending verdovende middelen voor [medeverdachte 3] wel gevonden en van de luchthaven gereden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op de tapgesprekken in de onderhavige zaaksdossiers en de werkwijze in de andere zaaksdossiers in het onderzoek Socrates niet anders dan dat het verdachte is geweest die de zogenaamde ‘meneer B’ is in de verklaring van [medeverdachte 3]. Dat verdachte voor zijn medeverdachten probeert een koffer te onderscheppen en er kennelijk ook daadwerkelijk een heeft onderschept, vindt steun in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] die heeft verklaard dat verdachte door [medeverdachte 1] is benaderd om koffers met drugs te onderscheppen. Daarnaast heeft [medeverdachte 5] verklaard dat [medeverdachte 1] aan hem gevraagd had een uitdraai te maken van de transferlijst van de AZ111.(12)
Verder blijkt uit het werkrooster van verdachte dat hij vakantie had op 28 september 2008(13) maar dat zijn Schipholpas die dag wel tussen 9.04 uur en 15.03 uur op de luchthaven Schiphol is geregistreerd.(14) Kennelijk is verdachte op Schiphol geweest met geen ander doel dan op zoek te gaan naar twee koffers met verdovende middelen.
Op 28 september 2008 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] om 0.37 uur telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 3] die [medeverdachte 1] laat weten dat er morgen iets komt.(15) Kort hierna belt [medeverdachte 1] naar verdachte en laat aan verdachte weten dat [bijnaam medeverdachte 3] morgen een party heeft.(16)
Op 28 september 2008 om 0.59 uur heeft medeverdachte [medeverdachte 1] telefonisch contact met een onbekende man. [medeverdachte 1] vraagt hoe laat ‘ie’ komt, met welke hij is ‘gelinkt’ en of de man de naam en het nummer kan sms’en. De onbekende man zegt tegen [medeverdachte 1] dat het om negen uur komt en ‘doorverbonden is met de 111’.(17) Kort hierna ontvangt [medeverdachte 1] een sms-bericht met de tekst: ‘Name [koerier 3]. KL714 tag 814687. Az 111. color black addass’.(18) Diezelfde nacht sms’t medeverdachte [medeverdachte 1] aan verdachte dat er morgen twee feest is en dat de eerste om 9.00 uur komt.(19) Op 28 september 2009 in de ochtend stuurt [medeverdachte 1] naar verdachte het sms-bericht door dat hij zelf die nacht had ontvangen.(20)
Die ochtend heeft [medeverdachte 1] een ontmoeting bij medeverdachte [medeverdachte 6] thuis. [medeverdachte 6] heeft hierover verklaard dat hij bij die gelegenheid twee sleutels aan [medeverdachte 1] heeft gegeven van het kantoor van Menzies en de locker op Schiphol.(21)
Later in de ochtend belt [medeverdachte 1] naar medeverdachte [medeverdachte 5] en vraag deze of hij wat eerder kan komen.(22) Enige tijd later laat [medeverdachte 1] aan de onbekende man weten dat het op dit moment een ‘no show’ is maar dat hij in de avond vertrekt en dat alle jongens aan het zoeken zijn.(23) Om kwart over elf die ochtend hebben [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 7] telefonisch contact met elkaar. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 7] dat die vriend van haar hem heeft laten weten dat ‘hij iets hebben voor vandaag’ en het hem is toegestuurd. [medeverdachte 1] laat weten dat het ‘de 714 was, de paramari’. [medeverdachte 7] zegt tegen [medeverdachte 1]: oh ja, this hot one.(24) Vervolgens heeft [medeverdachte 1] contact met [medeverdachte 6] en laat hem weten dat het de slechte one, not the good one is.(25) Kort hierna neemt [medeverdachte 1] contact op met NN [NN1] en laat hem weten dat big brother aan het wachten is op deze, op dezelfde informatie als die hij aan [medeverdachte 1] heeft gegeven. NN [NN1] laat hierop weten dat de vent er al uit is en dat hij verder moet vliegen met de 111. [medeverdachte 1] laat weten dat de man is weggegaan.(26)
Op 28 september 2008 in de loop van de middag belt verdachte naar [medeverdachte 1] en zegt ‘i love you’. Het blijkt dat het gaat over nummer twee, nummer een was niks.(27) Hierop laat [medeverdachte 1] aan NN man [NN1] weten dat hij een print gaat maken van de passagierslijst van de 111 van Alitalia maar dat hij de naam niet kan vinden in het systeem.(28) Kort daarna laat [medeverdachte 1] weten aan medeverdachte [medeverdachte 6] dat ze die van de 714 nooit hebben gevonden maar dat ze er van [bijnaam medeverdachte 3] een hebben, de eerste was ‘negatief’ en de tweede was ‘positief’. [medeverdachte 1] laat weten dat het een goede start voor [bijnaam medeverdachte 3] was.(29) Om 15.48 uur belt [medeverdachte 1] naar medeverdachte [medeverdachte 7] en laat haar weten dat hij niets kan bewijzen omdat de naam niet in het systeem staat en de man vertrokken is.(30) Later die dag, het is dan inmiddels vroeg in de avond, vraagt [medeverdachte 1] aan medeverdachte [medeverdachte 5] of hij een uitdraai kan maken van de passagierslijst van de vlucht met het nummer 111.(31) In de avonduren laat medeverdachte [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] weten dat het perfect was.(32) Kort hierna geeft [medeverdachte 1] aan verdachte door dat hij zojuist met [bijnaam medeverdachte 3] heeft gesproken en dat alles goed gaat.(33) Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft hierover verklaard dat hij aan [medeverdachte 1] de gegevens met betrekking tot de koffer met drugs heeft doorgegeven en dat hij de koffer van de luchthaven heeft gereden. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij die op de luchthaven van meneer B de koffers overgeladen kreeg nadat meneer B met een kleine witte trekker met daarop een koffer bij de B-pier aan kwam rijden.(34)
Op 28 september 2008 is er een douanecontrole uitgevoerd op de transferbagage van de vlucht KL714 uit Paramaribo. Tijdens deze controle is een zwarte tas met tagnummer KL814687 op naam van [koerier 3], met bestemming Rome met vlucht AZ111, gecontroleerd. In deze tas zijn diverse pakketten aangetroffen.(35) Het nettogewicht van de inhoud van de pakketten in de tas is 24.013,60 gram.(36) De inhoud van deze pakketten is getest in het laboratorium en het blijkt om cocaïne te gaan.(37)
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van twee zendingen verdovende middelen zoals beschreven in de zaaksdossiers B2 en B3.
Zaaksdossier B4
Naar het oordeel van de rechtbank wordt door verdachte en zijn medeverdachten in de afgeluisterde gesprekken en sms-berichten versluierd taalgebruik gebezigd.
Door verdachte is geen verklaring gegeven voor de inhoud van deze telefoongesprekken en sms-berichten. Medeverdachte [medeverdachte 3] daarentegen heeft in zijn verklaring bij de rechter-commissaris aangegeven dat er in telefoongesprekken in versluierde taal werd gesproken. Zo gaan afgeluisterde gesprekken waarin wordt gesproken over voetballen en voetbalwedstrijden over zendingen verdovende middelen en niet over voetbal. Gelet op het gebruikte versluierde taalgebruik kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de hierna genoemde berichten en gesprekken, in onderling verband en samenhang bezien en in verband met de eveneens hierna opgenomen overige redengevende feiten en omstandigheden, betrekking hebben op het invoeren van een hoeveelheid verdovende middelen vanuit Guayaquil (Equador).
Op 5 oktober 2008 vindt een telefoongesprek plaats tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7], waarin [medeverdachte 7] aangeeft dat er morgenochtend heel vroeg vrienden van hun daar zijn en zij [medeverdachte 1] het nummer gaat sms-en dat hij moet gaan bellen.(38) Medeverdachte [medeverdachte 7] stuurt vervolgens op 5 oktober 2008 per sms het telefoonnummer van een onbekend gebleven persoon genaamd [NN2] (hierna: NN-man [NN2]) naar [medeverdachte 1], zodat medeverdachte [medeverdachte 1] met deze man contact kan opnemen.(39) Ongeveer een uur later is er telefonisch contact tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en voornoemde NN-man [NN2]. In dit gesprek vraagt [medeverdachte 1] wat er speelt en of de NN-man hem de informatie kan sturen.(40) Op 5 oktober 2008 om 21.00 uur ontvangt medeverdachte [medeverdachte 1] een sms-bericht van de NN-man [NN2] waarin staat vermeld: [woord] 2/11 gye kl/cl vg243 Icy kl 754 ams (0074kl227232 and 0074kl227233).(41) De rechtbank begrijpt dat dit sms-bericht een naam bevat ([woord]), het aantal stuks bagage en gewicht (2/11), het transitovluchtnummer (VG243), het inkomende vluchtnummer (KL754) en de claimtagnummers ( 0074kl227232 and 0074kl227233) van een koerier met verdovende middelen. Er vindt op 5 oktober 2008 nogmaals twee maal telefonisch contact plaats tussen voornoemde NN-man [NN2] en medeverdachte [medeverdachte 1] waarin eerstgenoemde aangeeft dat hij twee auto´s heeft, maar dat alleen de Polo zijn auto is en waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij moet zien dat hij de baby te pakken krijgt en dat hij de NN-man zal bellen als hij de baby heeft.(42) Op 6 oktober 2008 omstreeks 4.21 uur is op Schiphol de vlucht KL754 vanuit Guayaquil en Bonaire aangekomen. Twee douanemedewerkers krijgen rond 8.45 uur de opdracht om uit te kijken naar een tweetal koffers voorzien van de claimtagnummers KL227232 en KL227233. Deze bagage heeft de bestemming Londen en zal uitreizen met vlucht VG0243. Deze vlucht wordt geladen in de Zuidkelder. Eén van de douanemedewerkers treft aldaar ter hoogte van ledrol 5 een zwarte rolkoffer van het merk Tango, voorzien van een KL bagagelabel met nummer KL227232 en een zwart met grijze sporttas van het merk Polo aan, voorzien van een KL bagagelabel met nummer KL227233.
De ritssluitingen van beide bagagestukken waren stuk. Tijdens het afzoeken van beide bagagestukken door een douanespeurhond, reageert de speurhond positief op de zwart grijze sporttas. Het positief reageren kan inhouden dat er zich in het bagagestuk verdovende middelen kunnen bevinden. In beide bagagestukken werden geen verdovende middelen aangetroffen.(43)
Dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] de personen zijn die ervoor zouden moeten zorgen dat de cocaïne die met de bagage van de hiervoor genoemde [naam betrokkene] Nederland binnenkomt, wordt onderschept, volgt uit de hierna genoemde afgeluisterde telefoongesprekken en sms-berichten. Op 5 oktober 2008 om 22.02 uur stuurt medeverdachte [medeverdachte 1] een sms-bericht naar medeverdachte [medeverdachte 5] met de mededeling dat hij hem zo gaat bellen.(44) Enkele minuten later hebben [medeverdachte 5] en medeverdachte [medeverdachte 1] telefonisch contact, waarin laatstgenoemde eerstgenoemde in versluierd taalgebruik informeert over de zending verdovende middelen die op 6 oktober 2008 aan zal komen.(45) Op 6 oktober 2008 verstuurt medeverdachte [medeverdachte 1] het sms-bericht met de vlucht- en reisgegevens van [naam betrokkene], dat hij de dag ervoor van de NN-man [NN2] heeft ontvangen, door aan verdachte.(46) Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben het in een afgeluisterd gesprek ook over een Polo.(47) [medeverdachte 5] spreekt met [medeverdachte 1] af dat hij er om half 2 probeert te zijn.(48) Als [medeverdachte 5] op Schiphol is gearriveerd spreekt hij met medeverdachte [medeverdachte 1] af bij de band van Echo 22.(49) Uit onderzoek blijkt dat er nabij E22 een overslagruimte voor transferbagage is.(50) Ook verdachte wordt hiervan door [medeverdachte 1] op de hoogte gesteld.(51) [medeverdachte 5] krijgt de vluchtgegevens op papier van [medeverdachte 1] uitgereikt.(52) Even later belt [medeverdachte 5] naar [medeverdachte 1] en geeft aan dat alles oke is.(53) Niet veel later wordt [medeverdachte 5] door [medeverdachte 1] gebeld; in dit gesprek meldt [medeverdachte 5] dat hij verkeerd heeft gekeken en dat het toch fout was.(54) Medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte hebben vervolgens telefonisch contact waarin [medeverdachte 1] meldt dat hij heeft gehoord dat Big Brother het heeft meegenomen.(55) Hiermee wordt de douane of de Koninklijke Marechaussee bedoeld.(56) Een paar minuten later belt medeverdachte [medeverdachte 1] met medeverdachte [medeverdachte 7] en deelt hij haar mede dat hij slecht nieuws heeft. Hij heeft te horen gekregen dat ze beiden hebben gepakt.(57)
Laat in de middag van 6 oktober 2008 vinden er dan nog diverse telefoongesprekken plaats tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1]. Deze gesprekken gaan over het feit dat medeverdachte [medeverdachte 5] moet zorgen voor een uitdraai van de passagierslijst van de uitgaande vlucht naar Londen, waaruit blijkt dat de koerier [naam betrokkene] niet aan boord zit, maar is aangehouden.(58) Vermoedelijk dient deze lijst als bewijs voor de organisatie dat de zending met verdovende middelen niet onderschept kon worden. Uit een telefoongesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon die gebruik maakt van het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 7] en uit peilbakengegevens van de auto van medeverdachte [medeverdachte 1], volgt dat laatstgenoemde op 7 oktober 2008 naar alle waarschijnlijkheid de door verdachte geregelde uitdraai van de passagierslijst naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 7] heeft gebracht.(59)
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 oktober 2008 tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland heeft verricht.
Zaaksdossier B5
Naar het oordeel van de rechtbank wordt door verdachte en zijn medeverdachten in de afgeluisterde gesprekken en sms-berichten versluierd taalgebruik gebezigd.
Door verdachte is geen verklaring gegeven voor de inhoud van deze telefoongesprekken en sms-berichten. Medeverdachte [medeverdachte 3] daarentegen heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat er telefonisch versluierde taal werd gebruikt.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft tevens verklaard dat hij betrokken was bij de invoer van verdovende middelen op 25 oktober 2008. Bij dit transport is hij tussenpersoon geweest voor een zekere [NAAM] en medeverdachte [medeverdachte 1]. Ten behoeve van deze zending verdovende middelen heeft [medeverdachte 3] informatie doorgegeven aan [medeverdachte 1] met betrekking tot de datum van de zending, de naam van de koerier en de gegevens van de koffer. Beiden hebben een ontmoeting gehad waarbij [medeverdachte 3] de desbetreffende informatie aan [medeverdachte 1] heeft getoond. In het geval de koffer niet was onderschept door de douane zou [medeverdachte 3] de koffer van het luchthaventerrein afrijden. Als er in telefoongesprekken over Big Brother wordt gesproken dan gaat het over de douane of de Koninklijke Marechaussee.(60)
Uit onderstaande telefoontaps leidt de rechtbank af dat in versluierd taalgebruik wordt gesproken over de zending verdovende middelen zoals deze is aangetroffen in de koffers van de koerier [koerier 7]. Medeverdachte [medeverdachte 3] geeft ten behoeve van het onderscheppen van de twee koffers de informatie door aan medeverdachte [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] op zijn beurt neemt contact op met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] die op zoek gaan naar de koffers. De koffers worden echter, ondanks de kennelijk intensieve zoekacties, niet gevonden zodat [medeverdachte 1] een uitdraai moet maken van de passagierslijst van de doorvlucht die [koerier 7] zou nemen. Op deze manier kan hij aantonen dat de koerier de vlucht niet genomen heeft en de koffer is onderschept door de douane. Verdachte wordt als medepleger van deze cocaïne-invoer aangemerkt nu hij vooraf heeft aangegeven beschikbaar te zijn voor [medeverdachte 1] om de koffers te onderscheppen en daarnaast ook daadwerkelijk actief heeft gezocht naar deze koffers, zodat is komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders.
Op donderdag 23 oktober 2008 neemt medeverdachte [medeverdachte 1] contact op met verdachte en laat weten dat hij waarschijnlijk een paar voor het weekend heeft.(61) Later die middag laat verdachte aan [medeverdachte 1] weten dat hij het wel met [onbekende man] kan doen.(62) Reeds uit deze tapgesprekken leidt de rechtbank, anders dan door de raadsman is betoogd, af dat verdachte al enkele dagen voor de daadwerkelijke komst van de koerier op 25 oktober 2008 betrokken is bij de planning van de zending. Immers, het beschikbaar hebben van mensen die de koffers moeten onderscheppen is mede een voorwaarde gebleken voor het al dan niet verzenden van de verdovende middelen, zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen. De volgende ochtend, het is dan 24 oktober 2008 belt [medeverdachte 1] naar medeverdachte [medeverdachte 3] en zij spreken af elkaar bij de 51 te ontmoeten.(63) Uit latere afgeluisterde gesprekken die ochtend blijkt dat er ook daadwerkelijk een ontmoeting tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden en dat er die avond wederom een ontmoeting tussen beiden en verdachte plaatsvindt bij een station.(64) Uit peilbakengegevens blijkt deze ontmoeting bij station Amsterdam Lelylaan te zijn.(65) Later die avond hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wederom telefonisch contact. [medeverdachte 1] laat weten dat hij ‘op de papieren heeft gekeken’ en ‘dat ze het KLM maakt’, ‘dat de volgende vlucht de 1631 is’ en ‘dat dit niet de goede is’.(66) [medeverdachte 3] doet hier vervolgens navraag naar bij een onbekende contactpersoon en deze bevestigt de bevindingen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] dat het gaat om dezelfde maatschappij en dat dit niet is wat ze willen.(67) Uit de tapgesprekken blijkt dat beiden tot de conclusie komen dat ze met deze vlucht niks kunnen omdat er een fout is gemaakt.(68) [medeverdachte 1] laat vervolgens per sms aan verdachte weten dat ze het verkeerd heeft gedaan, met K naar K.(69) Kort hierna belt verdachte naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] laat weten dat er een fout is gemaakt en dat het voor [bijnaam medeverdachte 3] was. [medeverdachte 1] laat weten dat hij gaat proberen of hij iemand bij ‘K’ kan vinden en dat het om elf uur komt. [medeverdachte 1] en verdachte spreken af dat zij het de volgende dag samen zullen proberen.(70) Gebleken is dat de volgende dag om 11.10 uur de KL792 op Schiphol arriveert. Op 25 oktober 2008 om 10.59 uur belt medeverdachte [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] laat weten dat hij voor vandaag wat heeft maar dat het een beetje ingewikkeld is. Zij spreken af elkaar te ontmoeten.(71) Een half uur later laat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] weten dat hij eerst even in de computer gaat kijken.(72) Kort hierna laat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] weten dat hij bij de printer in het kantoor van Menzies is.(73) Vervolgens belt [medeverdachte 1] naar verdachte. [medeverdachte 1] zegt dat hij bij [bijnaam medeverdachte 3] is en dat het niet goed is omdat Big Brother er is. [medeverdachte 1] zegt desgevraagd tegen verdachte dat het wel gekomen is. Verdachte antwoordt dan dat hij zal komen om te proberen of ze iets kunnen doen.(74) Korte tijd later laat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] weten dat hij heeft gekeken bij de 32 maar dat daar niks was. [medeverdachte 1] legt uit waar volgens hem [medeverdachte 4] moet kijken.(75)
Op 25 oktober 2008 is in de bagagekelder op Schiphol de bagage van vlucht KL792 uit Brazilië gecontroleerd. De douaniers hebben daarbij de opdracht gekregen de bagage van een passagier met de naam [koerier 7], met bagagenummers 122081 en 122082 te onderkennen. Omstreeks 12.20 uur worden beide koffers onderschept door de douane. De douaniers treffen in beide koffers een versterker aan. Als deze versterkers door de x-ray gaan wordt gezien dat in de versterkers pakketten zitten.(76) De inhoud van de pakketten die in de versterkers zijn gevonden wordt nader onderzocht. Uit dit onderzoek komt naar voren dat in de pakketten een stof zit waarbij het vermoedelijk om cocaïne gaat. Het totale gewicht van de stof uit de pakketten is 9.993,7 gram en een monster is onder nummer 08-080593 A en 08-080593 B naar het laboratorium gestuurd.(77) Onderzoek in het laboratorium heeft uitgewezen dat deze stof inderdaad cocaïne is.(78)
Om 13.53 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 4]. [medeverdachte 1] laat weten dat het beide donkerblauwe kleur is.(79) Om 15.21 uur vraagt verdachte aan [medeverdachte 1] of het nog steeds niets is en dit wordt door [medeverdachte 1] bevestigd.(80) Vervolgens, het is dan inmiddels 17.15 uur, laat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] weten dat hij nog steeds niks heeft. [medeverdachte 1] zegt dat hij gaat wachten tot het vertrekt en dat hij dan een print gaat maken.(81) Deze informatie wordt door [medeverdachte 1] doorgegeven aan verdachte en aan [medeverdachte 3].(82) Kort hierna laat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] weten dat op het briefje staat dat het een ‘no show’ aan de gate is en dat er ook geen bagage was.(83) Die avond laat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] weten dat hij hoofdpijn heeft en dat hij een zware dag heeft gemaakt terwijl dat allemaal voor niets was. [medeverdachte 3] laat desgevraagd weten dat hij de papieren in ontvangst wil nemen.(84) Uit latere tapgesprekken blijkt dat hiertoe een ontmoeting tussen beiden plaatsvindt.(85) Later die avond belt verdachte met [medeverdachte 4]. Verdachte informeert bij [medeverdachte 4] hoe het is met die van vandaag. [medeverdachte 4] vertelt dat het een no show is en dat hij heeft gekeken of het daar was maar dat hij niets gevonden heeft.(86)
Verdachte informeert de volgende dag bij [medeverdachte 1] of er nog nieuws is over het partijtje van gisteren en of [medeverdachte 1] hem de nummers kan geven want dan kan hij proberen het te traceren. Verdachte laat weten dat hij de laatste drie cijfers nog weet: 081 en 082. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij een uitdraai heeft gemaakt en dat [bijnaam medeverdachte 3] bij hem is geweest.(87)
Op 27 oktober 2008 vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 3] informeert bij die gelegenheid of [medeverdachte 1] nog iets opgespoord heeft. [medeverdachte 1] deelt mee dat hij gisteren is gebeld en dat hem werd gezegd dat het nummer is kwijtgeraakt, en dat hij de persoon naar [medeverdachte 3] heeft gestuurd. [medeverdachte 3] geeft hierop aan dat de man gisteren bij hem is geweest. Serrata zegt dat ze denken dat Big Brother het heeft. Beiden spreken met elkaar af dat [medeverdachte 1] het de volgende dag nog een keer zal proberen en [medeverdachte 3] zal hem de nummers sturen.(88) Enige tijd later ontvangt [medeverdachte 1] een sms-bericht met de tekst: ‘Dit is de telf. Nr 122081, 122082’, van [medeverdachte 3].(89) Kort hierna neemt [medeverdachte 1] contact op met verdachte en zij overleggen of het mogelijk is om het morgen nog te traceren, [medeverdachte 1] heeft zojuist het nummer van [bijnaam medeverdachte 3] gekregen.(90)
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van twee zendingen verdovende middelen zoals beschreven in de zaaksdossier B5.
Zaaksdossier B8
Naar het oordeel van de rechtbank wordt door verdachte en zijn medeverdachten in de afgeluisterde gesprekken en sms-berichten versluierd taalgebruik gebezigd.
Door verdachte is geen verklaring gegeven voor de inhoud van deze telefoongesprekken en sms-berichten. Medeverdachte [medeverdachte 3] daarentegen heeft in zijn verklaring bij de rechter-commissaris aangegeven dat er in telefoongesprekken in versluierde taal werd gesproken. Zo gaan afgeluisterde gesprekken waarin wordt gesproken over voetballen en voetbalwedstrijden over zendingen verdovende middelen en niet over voetbal. Gelet op het gebruikte versluierde taalgebruik kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de hierna genoemde berichten en gesprekken, in onderling verband en samenhang bezien en in verband met de eveneens hierna opgenomen overige redengevende feiten en omstandigheden, betrekking hebben op voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van een hoeveelheid cocaïne in Nederland vanuit Lima (Peru).
Op woensdagavond 5 november 2008 hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] een ontmoeting in Amsterdam. Gezien wordt dat [medeverdachte 3] een papier ter grootte van een A4 aan [medeverdachte 1] toont en dat zij er samen op kijken.(91) Kort na deze ontmoeting smst [medeverdachte 1] het bericht ‘[woord 3].e 754 08.nov kaur.d.+744/16 nov.’ naar zichzelf.(92)
Op 11 november 2008 belt [broer medeverdachte 3] naar [vrouw medeverdachte 3] (de broer respectievelijk de vrouw van medeverdachte [medeverdachte 3]) en zij praten over het opsturen van geld via Western Union en over een telefoonnummer van een hotel.(93) Even later vindt er opnieuw een telefoongesprek tussen laatstgenoemden plaats waarin zij praten over de naam van het meisje. [vrouw van medeverdachte 3] zal het opsturen.(94) Kort daarna stuurt [vrouw medeverdachte 3] naar [broer medeverdachte 3] een sms-bericht met de tekst: ‘[koerier 2]’.(95)
Op 13 november 2008 belt verdachte naar [medeverdachte 1] waarin verdachte zegt dat [medeverdachte 1] ook eentje voor het weekend moet proberen. [medeverdachte 1] laat hierop weten dat [bijnaam medeverdachte 3] iets voor de zestiende, zondag, heeft en dat [medeverdachte 1] inmiddels alles klaar heeft staan. Hierop laat verdachte weten dat dit goed is en dat hij zelf misschien nog iets voor zaterdag van zijn broer heeft.(96)
Op 14 november 2008 belt medeverdachte [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zegt dat hij denkt dat [bijnaam medeverdachte 3] iets heeft voor de 16e. [medeverdachte 1] zegt dat hij morgen in het systeem gaat kijken. [medeverdachte 2] bevestigt dat hij er het weekend is.(97) Vervolgens belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3]. [medeverdachte 2] zegt dat het tijd wordt voor voetbalwedstrijden en [medeverdachte 3] bevestigt dat. [medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 3] van het weekend gaat voetballen. [medeverdachte 3] zegt dat het niet doorging en dat de wedstrijd is afgelast. [medeverdachte 2] zegt dat hij zojuist gehoord heeft dat ze zondag gaan voetballen. [medeverdachte 3] bevestigt dat. [medeverdachte 2] zegt dat de 4 45 de ochtendkist is. [medeverdachte 2] zegt dat hij zo gaat kijken voor [medeverdachte 3] want hij hoort 16. [medeverdachte 2] vraagt hoe het met het team van [medeverdachte 3] gaat. [medeverdachte 3] zegt dat ze te weinig spelers hadden en dat het daarom niet doorging. [medeverdachte 3] zegt dat het verplaatst wordt en dat ze vragen wanneer [medeverdachte 2] kan.(98) Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft over dit tapgesprek verklaard dat met voetbalwedstrijden en voetballen een zending verdovende middelen wordt bedoeld. Het gaat niet over voetbal.(99)
Op 14 november 2008 belt [broer medeverdachte 3] naar [medeverdachte 3] dat het is veranderd, dat ze er nog mee bezig zijn en dat hij nog niet weet wanneer.(100)
Op 15 november 2008 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3]. [medeverdachte 2] vraagt wanneer hij moet voetballen voor [medeverdachte 3]. [medeverdachte 2] zegt dat hij straks voor [medeverdachte 3] gaat kijken en het dan aan hem laat weten.(101)
Op 13 januari 2009 zijn bij een doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] onder meer de volgende bescheiden aangetroffen:
- een reisschema op naam van [koerier 2] MRS. Het schema geeft aan dat deze persoon zou reizen van Lima naar Amsterdam met de KL744 en aankomst in Amsterdam op 16 november 2008 13.25 uur en daarna door met de KL3403 naar Rome om 16.45 uur. Daarnaast is eenzelfde reisschema aangetroffen op naam van [koerier 2]MRS;(102)
- een bon van Western Union waaruit blijkt dat op 11 november 2008 1000 euro is overgemaakt aan een persoon in Peru. De ontvanger is [koerier 2].(103)
Op 17 november 2008 omstreeks 13.25 uur is op Schiphol de vlucht KL744 vanuit Lima (Peru) aangekomen. Drie douanemedewerkers hebben de opdracht om [koerier 2] die met voornoemde vlucht zou aankomen en hoogstwaarschijnlijk verdovende middelen zou vervoeren, samen met haar bagage te onderwerpen aan een douanecontrole. Om 13.30 uur werd [koerier 2] onderkend. In haar handbagage werd een notitie aangetroffen met instructies hoe te handelen op Schiphol. Er werden geen verdovende middelen aangetroffen.(104)
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland zoals beschreven in de zaaksdossier B8.
Zaaksdossier B11
Naar het oordeel van de rechtbank wordt door verdachte en zijn medeverdachten in de afgeluisterde gesprekken versluierd taalgebruik gebezigd. Door verdachte is geen verklaring gegeven voor de inhoud van deze telefoongesprekken. Medeverdachte [medeverdachte 3] daarentegen heeft in zijn verklaring bij de rechter-commissaris aangegeven dat er in telefoongesprekken in versluierde taal werd gesproken. Zo gaan afgeluisterde gesprekken waarin wordt gesproken over eten over de invoer van verdovende middelen en niet echt over eten.(105)
Uit de tapgesprekken komt naar voren dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 2] inschakelt om gezamenlijk iets van de luchthaven Schiphol af te rijden. Verdachte brengt hetgeen [medeverdachte 2] van de luchthaven af moet rijden naar [medeverdachte 2] toe, maar kan dit niet zomaar bij [medeverdachte 2] op kantoor zetten. Ook het afspreken kan niet op kantoor, maar moet buiten.
Nadat [medeverdachte 2] van verdachte - die inmiddels het Schipholterrein heeft verlaten - heeft doorgekregen dat hij gewoon kan komen en dat het goed is, verlaat ook [medeverdachte 2] het beschermde gebied van de luchthaven Schiphol gedurende 7 minuten. De dag erna informeert [medeverdachte 2] bij verdachte of alles goed is gegaan en hoeveel het was.
Gelet op het gebruikte versluierde taalgebruik kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de hierna genoemde gesprekken, in onderling verband en samenhang bezien en in verband met de eveneens hierna opgenomen overige redengevende feiten en omstandigheden, betrekking hebben op de opzettelijke invoer van een hoeveelheid cocaïne.
Op 2 januari 2009 om 20.33 uur belt verdachte naar [medeverdachte 2] met de vraag hoe laat ze gaan eten. [medeverdachte 2] zegt dat hij nu niet op kantoor is maar dat verdachte het binnen kan zetten. Verdachte is het daar niet mee eens. [medeverdachte 2] zal terugbellen. Verdachte zegt nog dat het snel moet, binnen een half uur, anders heeft hij geen trek meer om te eten.(106) Even later belt [medeverdachte 2] naar verdachte met de vraag of hij een broodje bij hem komt eten. Hij is op kantoor en zegt dat het hier nu goed is. Verdachte zegt: “Ga naar achterin joh, is beter”, waarop [medeverdachte 2] zegt dat het daar nu niet goed is.(107) In de volgende gesprekken geeft [medeverdachte 2] aan dat hij bij Avia Partner is(108) en vraagt verdachte [medeverdachte 2] naar buiten te komen, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij daar heen komt.(109)
Op 2 januari 2009 om 22.14 uur belt verdachte naar een persoon die wordt aangeduid als [bijnaam]. Verdachte heeft [bijnaam] nodig en zij spreken af bij het benzinestation bij Mercuri.(110) Uit de Schipholpasgegevens van verdachte blijkt dat hij op 2 januari 2009 om 22.20 uur Schiphol heeft verlaten via P40.(111)
Op 2 januari 2009 om 23.32 uur belt [medeverdachte 2] verdachte die zegt dat [medeverdachte 2] gewoon kan komen. [medeverdachte 2] zal bellen als hij in de buurt is.(112) Even later belt [medeverdachte 2] verdachte en vraagt waar [verdachte] staat en of alles daar goed is. Ze spreken af dat verdachte achter [medeverdachte 2] aan rijdt.(113) Uit de Schipholpasgegevens van [medeverdachte 2] blijkt dat hij op 2 januari 2009 om 23.40 uur het beschermde gebied van de luchthaven Schiphol heeft verlaten en het om 23.47 uur weer heeft betreden.(114)
Op 3 januari 2009 om 1.09 uur belt [medeverdachte 2] naar verdachte en vraagt of alles goed is gegaan. Verdachte bevestigt dat; hij zal morgen bellen.(115) Om 18.02 uur belt verdachte naar [medeverdachte 2] en zegt dat het nog niet klaar is; hij heeft hem net gebeld. Hij denkt dat het morgen klaar is, dan belt hij [medeverdachte 2] morgen. [medeverdachte 2] vraagt nog hoeveel het was.(116)
Op 4 januari 2009 om 11.31 uur belt verdachte naar [bijnaam] die zegt dat hij verdachte zo zal terugbellen omdat hij een paar briefjes voor hem heeft.(117) Om 13.28 uur belt verdachte naar [medeverdachte 2]. Zij spreken af bij het BP-tankstation aan de Lelylaan.(118)
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat meneer B in januari 2009 nog naar hem is toegekomen met de vraag of hij koffers voor hem van het luchthaventerrein kon afrijden. Hij heeft dat toen geweigerd. Voorts heeft hij verklaard dat het toen ook om koffers met cocaïne ging, omdat verdachte het hem anders niet zou vragen. Verdachte vond het niet leuk dat hij het niet wilde doen, maar hij had kennelijk een andere optie.(119)
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland zoals beschreven in zaaksdossier B11.
Ten aanzien van feit 2
Zaaksdossier B9
Op 28 november 2008 belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij alles bekeken heeft en dat het tot nu toe goed is. [medeverdachte 1] zegt dat ‘de zaten gewoon business’ en dat hij hoopt dat ‘de van daar goed kunnen weggaan’. [medeverdachte 3] zegt dat hij het zal instellen. [medeverdachte 3] geeft desgevraagd aan dat hij er morgen is en [medeverdachte 2] ook.(120)
Op 29 november 2008 om 10.03 uur belt [medeverdachte 1] naar verdachte. [medeverdachte 1] zegt tegen verdachte dat hij rond twaalf uur daar is om in het kantoor te kijken hoe alles gaat.(121) Om 11.54 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 3] dat hij er over 5 minuten is om te kijken of alles goed is. [medeverdachte 3] vertelt dat hij slecht nieuws heeft: hij is niet vertrokken, ze hadden een of ander probleem daarginds.(122) Vervolgens wordt verdachte door [medeverdachte 1](123) en [medeverdachte 2] door [medeverdachte 3](124) ingelicht dat het niet doorgaat. In het laatstgenoemde gesprek zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 2] dat hij zich ziek kan melden want het gaat niet eerder. [medeverdachte 2] vraagt vervolgens waarom niet en of het te maken heeft met de andere kant, hetgeen door [medeverdachte 3] wordt bevestigd. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft over dit gesprek verklaard dat de persoon met wie hij sprak echt ziek was, maar dat hij voor deze zaak toch naar het werk was gekomen. Verder zegt hij dat met de andere kant, de plaats van vertrek wordt bedoeld.(125) Om 14.15 uur laat [medeverdachte 1] aan verdachte weten dat het niet doorgaat, omdat hij in het systeem heeft gezien dat de jongen aan de andere kant is gepakt.(126) Om 15.06 uur vindt nog een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] plaats waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij heeft gezien dat het niet doorging omdat de jongen gepakt is aan de andere kant. [medeverdachte 3] bevestigt dat. Verder vraagt [medeverdachte 1] hoeveel het was, waarop [medeverdachte 3] 15 zegt.(127)
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op 29 november 2008 betrokken is geweest bij de invoer van cocaïne op Schiphol. Hij was weer tussenpersoon voor [NAAM]. [NAAM] heeft hem verteld dat het niet doorging en dat het om 15 kilo ging.(128)
Op de passagierslijst van de vlucht KL744 vertrekkend op 28 november 2008 vanuit Lima, Peru komt de naam voor van [koerier 4] die business-class vliegt met als reisroute Lima-Amsterdam-Warschau. Voor deze passagier is geen stoelnummer afgegeven. In de kolom met aantekeningen betreffende de reiziger is door een medewerker van KLM ‘drugs’ genoteerd achter de naam [koerier 4]. Dit is bij geen enkele andere passagier op de lijst het geval.
Uit de informatie die is verkregen uit het rechtshulpverzoek aan Peru blijkt dat [koerier 4] op 28 november 2008 is aangehouden voor illegale handel in drugs. [koerier 4] bevond zich ten tijde van zijn aanhouding in de VIP-lounge van de internationale vertrekken en was voornemens met de KLM af te reizen naar Amsterdam met als eindbestemming Warschau. [koerier 4] had 14,905 kilo cocaïne bij zich in pakketten in het interieur van rugzakken die zich in zijn koffers bevonden.(129)
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat een koerier op 29 november 2008 met een zending verdovende middelen Nederland binnen zou komen. Deze koerier, [koerier 4] genaamd, is echter op 28 november 2008 in Peru aangehouden in het bezit van bijna 15 kilo cocaïne. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken tussen de diverse verdachten bij dit zaaksdossier, blijkt dat zij elkaar informeren dat de zending niet doorgaat omdat de koerier is aangehouden.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van de poging opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland zoals beschreven in zaaksdossier B9.
Ten aanzien van feit 3
Zaaksdossier B13
Incident 1
Op 17 september 2008, aan het einde van middag, wordt medeverdachte [medeverdachte 1] gebeld door een onbekende man. Deze onbekende laat weten dat hij klaar is voor ‘P’ morgen. De onbekende laat echter ook weten dat hij nog niet de tags van het meisje heeft en vraagt [medeverdachte 1] welke aansluiting hij wilde hebben. [medeverdachte 1] laat hierop weten dat hij de AZ109 wil hebben.(130) Een half uur later belt [medeverdachte 1] naar deze onbekende man. Deze laat weten dat er vandaag iets vertrekt met die ‘P’ en dat hij er vijftien stuurt. De onbekende man laat tevens weten dat het niet met de 792 komt maar met de 744 en dat hij nadere informatie zal sturen.(131) Later die dag neemt [medeverdachte 1] contact op met verdachte en vertelt hem dat hij vanavond de informatie voor morgen krijgt en dat verdachte zijn telefoon aan moet houden.(132)
Korte tijd later belt de onbekende man weer naar [medeverdachte 1] en laat hem weten dat alles in orde is en dat er drie kleine enveloppen komen met in elk vijf euro, deze kleine enveloppen zitten in een grote envelop. Zodra het weg is zal de onbekende man aan [medeverdachte 1] de informatie sturen die nodig is.(133) Een klein uur later belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] laat [medeverdachte 3] weten dat als het morgen mooi weer is er gevoetbald wordt. [medeverdachte 3] antwoordt desgevraagd dat hij morgen beschikbaar is om te spelen. [medeverdachte 1] zal een team samenstellen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens telefonisch contact met [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] laat hem weten dat hij er de volgende dag niet is omdat hij vrij is.(134) Dit gegeven wordt door [medeverdachte 1] doorgegeven aan verdachte. Verdachte informeert bij [medeverdachte 1] hoe laat het komt. [medeverdachte 1] antwoordt dat het om ongeveer twee uur komt waarop verdachte laat weten dat hij er dan is. [medeverdachte 1] zegt tegen verdachte dat de [bijnaam medeverdachte 3] en hij er ook zullen zijn.(135) Om 22.27 uur heeft [medeverdachte 1] wederom contact met de onbekende man. [medeverdachte 1] laat hem weten dat alles gereed is en dat hij op de informatie wacht. De onbekende laat weten dat het nog niet vertrokken is maar zodra dat gebeurd is zal hij de informatie per sms doorgeven aan [medeverdachte 1].(136) De volgende ochtend ontvangt [medeverdachte 1] van de onbekende man het sms-bericht met de tekst: ‘Cancel’.(137) Vervolgens laat [medeverdachte 1] aan verdachte(138) en [medeverdachte 3](139) weten dat het niet doorgaat.
Onderzoek heeft uitgewezen dat op 18 september 2008 de KL744 uit Peru aankwam op Schiphol.(140) Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard dat als telefonisch werd gesproken over voetballen, dat dan eigenlijk een zending verdovende middelen werd bedoeld.(141)
Op basis van deze verklaring, de tapgesprekken, het sms-bericht en de wijze waarop verdachte en zijn mededaders gedurende de gehele periode waar het onderzoek Socrates betrekking op heeft, drugstransporten organiseerden, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte en zijn mededaders in versluierd taalgebruik praten over het onderscheppen van verdovende middelen. Uit de tapgesprekken blijkt derhalve dat medeverdachte [medeverdachte 1] verneemt dat de volgende dag een zending verdovende middelen vanuit Peru met de KL744 aankomt. [medeverdachte 1] geeft daarop door welke doorvlucht de koerier moet nemen. Tevens zorgt hij ervoor dat verdachte en [medeverdachte 3] beschikbaar zijn voor het onderscheppen van een koffer. De beschikbaarheid van de afhalers is in de verschillende zaaksdossiers een voorwaarde gebleken om drugstransporten te organiseren. Dit leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte aangemerkt dient te worden als medepleger van voorbereidingshandelingen voor voormeld drugstransport.
Incident 2
Uit onderstaande tapgesprekken, in samenhang met de werkwijze waarop verdachte en zijn mededaders gedurende de gehele periode waar het onderzoek Socrates betrekking op heeft, drugstransporten organiseerden, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte en zijn mededaders in versluierd taalgebruik praten over het onderscheppen van verdovende middelen. Wederom krijgt medeverdachte [medeverdachte 1] telefonisch door dat er een zending verdovende middelen wordt opgestuurd. Teneinde deze zending te onderscheppen schakelt hij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] in. Verdachte heeft bij [medeverdachte 1] aangegeven, dat hij beschikbaar is om de zending te onderscheppen. De rol van verdachte bij de voorbereiding van het transport is een cruciale nu telkens weer is gebleken dat de beschikbaarheid van de personen die de koffer met verdovende middelen in de bagagekelder moeten onderscheppen, mede bepaalt of de koffer gestuurd wordt. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders zodat hij als medepleger van de voorbereidingshandelingen van deze invoer van verdovende middelen dient te worden aangemerkt.
Op 22 september 2008 om 20.15 uur geeft [medeverdachte 1] aan verdachte door dat hun vriend [onbekende] weer terug is en dat deze hen ergens van op de hoogte zal brengen.(142) De volgende dag wordt [medeverdachte 1] gebeld door een onbekende man die laat weten dat hij voor morgenmiddag een leraar heeft voor een les. [medeverdachte 1] zegt hierop dat hij binnen enkele minuten terug zal bellen.(143) [medeverdachte 1] neemt kort hierna contact op met verdachte en zegt hem dat [onbekende] hem zojuist heeft laten weten dat ze wat voor morgenmiddag hebben. [medeverdachte 1] vraagt aan verdachte of ze dat kunnen doen. Als [medeverdachte 1] zegt dat het morgen om twee uur komt antwoordt verdachte, dat het goed is en dat hij er om ongeveer één uur of half twee zal zijn.(144) Direct hierna laat [medeverdachte 1] aan de onbekende man weten dat ze er voor moeten gaan.(145) Na dit gesprek neemt [medeverdachte 1] meteen contact op met [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] informeert bij [medeverdachte 3] of deze de volgende dag werkt. [medeverdachte 3] geeft aan dat hij vrij is maar dat [de vreemdel[medeverdachte 2] wel in de middag werkt. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij [de vreemdel[medeverdachte 2] al heeft geprobeerd te bellen maar dat hij hem niet aan de lijn krijgt. [medeverdachte 1] zegt dat hij denkt dat hij voor morgen mensen nodig heeft. Ze spreken af dat [medeverdachte 3] contact met [de vreemdel[medeverdachte 2] opneemt.(146) Later die avond hebben de onbekende man en [medeverdachte 1] wederom contact. [medeverdachte 1] krijgt dan te horen dat hij een en ander binnen een uur te horen krijgt.(147) De volgende ochtend om 8.46 uur belt een andere onbekende man naar [medeverdachte 1]. Deze man laat weten dat ze geen ticket voor de stad konden krijgen en vraagt of de bus van 9.00 uur dan misschien goed is. [medeverdachte 1] laat weten dat dat niet goed is. [medeverdachte 1] zegt de onbekende man dat de nul negen wel goed is en de nul zeven niet.(148) Later die ochtend stuurt [medeverdachte 1] een bericht met de tekst ‘afzeggen’ naar verdachte.(149) In de middag wordt door [medeverdachte 1] ook telefonisch aan verdachte doorgegeven dat het op het laatste moment niet goed is gegaan omdat er pech was aan de andere kant.(150)
Incident 3
Naar het oordeel van de rechtbank wordt door verdachte en zijn medeverdachten in de afgeluisterde gesprekken en sms-berichten versluierd taalgebruik gebezigd.
Door verdachte is geen verklaring gegeven voor de inhoud van deze telefoongesprekken en sms-berichten. Medeverdachte [medeverdachte 3] daarentegen heeft in zijn verklaring bij de rechter-commissaris aangegeven dat er in telefoongesprekken in versluierde taal werd gesproken. Zo gaan afgeluisterde gesprekken waarin wordt gesproken over voetballen en voetbalwedstrijden over zendingen verdovende middelen en niet over voetbal. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard dat het sms-bericht over de dronken passagier gaat over een zending verdovende middelen maar dat dit niet is doorgegaan.(151)
Uit de tapgesprekken komt naar voren dat [medeverdachte 1] voor het weekend van 18 en 19 oktober twee zendingen verdovende middelen verwacht. [medeverdachte 3] geeft [medeverdachte 1] informatie door over de stand van zaken van deze zendingen. Teneinde deze zendingen op Schiphol te kunnen onderscheppen heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] en verdachte geregeld om dit te kunnen doen. Gelet op het gebruikte versluierde taalgebruik kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de hierna genoemde berichten en gesprekken, in onderling verband en samenhang bezien en in verband met de eveneens hierna opgenomen overige redengevende feiten en omstandigheden, betrekking hebben op voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van een hoeveelheid cocaïne.
Op 9 oktober 2008 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] om door te geven dat de zending verdovende middelen niet dit weekend op Schiphol aankomt maar het weekend van de achttiende en negentiende. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij dat weekend aanwezig is op Schiphol. Hij vraagt aan [medeverdachte 1] of hij dat weekend dezelfde mensen kan optrommelen die in eerste instantie dit weekend zouden helpen bij de invoer van de verdovende middelen. [medeverdachte 2] vraagt [medeverdachte 1] of hij de mensen voor het voetbal kan regelen, hetzelfde team als voor dit weekend. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij voor het komende weekend bezig is voor iets van zijn eigen kant. Hij vraagt aan [medeverdachte 2] of hij ochtend- of middagdienst heeft. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij ochtenddienst heeft en dat [medeverdachte 3] in de middag dienst heeft.(152)
[medeverdachte 1] geeft aan verdachte door dat de twee partijen op 12 oktober 2008 niet zullen doorgaan maar dat het naar volgende week is verplaatst.(153)
Op 13 oktober 2008 informeert [medeverdachte 1] bij [medeverdachte 3] of zijn vriendin nog iets gaat doen voor het weekend. [medeverdachte 3] bevestigt dit.(154) Verdachte geeft de volgende dag aan [medeverdachte 1] door dat hij aankomend weekend in de ochtend moet werken. [medeverdachte 1] laat weten dat dit goed is want dan kunnen ze in de middag voetballen.(155) Op 15 oktober 2008 informeert [medeverdachte 1] verdachte dat er zaterdag een in de ochtend en een in de middag komt. Verdachte geeft aan dat hij er die dag zal zijn.(156) [medeverdachte 1] belt twee dagen later aan verdachte door dat er de volgende dag maar één komt, namelijk die van twee uur. [medeverdachte 1] belooft de volgende dag bij verdachte langs te komen om hem de gegevens te verstrekken.(157)
Op 18 oktober 2008 in de nacht ontvangt [medeverdachte 1] een sms-bericht, afkomstig van [medeverdachte 3]. In het bericht staat dat de vriend niet kan komen omdat hij te dronken was.(158) Die ochtend informeert verdachte bij [medeverdachte 1] of de wedstrijd is afgelast. [medeverdachte 1] laat verdachte weten dat dit niet het geval is.(159) Later in de ochtend van 18 oktober 2008 geeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] door dat hij in het computersysteem heeft zien staan dat de passagier toch een stoelnummer voor de vlucht heeft gekregen. Ze spreken af elkaar in het kantoor te ontmoeten.(160) Verdachte neemt aan het eind van de ochtend contact op met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij op de pier bij 43 is. Verdachte komt naar hem toe.(161)
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 9 oktober 2008 tot en met 18 oktober 2008 tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland heeft verricht.
Incident 4
Naar het oordeel van de rechtbank wordt door verdachte en zijn medeverdachten in de afgeluisterde gesprekken en sms-berichten versluierd taalgebruik gebezigd.
Door verdachte is geen verklaring gegeven voor de inhoud van deze telefoongesprekken en sms-berichten. Medeverdachte [medeverdachte 3] daarentegen heeft in zijn verklaring bij de rechter-commissaris aangegeven dat er in telefoongesprekken in versluierde taal werd gesproken.
Uit de tapgesprekken komt naar voren dat [medeverdachte 1] voor maandag een zending verdovende middelen verwacht. Teneinde deze te kunnen onderscheppen neemt hij contact op met verdachte die bevestigt dat de bagage van de vlucht van LOT (de Poolse luchtvaartmaatschappij) beneden wordt afgehandeld. Verdachte op zijn beurt gaat kijken wie er die maandag bij de bagageafhandeling van de AZ vlucht werkt.
Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders zodat hij als medepleger van de voorbereidingshandelingen van deze invoer van verdovende middelen dient te worden aangemerkt.
Op 18 oktober 2008 belt [medeverdachte 1] naar verdachte. [medeverdachte 1] laat weten dat er misschien iets is voor de hele vroege van maandag. [medeverdachte 1] zegt tevens dat het gaat met de LOT naar Warschau. Verdachte antwoordt desgevraagd dat deze naar beneden, naar de Zuid gaat.(162) De volgende middag krijgt verdachte van [medeverdachte 1] telefonisch de opdracht te gaan kijken op het lijstje wie de volgende dag werkt bij de AZ.(163)
Op 19 oktober 2008 wordt [medeverdachte 1] door NNman [NN3] gebeld met de mededeling dat het niet doorgaat. Hiertoe heeft men besloten omdat [medeverdachte 1] niet zelf in de buurt kan zijn als de zending aan zou komen. [medeverdachte 1] verzoekt NNman [NN3] om aan Sister door te geven dat donderdag tot zondag ok is. [medeverdachte 1] laat weten dat hij alle lijsten van LO al heeft gemaakt.(164)
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 18 oktober 2008 tot en met 19 oktober 2008 tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland heeft verricht.
Incident 5
Naar het oordeel van de rechtbank wordt door verdachte en zijn medeverdachten in de afgeluisterde gesprekken en sms-berichten versluierd taalgebruik gebezigd.
Door verdachte is geen verklaring gegeven voor de inhoud van deze telefoongesprekken en sms-berichten.
Uit de tapgesprekken komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 1] wordt gevraagd om op 9 november 2008 een koffer met verdovende middelen te onderscheppen. [medeverdachte 1] informeert vervolgens bij verdachte of er in het weekend twee zendingen verdovende middelen op Schiphol aankomen, hetgeen verdachte bevestigt. Door [medeverdachte 1] worden vervolgens meerdere mensen ingeschakeld om op 9 november 2008 te helpen bij het onderscheppen van de koffer. Zo worden [medeverdachte 8] en verdachte ingeschakeld om de koffer te zoeken en moet [medeverdachte 3] kijken of er mensen van de douane staan bij de vlucht waarmee de koffer zal aankomen. Gebleken is dat verdachte op 9 november 2008 tussen 5.35 uur en 14.01 uur op Schiphol was.(165) De koffer wordt niet gevonden. Ook [medeverdachte 2] wordt daarvan door [medeverdachte 1] op de hoogte gebracht.
Gelet op het gebruikte versluierde taalgebruik kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de hierna genoemde gesprekken, in onderlinge samenhang bezien betrekking hebben op voorbereidingshandelingen tot het invoeren van een hoeveelheid verdovende middelen.
[medeverdachte 1] wordt op 5 november 2008 gebeld door NNman-[NN4]. NNman wil zondagmorgen vroeg in de ochtend op 9 november 2008 iets doen. Hij vraagt of het [medeverdachte 1] uitkomt. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij het zal proberen.(166) [medeverdachte 1] informeert bij [medeverdachte 2] of er in het weekend één in de ochtend en één in de middag komt. [medeverdachte 2] bevestigt dit.(167) [medeverdachte 1] belt naar [medeverdachte 8] en vraagt om zijn hulp die zondagochtend. Ook [medeverdachte 8] is bereid om te helpen. [medeverdachte 1] laat [medeverdachte 8] weten dat het belangrijk is en dat zij beiden zullen eten.(168) Vervolgens geeft [medeverdachte 1] aan verdachte door dat zondag doorgaat.(169) [medeverdachte 8] meldt aan [medeverdachte 1] dat het hem niet is gelukt om zijn dienst om te ruilen voor zondag 9 november 2008.(170) [medeverdachte 1] geeft op 9 november 2008 door aan verdachte dat hij nu eerst naar hun vriend gaat om informatie op te halen en dat hij daarna naar verdachte komt.(171) [medeverdachte 1] vertelt vervolgens aan [medeverdachte 3] dat ze over 1 a 1,5 uur een feestje hebben en dat hij de vriend heeft gesproken en dat hij de voetbal gaat ophalen om later te kunnen voetballen. [medeverdachte 3] vindt het geen probleem.(172) Op 9 november 2008 om 9.45 uur stuurt [medeverdachte 1] het bericht: ‘096321 [woord 4]’ naar zichzelf.(173) Kort hierna laat [medeverdachte 1] aan verdachte weten dat hij een sms gaat sturen en dat het met de 107 gaat.(174) Enkele minuten later sms’t [medeverdachte 1] het voormelde bericht naar verdachte.(175) Tegen het eind van de ochtend vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] of hij wil kijken of er bij de 792 een ‘Big Brother’ staat. Over 20 minuten is [medeverdachte 1] bij [medeverdachte 3].(176) Verdachte geeft om 12.00 uur aan [medeverdachte 1] door dat hij nog steeds niets heeft gevonden maar dat hij nog blijft doorzoeken.(177) Om 12.30 uur belt [medeverdachte 1] met verdachte. [medeverdachte 1] staat bij [medeverdachte 3] en geeft aan verdachte door dat ze de koffer met de verdovende middelen nog steeds niet hebben gevonden.(178) Verdachte heeft ook nog gekeken tussen de bagage voor de doorvlucht met de 109 maar ook daartussen heeft hij niets gevonden.(179) Ook [medeverdachte 2] wordt op de hoogte gebracht door [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij hoofdpijn heeft.(180) Op 9 november 2008 om 18.20 uur concluderen [medeverdachte 1] en verdachte dat het niet meer gaat lukken.(181)
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 5 november 2008 tot en met 10 november 2008 tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland heeft verricht.
Incident 6
Naar het oordeel van de rechtbank wordt door verdachte en zijn medeverdachten in de afgeluisterde gesprekken en sms-berichten versluierd taalgebruik gebezigd.
Door verdachte is geen verklaring gegeven voor de inhoud van deze telefoongesprekken en sms-berichten.
Uit de tapgesprekken komt naar voren dat verdachte in afwachting is van een zending verdovende middelen. Ook [medeverdachte 3] is in afwachting van een zending. Ze besluiten om samen te werken. De datum waarop de zending voor verdachte aankomt verandert echter regelmatig. Uit de tapgesprekken blijkt tevens dat medeverdachte [medeverdachte 4] de koffer moet onderscheppen. Echter, als blijkt dat de zending niet aankomt wordt hij afgezegd: ‘het regent pijpenstelen’. Op 15 november 2008 geeft verdachte de naam van een koerier en een tagnummer door aan [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] kijkt in het systeem om te zien of de koerier en de bagage aan boord van de vlucht zijn gegaan. De gegevens zijn voor [medeverdachte 1] na herhaalde pogingen niet terug te vinden. Uiteindelijk wordt geconcludeerd dat de zending niet is verstuurd. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft bij de Koninklijke Marechaussee verklaard dat het gesprek over een gozer die ergens mee zit gaat, over iemand die een koffer met drugs naar Schiphol wilde laten komen en dat hij daarom verdachte heeft ingeschakeld. Door deze persoon is aan [medeverdachte 4] gevraagd of hij iemand kende die professioneel is waarop [medeverdachte 4] de naam van verdachte heeft genoemd. Met de term ‘samen solliciteren’ wordt het samenwerken om koffers binnen te halen bedoeld. Als aan [medeverdachte 4] door de verbalisanten wordt gevraagd wat bedoeld wordt met ‘dat ding gaat niet door omdat het regent’ antwoordt [medeverdachte 4] dat hij het niet meer weet maar als hij het zo bekijkt dan wordt bedoeld dat de koffer met cocaïne niet komt. Daarnaast heeft [medeverdachte 4] verklaard dat als hij de koffer had gevonden dan moest hij deze aan [medeverdachte 1] of verdachte geven.(182)
Op 8 november 2008 belt verdachte naar ene [onbekende 2] en zegt dat het vandaag om 6 uur is binnengekomen en dat hij morgen weer om 6 uur binnen komt. [onbekende 2] zegt dat het mooi is en dat ze het kunnen regelen.(183) Op 8 november 2008 om 15.35 uur heeft verdachte telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] zegt dat hij met een gozer zit die iets heeft en dat ze willen werken, ze willen samen solliciteren. Verdachte en [medeverdachte 4] spreken af voor de volgende dag.(184) Op 9 november 2008 om 18.20 uur belt verdachte naar [medeverdachte 1] en informeert bij [medeverdachte 1] of deze en [medeverdachte 3] op dinsdag werken omdat verdachte misschien iets voor zijn broer heeft. [medeverdachte 1] laat weten dat hij niet moet werken maar er wel is en dat ook [medeverdachte 3] die dag werkt.(185) De volgende dag laat [medeverdachte 1] aan verdachte weten dat als er iets uit het systeem nodig is dan kan [medeverdachte 1] daar voor zorgen.(186) Op 10 november 2008 om 18.15 uur laat verdachte aan [medeverdachte 1] weten dat hij is gebeld en dat hij heeft gehoord dat dinsdag onmogelijk is maar dat woensdag wel kan. [medeverdachte 1] zegt tegen verdachte dat dit geen probleem is.(187) Op 11 november 2008 om 18.41 uur laat verdachte aan [medeverdachte 1] weten dat hij gesproken heeft met zijn broer en vriend en dat de datum weer veranderd is. Verdachte stelt voor om met [medeverdachte 3] samen te werken. [medeverdachte 1] zal een afspraak regelen.(188) Op 11 november 2008 belt medeverdachte [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] en zegt dat de broer van hun vriend wil afspreken om samen iets te delen. Ze regelen een ontmoeting voor de volgende dag.(189) Op 13 november 2008 belt verdachte naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zegt dat ze één klusje hebben dit weekend. Verdachte zegt dat als het goed gaat hij ook op zaterdag voor zijn broer en zijn vrienden heeft. [medeverdachte 1] zegt dat ze misschien allemaal kunnen profiteren.(190) Dezelfde dag belt [medeverdachte 3] naar verdachte en zij spreken af om elkaar overmorgen te zien en dat zaterdag oke is.(191) Op 14 november 2008 belt verdachte naar medeverdachte [medeverdachte 4] en zegt dat het weer niet door gaat, omdat het pijpenstelen regent en dat het misschien maandag wordt.(192) Op 15 november 2008 te 0.09 uur belt verdachte naar [medeverdachte 1] en vraagt of hij morgen vroeg heeft. [medeverdachte 1] zegt dat de tijd is veranderd en vraagt of verdachte even die naam kan sturen.(193) Ongeveer een uur later stuurt verdachte een sms naar [medeverdachte 1] met het bericht “[woord 2] 356600”.(194) Enige tijd later belt verdachte naar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] zegt dat de naam niet klopt. Verdachte geeft aan [medeverdachte 1] het nummer door. [medeverdachte 1] zegt tegen verdachte dat de naam niet in het systeem staat en dat hij dat normaal altijd bij de 754 kan zien.(195) Weer even later meldt verdachte aan [medeverdachte 1] dat de passagier met de 109 verder zou gaan. [medeverdachte 1] zegt hierop dat er geen passagiers voor de 109 of de 107 zijn.(196) Als [medeverdachte 1] alle gegevens in het systeem heeft gecontroleerd laat hij verdachte weten dat de naam niet voorkomt, het tagnummer niet en dat er geen passagier is met een doorvlucht met een AZ.(197)
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 8 november 2008 tot en met 15 november 2008 tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland heeft verricht.
Incident 7
Naar het oordeel van de rechtbank wordt door verdachte en zijn medeverdachten in de afgeluisterde gesprekken en sms-berichten versluierd taalgebruik gebezigd.
Door verdachte is geen verklaring gegeven voor de inhoud van deze telefoongesprekken en sms-berichten.
Uit de tapgesprekken komt naar voren dat verdachte en [medeverdachte 1] in afwachting zijn van een zending verdovende middelen. Verdachte krijgt bericht dat de zending niet doorgaat. Dit geeft hij door aan [medeverdachte 1]. Verdachte laat blijken dat hij niet gelukkig is met deze gang van zaken omdat hij speciaal voor deze zending naar Schiphol was gegaan.
Gelet op het gebruikte versluierde taalgebruik kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de hierna genoemde gesprekken, in onderling verband en samenhang bezien betrekking hebben op voorbereidingshandelingen tot het invoeren van een hoeveelheid verdovende middelen.
Op 21 december 2008 belt verdachte naar een onbekende man die aangesproken wordt met ‘broertje’ en die aan verdachte vraagt of hij de volgende dag kan voetballen. Verdachte geeft aan dat hij kan en zegt dat hij de volgende dag nachtdienst heeft. Beiden spreken af elkaar de volgende dag te treffen.(198) Op 22 december 2008 stuurt verdachte naar [medeverdachte 1] een sms-bericht met daarin de mededeling dat het weer niks is.(199) Diezelfde dag aan het einde van de middag belt verdachte naar [medeverdachte 1]. Tijdens dit telefoongesprek laat [medeverdachte 1] weten dat hij het sms-bericht heeft gekregen en dat hij niet snapt dat er telkens van alles beloofd wordt. Verdachte laat blijken het daarmee eens te zijn en dat hij speciaal ervoor naar zijn werk is gegaan en dat dit nu al de tweede keer achter elkaar is.(200) Op 25 december 2008 hebben beiden wederom telefonisch contact met elkaar. Verdachte geeft desgevraagd aan: ‘nog steeds hoofdpijn, je weet toch, met die gasten’.(201) Op 27 december 2008 heeft verdachte wederom contact met de onbekende man, ‘broertje’. Verdachte vraagt de onbekende man wanneer het volgende partijtje is. De onbekende man laat weten dat hij moet navragen wat ze zeggen.(202)
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 21 december 2008 tot en met 27 december 2008 tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland heeft verricht.
Incident 8
Bij incident 8 van zaaksdossier B13 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij voorbereidingshandelingen heeft verricht ten behoeve van het invoeren van verdovende middelen door bagagelabels van koffers te halen.
Medeverdachte [medeverdachte 6](203) heeft in zijn algemeenheid over de modus operandi met betrekking tot bagagelabels verklaard. Deze verklaring komt erop neer dat gebruikte bagagelabels naar een bron- en doorvoerland van verdovende middelen worden verstuurd. Daar worden deze bagagelabels aan koffers met verdovende middelen bevestigd en de koffers gaan aan boord van het vliegtuig dat naar Schiphol vliegt. Na aankomst worden de koffers in het transport/bagagesysteem van Schiphol geplaatst. Het systeem is in staat om de bagagelabels te lezen en transporteert de koffers naar de juiste banden. Daar het een gebruikt bagagelabel betreft komt de koffer met verdovende middelen op een bepaalde bagageband in de bagagekelder terecht die bekend is bij verdachte en zijn medeverdachten.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat meneer X hem heeft gezegd dat het niet alleen met een passagier kon maar ook met labels die, via [NAAM], opgestuurd moesten worden naar het buitenland. In het buitenland kon zodoende het label aan de koffer met verdovende middelen worden gehangen. Op Schiphol kon een dergelijke koffer worden herkend door meneer X en zijn mensen.(204)
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij door verdachte is gevraagd om bagagelabels van een bepaalde vlucht en soms een label van een vlucht die nog door moest en dat hij deze labels van koffers heeft gehaald. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij met ‘744’ een vluchtnummer bedoelde en dat het gesprek met verdachte op 25 en 27 september 2008 over bagagelabels gaat.(205)
Naar het oordeel van de rechtbank wordt, op basis van het voorgaande, door verdachte en zijn medeverdachten in de afgeluisterde gesprekken en sms-berichten versluierd taalgebruik gebezigd ten aanzien van het voor zich verwerven van bagagelabels teneinde deze op enig moment te kunnen gebruiken bij het sturen vanuit een bron- of doorvoerland van een koffer met verdovende middelen, via de zogenaamde airbagmethode. Door verdachte is geen verklaring gegeven voor de inhoud van deze telefoongesprekken en sms-berichten.
Op 3 september 2008 belt [bijnaam medeverdachte 7] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 7]) naar verdachte. [bijnaam medeverdachte 7] vraagt naar een ticket voor haar.(206) Op 17 september 2008 belt NNman-[NN5] naar [medeverdachte 1]. Door de onbekende man wordt doorgegeven dat [medeverdachte 1] de brief voor haar moet halen. Hierop antwoordt [medeverdachte 1]: ‘ja ja, het ticket’ en laat hij weten dat hij het reeds besteld heeft.(207) NNman-[NN6] belt naar [medeverdachte 1]. De onbekende man laat weten dat hij het ticket voor het meisje nog niet heeft maar dat gezegd wordt dat [medeverdachte 1] dat kan regelen.(208)
Op 19 september 2008 heeft verdachte contact met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] laat weten dat om een ticket is gevraagd dat hij naar de dame moet sturen en dat hij heeft laten weten dat hij ze al besteld heeft. Verdachte laat weten dat hij het gaat regelen.(209)
Op 22 september 2008 belt verdachte naar [medeverdachte 4]. Verdachte vraagt om 10 tickets, 5 van ‘dit’ en 5 van ‘dat’ en vraag aan [medeverdachte 4] of hij dat kan regelen. [medeverdachte 4] concludeert dat verdachte 744 bedoelt en verdachte vult 792 aan.(210)
Op 25 september 2008 is er telefonisch contact tussen verdachte en [medeverdachte 4]. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 4] of hij die dingen heeft geregeld. [medeverdachte 4] antwoordt dat hij er twee heeft geregeld voor de avond van 744.
Op 16 december 2008 belt verdachte naar [medeverdachte 1] en zegt dat hij nog vijf kaartjes voor die wedstrijd van twee uur heeft en vraagt of [medeverdachte 1] deze nog nodig heeft.(211)
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 juni 2008 tot en met 13 januari 2009 tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen gericht op de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland heeft verricht.
Ten aanzien van feit 4
Zaaksdossier B14
Naar vaste rechtspraak is van een criminele organisatie onder meer sprake als die organisatie het plegen van misdrijven voor ogen heeft, de deelnemers aan de organisatie van dat oogmerk op de hoogte zijn en hier een aandeel in hebben, ofwel gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Een criminele organisatie dient zich voorts te kenmerken door een zekere bestendigheid of duurzaamheid van het gestructureerde samenwerkingsverband, waarbij niet is vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Op grond van na te noemen feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] hebben deelgenomen aan een criminele organisatie.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen.
In de onderlinge contacten tussen verdachte en genoemde medeverdachten is veelvuldig en op georganiseerde wijze gebruik gemaakt van mobiele telefoons. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een criminele organisatie is met name van belang dat er via mobiele telefoons frequent contact tussen verdachte en zijn opdrachtgevers is geweest, in het bijzonder tussen verdachte en [medeverdachte 1].
Ten aanzien van het zaaksdossier B2 is hiervoor onder 4.3 vast komen te staan dat verdachte van [medeverdachte 1] de naam van de koerier en de gegevens van de vlucht en koffer doorgestuurd krijgt en laat verdachte aan [medeverdachte 1] weten dat hij een koffer heeft gevonden en veiliggesteld. Bovendien is met betrekking tot dit zaaksdossier door medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard over het feit dat meneer B (waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte hiermee bedoeld wordt) hem de koffer met drugs doorgaf waarna hij zelf de koffer van de luchthaven reed. In zaaksdossier B4 is het wederom verdachte die van [medeverdachte 1] de naam van de koerier en vlucht- en bagagegegevens doorgestuurd krijgt teneinde op zoek te gaan naar een koffer. Ook in zaaksdossier B5 krijgt [medeverdachte 1] van [medeverdachte 3] door dat er een zending verdovende middelen in het weekend komt. Dit is voor [medeverdachte 1] aanleiding om verdachte in te seinen om zich het weekend beschikbaar te houden. Deze werkwijze, waarbij [medeverdachte 1] van contactpersonen van de organisatie(s) (medeverdachten [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3]) gegevens krijgt over op handen zijnde drugstransporten en hij mensen die werkzaam zijn in de bagageafhandeling, zoals verdachte, vraagt zich beschikbaar te houden om naar een koffer te zoeken, is terug te zien bij de vele zaaksdossiers in het onderzoek waarbij verdachte een onmisbare schakel vormde. Immers, pas nadat verdachte of anderen aan, voornamelijk, [medeverdachte 1] hadden doorgegeven dat zij beschikbaar waren, werd groen licht gegeven voor het sturen van een koffer met verdovende middelen.
Door de organisatie waar verdachte onderdeel van uit maakt wordt daarnaast telkenmale gebruik gemaakt van passagierslijsten van doorvluchten. In verschillende zaaksdossiers is dit van belang gebleken in verband met de uit te printen passagierslijst, waarmee verdachte tegenover de organisatie het bewijs kon leveren dat de verdovende middelen waren onderschept door de Douane/Koninklijke Marechaussee en niet waren gestolen door verdachte en/of zijn medeverdachten.
Daarnaast heeft verdachte een aansturende rol vervuld. Zo heeft medeverdachte [medeverdachte 4] verklaard dat hij op verzoek van verdachte bagagelabels van koffers heeft gehaald. Zoals hiervoor onder feit 3 incident 8 is overwogen, is komen vast te staan dat dergelijke bagagelabels gebruikt worden voor het sturen van een koffer verdovende middelen.
Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een criminele organisatie is voorts van belang dat er via mobiele telefoons zeer frequent contact is geweest tussen verdachte en de medeverdachten in verband met het feitelijk onderscheppen van koffers en deze van de airside naar de landside te (laten) vervoeren. Gebleken is dat verdachte veelvuldig telefonische contacten en sms-contacten heeft onderhouden onder meer in zaaksdossier B1 met medeverdachte [medeverdachte 1] in onder andere zaaksdossier B2(212), B3(213), B4(214), B5(215), B8(216) en B9(217), met [medeverdachte 4](218) en met [medeverdachte 2] in onder andere zaaksdossier B11(219). Deze contacten hadden steeds tot doel toegang te krijgen tot locaties om computersystemen te raadplegen dan wel onderschepte koffers tijdelijk weg te zetten, het doorgeven van informatie over te onderscheppen koffers, het navragen of en het doorgeven dat koffers zijn onderschept, het doorgeven dat koffers door de Douane/de Koninklijke Marechaussee in beslag zijn genomen, het maken van afspraken over het overdragen en verder vervoeren van onderschepte koffers, het aanleveren van passagierslijsten en het maken van afspraken over het uitbetalen van verdachte en zijn medeverdachten.
Dat gesproken kan worden van een gestructureerde organisatie kan worden afgeleid uit de modus operandi zoals onder 4.2.1 reeds overwogen. De verdovende middelen waren steeds afkomstig uit Suriname (B2), Brazilië (B3 en B5), Equador (B4 en B10) en Peru (B8 en B9) en moesten telkens op Schiphol onderschept worden, voordat de koeriers zouden doorvliegen met de AZ naar Italië, waarbij de transferbagage werd afgehandeld door Menzies Aviation, de werkgever van verdachte [verdachte] en medeverdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] en voormalig werkgever van medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4]. Voor het verdere vervoer van de airside naar de landside werd gebruik gemaakt van een bedrijfsauto van de Spaanse luchtvaartmaatschappij Iberia, de werkgever van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2].
Zoals onder 4.2.4 reeds overwogen, gaat de rechtbank op grond van de aldaar genoemde feiten en omstandigheden er vanuit, dat bij de bewezenverklaarde transporten en/of de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen het steeds om cocaïne gaat.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken heeft de rechtbank afgeleid, dat verdachte en zijn medeverdachten op de hoogte waren van de invoer van cocaïne in Nederland.
De verdachten communiceerden aan de hand van versluierd taalgebruik als zij over vluchtnummers, gereed maken voor (het onderscheppen van) een zending verdovende middelen, een zending verdovende middelen en het niet doorgaan van een zending verdovende middelen spraken.(220)(221)
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een duurzaam gestructureerd en hiërarchisch samenwerkingsverband tussen de verdachten en met een min of meer vaste rolverdeling.
Ten aanzien van feit 5
Zaaksdossiers B12, B19 en B21
Op 11 januari 2009, om 2.15 uur, wordt in Badhoevedorp tijdens een observatie gezien dat er twee rode koffers worden overgeladen van de Iberia bus waarvan [medeverdachte 2] de bestuurder is in de Audi A3 van verdachte.(222) Bij de aanhouding van verdachte op 11 januari 2009 te Utrecht worden in de Audi A3 twee rode koffers aangetroffen. Geconstateerd wordt dat zich in de koffers geen verdovende middelen bevinden maar persoonlijke spullen en dat de koffers op naam staan van een [de man] uit Italië(223), die in het kader van een rechtshulpverzoek aan Italië heeft verklaard dat hij de rode koffers die op de foto aan hem getoond worden, herkent als zijn koffers en dat hij er op 7 januari 2009 op de luchthaven van Rome achter kwam dat hij deze koffers die hij op de luchthaven in Santo Domingo als ruimbagage had ingecheckt, miste. [de man] heeft aangifte van het verlies van zijn koffers gedaan.(224)
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft over dit incident bij de Koninklijke Marechaussee verklaard dat verdachte hem had gevraagd in de nacht van 11 januari 2009 hand- en spandiensten te verrichten en dat er koffers in de bus hebben gestaan. Hij verklaarde voorts dat hij wel vaker is benaderd om koffers van de luchthaven af te rijden en dat er volgens hem drugs in de koffers zitten.(225)
Voor de rechtbank staat, op basis van de omstandigheden waaronder de koffers worden overgedragen en het gegeven dat deze op naam van een ander staan, namelijk [de man], vast dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] een tweetal koffers waarvan zij weten dat deze van enig misdrijf afkomstig zijn, voorhanden hebben gehad, hebben verworven en overgedragen.
Naar aanleiding van hetgeen zich op 11 januari 2009 heeft voorgedaan is verdachte aangehouden. Na de aanhouding heeft een doorzoeking plaatsgevonden van de auto waar verdachte op dat moment in reed, een Audi A3 met kenteken [kenteken]. Deze auto is onder verdachte in beslag genomen. Daarnaast heeft er een doorzoeking plaatsgevonden van de woning aan de [adres], zijnde het adres waar de ex-vrouw van verdachte woont. Op dit adres is, na het openbreken van de meterkast, een plastic tas gevonden met daarin zes pakketjes geldbiljetten. Elk van deze pakketjes bleek € 10.000,- te bevatten, in allerlei verschillende coupures.(226) Tevens is bij verdachte bij zijn fouillering na de aanhouding een bedrag van 580,50 in beslag genomen.(227) Verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 13 januari bij de Koninklijke Marechaussee verklaard dat de € 60.000,- die in de woning van zijn ex-vrouw is aangetroffen van hem is.(228) Onderzoek naar de inkomsten van verdachte over de jaren 2007 en 2008 wijst uit dat verdachte inkomsten heeft genoten uit zijn werkzaamheden voor Menzies.(229) Verdachte heeft zelf verklaard dat zijn salaris wordt gestort op rekening van een stichting die hem helpt bij zijn schuldsanering. De schuld die verdachte heeft is volgens eigen zeggen ongeveer € 40.000,-.(230)
Naar het oordeel van de rechtbank maken de omstandigheden waaronder het grote geldbedrag is aangetroffen, te weten contant in een plastic tas in de meterkast, de inkomsten en financiële positie van verdachte en het feit dat verdachte, zoals hiervoor is genoemd, betrokken was bij de invoer van verdovende middelen, dat het niet anders kan dan dat het geld afkomstig is van misdrijf. De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie, bij de bewezenverklaring niet uitgaan van een bedrag van € 63.000,-, nu het bedrag à € 3.000,- dat in de auto van verdachte is aangetroffen niet in de tenlastelegging staat.
Met betrekking tot voornoemde auto is uit onderzoek naar voren gekomen dat deze op 9 mei 2008 door verdachte en zijn broer is gekocht. Op die dag is door de verkopende garagehouder een factuur uitgeschreven ten name van [broer van verdachte], de broer van verdachte. De verkoper heeft hierover verklaard dat twee mannen bij hem langskwamen voor de koop van de auto en dat beide mannen zich met de onderhandelingen over de prijs bemoeiden. Ook is komen vast te staan op basis van deze verklaring dat de prijs, € 14.100,-, contant is voldaan. Op 28 mei 2008 is deze auto op naam van de ex-vrouw van verdachte gezet.(231) Verdachte heeft zelf verklaard over deze auto dat hij de gebruiker is.(232)
Naar het oordeel van de rechtbank maken de omstandigheden waaronder de auto is gekocht, te weten contant, de inkomsten en financiële positie van verdachte en het feit dat verdachte, zoals hiervoor is genoemd, betrokken was bij de invoer van verdovende middelen dat het niet anders kan dan dat de auto is gekocht met geld dat is verkregen uit misdrijf.
Bij de doorzoeking van de woning van de ex-vrouw van verdachte zijn tevens drie creditcards en een rijbewijs op naam van [de vrouw] aangetroffen. Navraag bij deze [de vrouw] heeft uitgewezen dat zij deze goederen in 2007 na een reis van Edinburgh naar Amsterdam en van Amsterdam naar Londen is kwijtgeraakt. De trolley waar deze goederen in zaten bleek bij aankomst in Londen met geweld te zijn opengemaakt.(233)
Daarnaast is op hetzelfde adres een id-kaart op naam van [de man 2] aangetroffen.(234) Onderzoek heeft uitgewezen dat [de man 2] in mei 2006 aangifte heeft gedaan van diefstal van deze id-kaart.
Tenslotte is in de woning aan de [straat] een memorystick, een computer, een harddrive en een digitale videocamera aangetroffen. [de man 3] heeft voornoemde goederen herkend als zijn eigendom.(235) Onderzoek heeft uitgewezen dat door [de man 3] op 17 juni 2008 aangifte is gedaan van diefstal van zijn tas.(236)
Naar het oordeel van de rechtbank impliceert het gegeven dat verdachte deze goederen voorhanden had tevens de wetenschap dat deze van enig misdrijf afkomstig zijn.
4.4 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat
Feit 1
hij op meer tijdstippen in de periode van 28 september 2008 tot en met 2 januari 2009, te weten op
- 28 september 2008 (zaaksdossier B2) en
- 28 september 2008 (zaaksdossier B3) en
- 25 oktober 2008 (zaaksdossier B5) en
- 02 januari 2009 (zaaksdossier B11)
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I
en
hij op meer tijdstippen in de periode 25 september 2008 tot en met 2 januari 2009 te weten op de dagen;
- 25 september 2008 t/m 28 september 2008 (zaaksdossier B2) en
- 26 september 2008 t/m 28 september 2008 (zaaksdossier B3) en
- 1 oktober 2008 t/m 6 oktober 2008 (zaaksdossier B4) en
- 21 oktober 2008 t/m 25 oktober 2008 (zaaksdossier B5) en
- 5 november 2008 t/m 17 november 2008 (zaaksdossier B8) en
- 30 december 2008 t/m 02 januari 2009 (zaaksdossier B11)
-
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,telkens om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren,en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- anderen heeft getracht te bewegen om die feiten mede te plegen en
- voorwerpen en vervoermiddelen en gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):
- meermalen met elkaar en/of met een contactpersoon van opdrachtgevers telefonisch contact gelegd en onderhouden en
- meermalen afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en
- meermalen ontmoetingen gehad en gearrangeerd (op de luchthaven Schiphol en/of in Amsterdam en/of elders in NL) om afspraken te maken en informatie door te geven en
- meermalen telefonisch informatie verstrekt en/of instructies gegeven en/of informatie en/of instructies ontvangen ten behoeve van invoer van een of meer zendingen verdovende middelen en
- meermalen vlucht- en/of bagage- en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en
- meermalen zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren en/of opzoeken van (informatiebetreffende) koffer(s) inhoudende verdovende middelen en
- meermalen een (of meer) koffer(s) inhoudende verdovende middelen gezocht en/of laten zoeken en
- meermalen telefonisch dienstroosters en/of werktijden doorgegeven en/of ontvangen en
- meermalen informatie betreffende vluchten en/of passagiers en/of bagage opgezocht en laten(op)zoeken in een geautomatiseerd systeem en
- meermalen geld ontvangen en/of gegeven;
Feit 2
(zaaksdossier B9)
Hij in de periode van 26 november 2008 t/m 29 november 2008, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Peru, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 15.000 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, handelingen hebben verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders:
- bagage inhoudende (15000 gram) cocaïne ingecheckt voor een vlucht uit Peru naar Nederland en/of
- met elkaar en/of met een contactpersoon van een opdrachtgever telefonisch contact gelegd en/of onderhouden en/of
- afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- ontmoetingen gehad en gearrangeerd op de luchthaven Schiphol en/of in Amsterdam en/of elders in NL om afspraken te maken en/of informatie door te geven en/of
- meermalen telefonisch informatie verstrekt en/of instructies gegeven en/of informatie en/of instructies ontvangen ten behoeve van invoer van een zending verdovende middelen en/of
- vlucht- en/of bagage- en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren en/of opzoeken van (informatie betreffende) een (of meer) koffer(s) inhoudende verdovende middelen en/of
- informatie betreffende vluchten en/of passagiers en/of bagage opgezocht en/of laten (op)zoeken in een geautomatiseerd systeem;
Feit 3
(zaaksdossier B13)
hij op meer tijdstippen in de periode 1 juni 2008 tot en met 11 januari 2009, te weten op de dagen
- 17 september 2008 tot en met 18 september 2008 (incident 1) en
- 22 september 2008 (incident 2) en
- 9 oktober 2008 tot en met 18 oktober 2008 (incident 3) en
- 18 oktober 2008 tot en met 19 oktober 2008 (incident 4) en
- 5 november 2008 tot en met 10 november 2008 (incident 5) en
- 8 november 2008 tot en met 15 november 2008 (incident 6) en
- 21 december 2008 tot en met 27 december 2008 (incident 7) en
- 1 juni 2008 tot en met 11 januari 2009 (incident 8),
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
telkens om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren, of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- anderen getracht te bewegen om die feiten mede te plegen en
- voorwerpen en vervoermiddelen en gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en zijn mededader(s) wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):
- (meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s)(telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- meermalen afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en
- meermalen ontmoetingen gehad en gearrangeerd op de luchthaven Schiphol en/of in Amsterdam en/of elders in NL om afspraken te maken en informatie door te geven en
- meermalen telefonisch informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van invoer van een of meer zending(en) of tranport(en) verdovende middelen en
- meermalen vlucht- en/of bagage- en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en
- meermalen zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren en/of opzoeken van informatie over een of meer koffer(s) inhoudende verdovende middelen en
- meermalen een of meer koffer(s) inhoudende verdovende middelen gezocht en/of laten zoeken en
- meermalen telefonisch dienstrooster(s) en/of werktijden doorgegeven en/of ontvangen en/of
- meermalen informatie betreffende vluchten en/of passagiers en/of bagage opgezocht en/of laten (op)zoeken in een geautomatiseerd systeem en
- meermalen een of meer gebruikte en/of gekopieerde bagagelabels voorhanden gehad en/of vertrekt en/of ontvangen;
Feit 4
(zaaksdossier B14)
Hij in de periode van 1 juni 2008 tot en met 11 januari 2009 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en zijn mededaders en andere personen behoorden, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid, te weten
- het telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van telkens een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I en
- het telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne van telkens een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
* zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
* een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten mede te plegen en
* voorwerpen en vervoermiddelen en gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten
Feit 5
(zaaksdossier B12, B19, B21)
hij op 11 januari 2009, te Utrecht en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, voorwerpen, te weten
- koffers inhoudende reizigersbagage van [de man] en
- bankkaarten en rijbewijs op naam van [de vrouw] en
- een ID-kaart op naam van [de man 2] en
- een memorystick en computer en harddrive en videocamera van [de man 3] en
- een geldbedrag van 60.580,- Euro,
- een auto Audi A3, kleur zwart, voorzien van kenteken [kenteken],
hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet door
- anderen trachten te bewegen om dat feit mede te plegen;
- zich of anderen gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
- voorwerpen, vervoermiddelen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde:
medeplegen van een poging tot het opzettelijk handelen in strijd met een artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet door
- anderen trachten te bewegen om dat feit mede te plegen;
- zich of anderen gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
- voorwerpen, vervoermiddelen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder feit 4 bewezenverklaarde:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid en/of artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet
Ten aanzien van feit 5:
witwassen
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen met zeer grote regelmaat in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het meermalen via Schiphol invoeren van vele tientallen kilo’s cocaïne en/of voorbereidingshandelingen gericht op die invoer. Daarnaast heeft verdachte met anderen gepoogd 15 kg cocaïne in te voeren en heeft hij met zijn mededaders meermalen voorbereidingshandelingen verricht gericht op de invoer van verdovende middelen. Tevens vormde verdachte met anderen een criminele organisatie die tot doel had op georganiseerde wijze cocaïne in te voeren en heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen van verschillende goederen en een groot geldbedrag.
Verdachte heeft zich zeer frequent beschikbaar gehouden om in de bagagekelder van Schiphol koffers met verdovende middelen te onderscheppen en heeft ook daadwerkelijk koffers onderschept. In het geval een koffer met verdovende middelen op Schiphol in de bagagekelder aankwam is het veelal verdachte geweest die deze koffer onderschepte en met een bagagekar richting medewerkers van Iberia bracht die de koffers van de airside naar de landside brachten. De rechtbank neemt het verdachte daarnaast in het bijzonder kwalijk dat hij samen met zijn mededaders koeriers, waarvan de bagage door de overheid in beslag was genomen, onder druk liet zetten om hun vervolgvlucht te maken in de wetenschap dat zij als dan zouden worden aangehouden, vervolgd en veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen. Verdachte en zijn mededaders deden dit enkel om zichzelf vrij te kunnen pleiten tegenover de opdrachtgevers van diefstal van de betreffende verdovende middelen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan en weegt dit in strafverzwarende zin mee bij de op te leggen straf.
Verdachte heeft zich enkel laten leiden door het oogmerk van snel en eenvoudig financieel gewin ten koste van anderen. Daarbij heeft hij op ernstige wijze misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid tot toegang van beveiligde delen van de luchthaven Schiphol. Met zijn handelen heeft verdachte de integriteit van de luchthaven Schiphol in diskrediet gebracht alsook zijn werkgever Menzies Aviation in grote verlegenheid gebracht.
Binnen de criminele organisatie vervulde verdachte weliswaar geen leidinggevende rol maar was zijn rol niettemin cruciaal in de uitvoering en had hij een coördinerende functie op Schiphol in de bagagekelder voor het regelen van voldoende mensen om koffers te onderscheppen.
Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheden waren van dien aard dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag, te weten ruim € 60.000,-. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door witwassen wordt bovendien het plegen van strafbare feiten gefaciliteerd. Ten aanzien van de goederen die verdachte heeft witgewassen geldt dat dit voor de benadeelden naast aanzienlijke financiële schade ook veel hinder met zich brengt.
Hoewel verdachte op enkele onderdelen van de tenlastelegging wordt vrijgesproken ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te matigen nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die aan verdachte moet worden opgelegd aanzienlijk hoger dient uit te vallen dan de straffen die de koeriers van deze transporten doorgaans krijgen opgelegd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat van de straf die verdachte opgelegd dient te krijgen een sterk generaal effect uit dient te gaan.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven goederen, te weten een auto, bagagelabels, een geldbedrag van € 60.580,50, een formulier en kentekenbewijzen, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die goederen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedrag, te weten € 3.000,- dient eveneens te worden verbeurd verklaard. Bewezen is verklaard dat verdachte opzettelijk cocaïne in Nederland heeft gebracht. Het kan niet anders dan dat het bij verdachte in de auto aangetroffen en hem toebehorende geldbedrag, mede gelet op de plaats waar het is aangetroffen en de hoogte van het bedrag in samenhang met de financiële positie van verdachte, afkomstig is van de hiervoor bewezenverklaarde misdrijven.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33, 33a, 45, 47, 55, lid 1, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 2, 10, 10a en 11a van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder feit 1 met betrekking tot de zaaksdossiers B6, B10 en B12 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN (10 ) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
3 Geld Nederlands
2 x 200 euro
4 Geld Nederlands
1 x 100 euro
5 Geld Nederlands
1 x 50 euro
6 Geld Nederlands
1 x 20 euro
7 Geld Nederlands
1x 10 euro
8 Geld Nederlands
1x 50 euro cent
18 2.00 STK Label
KLM bagage 0074kl138392/138393
route kl792-cx270-pr301 gev. in audi a3 [...]
19 1.00 STK Label
KLM bagage 0074kl283885
route kl792-cx270-pr301 gev in de A3 [...]
20 1.00 STK Label
KLM bagage 0074kl283901
kl792-cx270-pr301 gevonden in audi a3 [...]
27 Geld Nederlands
60 x 50 euro
30 Geld Nederlands
269 x 10 euro
31 Geld Nederlands
478 x 20 euro
32 Geld Nederlands
843 x 50 euro
33 Geld Nederlands
49 x 100 euro
34 Geld Nederlands
1x 200 euro
35 Geld Nederlands
1 x 500 euro
50 1.00 STK Label Kl:geel
ALITALIA
priority label
99 1.00 STK Formulieren
10428883
fotokopie schipholpas, eigenaar niet vast te
103 1.00 STK Personenauto [kenteken]
AUDI a3 Kl:zwart chassisnr [nr]
104 1.00 STK Kentekenbewijs
deel1 008155692
aangetroffen tijdens zoeking audi a3
105 1.00 STK Kentekenbewijs
deel1b 221784002
aangetroffen tijdens doorzoeking audi a3
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2 1.00 STK Sleutelbos
Bos incl. 4 sleutels en sleutelhanger
108 2.00 STK Sleutelbos
1 bos met 11 sleutels en 1 bos met 6 sleutel
Voetnoten:
1) De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
2) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegd bij de rechter-commisaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23041 e.v..
3) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee d.d. 21 januari 2009, dossierpagina 154.
4) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegd bij de rechter-commisaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23041 e.v..
5) Proces-verbaal van bevindingen 14 januari 2009, B12.2.4, dossierpagina 4899-4900.
6) Proces-verbaal van verhoor van verdachte afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee d.d. 13 januari 2009, B12.3.1, dossierpagina 4912.
7) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee d.d. 12 februari 2009, C9.4.4, dossierpagina 11057.
8) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d 14 september 2009, I.48, dossierpagina 23051.
9) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegd bij de rechter-commisaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23041 e.v..
10) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee d.d. 11 februari 2009 te 10.39 uur, C8.4.7, dossierpagina 10943 e.v..
11) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee d.d. 17 februari 2009 te 9.20 uur, C8.4.4, dossierpagina 10957 e.v..
12) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 5] d.d. 11 februari 2009, dossierpagina 974-975.
13) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 april 2009, B3.2.1, dossierpagina 1130.
14) Proces-verbaal van bevindingen Schipholpas-registraties d.d. 31 maart 2009, B3.2.2, dossierpagina 1131.
15) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 0.37 uur, B3.1.3, dossierpagina 1088.
16) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 0.45 uur, B3.1.4, dossierpagina 1090.
17) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 0.59 uur, B2.1.11, dossierpagina 391.
18) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 28 september 2008, 1.07 uur, B2.1.12, dossierpagina 392.
19) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 28 september 2008, 1.09 uur, B2.1.14, dossierpagina 394.
20) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 28 september 2008, 9.20 uur, B2.1.18, dossierpagina 398.
21) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 10 februari 2009, dossierpagina 1528.
22) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 10.51 uur, B3.1.10, dossierpagina 1096.
23) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 10.59 uur, B2.1.24, dossierpagina 404.
24) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 11.14 uur, B2.1.26, dossierpagina 406.
25) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 11.22 uur, B2.1.27, dossierpagina 407.
26) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 11.46 uur, B2.1.28, dossierpagina 408-409.
27) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 14.33 uur, B2.1.45, dossierpagina 433.
28) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 15.48 uur, B2.1.46, dossierpagina 434-437.
29) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 15.20 uur, B2.1.47, dossierpagina 438.
30) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 15.48 uur, B2.1.49, dossierpagina 441-442.
31) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 18.42 uur, B2.1.54, dossierpagina 448.
32) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 21.07 uur, B3.1.35, dossierpagina 1128.
33) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 21.08 uur, B3.1.36, dossierpagina 1129.
34) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23041.
35) Proces-verbaal d.d. 28 september 2008, dossierpagina 489-490.
36) Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, d.d. 29 september 2008, dossierpagina 500-502.
37) Een geschrift, zijnde rapport van Douane Laboratorium, d.d. 2 oktober 2008, met kenmerk 9896 X 08, dossierpagina 483.
38) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 5 oktober 2008, 16.24 uur, B4.1.6, dossierpagina 1843.
39) Een geschrift zijnde een Sms-bericht d.d. 5 oktober 2008, 19.32 uur, B4.1.7, dossierpagina 1845.
40) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 5 oktober 2008, 20.31 uur, B4.1.13, dossierpagina 1851.
41) Een geschrift zijnde een Sms-bericht d.d. 5 oktober 2008, 21.00 uur, B4.1.15, dossierpagina 1853.
42) Een geschrift, zijnde een tapgesprek d.d. 5 oktober 2008, 21.13 uur B4.1.19 en een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 5 oktober 2008, 23.37 uur, B4.1.27, dossierpagina´s 1857 respectievelijk 1866-1867.
43) Proces-verbaal d.d. 6 oktober 2008, ZD B4, dossierpagina 1954-1955.
44) Een geschrift zijnde Sms-bericht d.d. 5 oktober 2008, 22.02 uur, B4.1.22, dossierpagina 1860.
45) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 5 oktober 2008, 22.12 uur, B4.1.23, dossierpagina 1861-1862.
46) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 11.45 uur, B4.1.32, dossierpagina 1874.
47) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 11.58 uur, B4.1.35, dossierpagina 1877.
48) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 11.46 uur, B4.1.33, dossierpagina 1875.
49) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 12.46 uur, B4.1.37, dossierpagina 1879.
50) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2009, B4.2.12, dossierpagina 2021-2023.
51) Een geschrift zijnde een tapgesprek, d.d. 6 oktober 2008, 12.48 uur, B4.1.38, dossierpagina 1880.
52) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 13.32 uur, B4.1.41, dossierpagina 1883.
53) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 13.36 uur, B4.1.43, dossierpagina 1885.
54) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 13.38 uur, B4.1.45, dossierpagina 1887.
55) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 13.49 uur, B4.1.49, dossierpagina 1891.
56) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23041.
57) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 13.50 uur, B4.1.50, dossierpagina 1892.
58) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 17.47 uur, B4.1.59, dossierpagina 1902 en een geschrift, zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008 om 18.33 uur, ZD B4.1.61, dossierpagina 1905.
59) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008 om 21.35 uur, B4.1.63, dossierpagina 1907 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2009, B4.2.14, dossierpagina 2030.
60) Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23042.
61) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 23 oktober 2008, 13.51 uur, B5.1.2, dossierpagina 2368.
62) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 23 oktober 2008, 15.14 uur, B5.1.3, dossierpagina 2369.
63) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 24 oktober 2008, 11.42 uur, B5.1.4, dossierpagina 2370.
64) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 24 oktober 2008, 21.36 uur, B5.1.12, dossierpagina 2378.
65) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2009, B5.2.17, dossierpagina 2706.
66) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 24 oktober 2008, 22.36 uur, B5.1.16, dossierpagina 2382.
67) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 24 oktober 2008, 22.38 uur, B5.1.17, dossierpagina 2383.
68) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 24 oktober 2008, 22.40 uur, B5.1.18, dossierpagina 2384.
69) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 24 oktober 2008, 23.09 uur, B5.1.24, dossierpagina 2390.
70) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 24 oktober 2008, 23.35 uur, B5.1.25, dossierpagina 2391-2.
71) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 10.59 uur, B5.1.26, dossierpagina 2393.
72) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 11.33 uur, B5.1.27, dossierpagina 2394.
73) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 11.48 uur, B5.1.28, dossierpagina 2395.
74) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 12.02 uur, B5.1.30, dossierpagina 2397.
75) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 12.18 uur, B5.1.31, dossierpagina 2398.
76) Proces-verbaal d.d. 26 oktober 2008, dossierpagina 2471-2.
77) Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 26 oktober 2008, dossierpagina 2508-2512.
78) Een deskundigenverslag, te weten een rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 5 november 2008, dossierpagina 2656.
79) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 13.53 uur, dossierpagina 2403.
80) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 15.03 uur, dossierpagina 2405.
81) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 17.15 uur, dossierpagina 2409.
82) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 17.43 uur, dossierpagina 2411.
83) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 18.17 uur, dossierpagina 2412.
84) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 19.17 uur, dossierpagina 2415.
85) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 19.35 uur, dossierpagina 2416.
86) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 21.33 uur, dossierpagina 2417-2418.
87) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 26 oktober 2008, 13.44 uur, dossierpagina 2419-2420.
88) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 27 oktober 2008, 12.53 uur, dossierpagina 2421-2422.
89) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 27 oktober 2008, 14.04 uur, dossierpagina 2423.
90) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 27 oktober 2008, 14.06 uur, dossierpagina 2424.
91) Een proces-verbaal van observeren van 6 november 2008, B8.4.1, dossierpagina 3929-3931.
92) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 5 november 2008, 22.49 uur, B.8.1.5, dossierpagina 3693.
93) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 11 november 2008, 14.44 uur, B.8.1.7, dossierpagina 3696.
94) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 11 november 2008, 17.26 uur, B.8.1.16, dossierpagina 3706
95) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 11 november 2008, 17.28 uur, B.8.1.17, dossierpagina 3707.
96) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 13 november 2008, 11.30 uur, B8.1.19, dossierpagina 3709
97) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 14 november 2008, 13.32 uur, B.8.1.22, dossierpagina 3714.
98) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 14 november 2008, 13.55 uur, B.8.1.23, dossierpagina 3716.
99) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23043.
100) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 14 november 2008, 20.04 uur, B.8.1.24, dossierpagina 3719.
101) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 15 november 2008, 16.19 uur, B.8.1.26, dossierpagina 3722.
102) Twee processen-verbaal van bevindingen van 3 februari 2009, B.8.2.11 en B.8.2.12, dossierpagina 3770 respectievelijk 3772.
103) Een proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2009, B.8.2.13, dossierpagina 3774.
104) Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek KL744 van 18 november 2008, dossierpagina 3752.
105) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23047.
106) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 2 januari 2009, 20.32 uur, B.11.1.4, dossierpagina 4702.
107) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 2 januari 2009, 20.53 uur, B.11.1.6, dossierpagina 4704.
108) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 2 januari 2009, 21.09 uur, B.11.1.7, dossierpagina 4705.
109) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 2 januari 2009, 21.32 uur, B.11.1.8, dossierpagina 4706.
110) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 2 januari 2009, 22.13 uur, B.11.1.9, dossierpagina 4707.
111) Proces-verbaal van bevindingen onderzoek rooster en Schipholpasgegevens [verdachte], opgemaakt op 27 maart 2009, B.11.2.1, dossierpagina 4718-4719.
112) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 2 januari 2009, 23.32 uur, B.11.1.12, dossierpagina 4710.
113) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 2 januari 2009, 23.40 uur, B.11.1.13, dossierpagina 4711.
114) Proces-verbaal van bevindingen onderzoek rooster en Schipholpasgegevens [medeverdachte 2], opgemaakt op 30 maart 2009, B.11.2.2, dossierpagina 4720-4721.
115) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 3 januari 2009, 01.09 uur, B.11.1.15, dossierpagina 4713.
116) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 3 januari 2009, 18.01 uur, B.11.1.16, dossierpagina 4714.
117) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 4 januari 2009, 11.31 uur, B.11.1.17, dossierpagina 4715.
118) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 4 januari 2009, 13.28 uur, B.11.1.18, dossierpagina 4716.
119) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23047-23048.
120) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 november 2008, 13.56 uur, B.9.1.5, dossierpagina 3963.
121) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 29 november 2008, 10.03 uur, B.9.1.7, dossierpagina 3965.
122) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 29 november 2008, 11.54 uur, B.9.1.8, dossierpagina 3966.
123) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 29 november 2008, 12.17 uur, B.9.1.9, dossierpagina 3967.
124) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 29 november 2008, 12.19 uur, B.9.1.10, dossierpagina 3968.
125) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23044.
126) Een geschrift, zijnde een tapgesprek d.d. 29 november 2008, 14.15 uur, B.9.1.11, dossierpagina 3969.
127) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 29 november 2008, 15.09 uur, B.9.1.12, dossierpagina 3970.
128) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23043-23044.
129) Een geschrift zijnde een in het kader van het antwoord op een rechtshulpverzoek aan Peru verstrekte aangifte van het openbaar ministerie aldaar, I.36, dossierpagina 22954-22955.
130) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 17 september 2008, 17.54 uur, B13.1.1 dossierpagina 5196.
131) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 17 september 2008, 18.27 uur, B13.1.5 dossierpagina 5201.
132) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 17 september 2008, 19.22 uur, B13.1.7 dossierpagina 5204.
133) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 17 september 2008, 19.40 uur, B13.1.8, dossierpagina 5205.
134) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 17 september 2008, 20.54 uur, B13.1.18, dossierpagina 5215.
135) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 17 september 2008, 20.56 uur, B13.1.19, dossierpagina 5217.
136) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 17 september 2008, 22.27 uur, B13.1.20, dossierpagina 5218.
137) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 18 september 2008, 6.24 uur, B13.1.24, dossierpagina 5222.
138) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 18 september 2008, 9.37 uur, B13.1.26, dossierpagina 5224.
139) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 18 september 2008, 9.39 uur, B13.1.27, dossierpagina 5225.
140) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2009, B13.2.3, dossierpagina 5442.
141) Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23042.
142) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 22 september 2009, 20.15 uur, B13.1.28, dossierpagina 5226
143) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 23 september 2008, 18.00 uur, B13.1.29, dossierpagina 5227.
144) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 23 september 2008, 18.02 uur, B13.1.30, dossierpagina 5228.
145) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 23 september 2008, 18.04 uur, B13.1.31, dossierpagina 5229.
146) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 23 september 2008, 18.05 uur, B13.1.32, dossierpagina 5230.
147) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 23 september 2008, 22.57 uur, B13.1.33, dossierpagina 5231.
148) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 24 september 2008, 8.46 uur, B13.1.34b, dossierpagina 5234.
149) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 24 september 2008, 10.24 uur, B13.1.34c, dossierpagina 5236.
150) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 24 september 2008, 15.47 uur, B13.1.34e, dossierpagina 5238.
151) Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23042.
152) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 9 oktober 2008,17.51 uur, B13.1.35, dossierpagina 5239-5240).
153) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 11 oktober 2008, 11.04 uur, B13.1.36, dossierpagina 5241.
154) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 13 oktober 2008, 16.06 uur, B13.1.38, dossierpagina 5243.
155) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 14 oktober 2008, 15.24 uur, B13.1.39, dossierpagina 5244.
156) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 15 oktober 2008, 22.48 uur, B13.1.40, dossierpagina 5245.
157) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 17 oktober 2008, 19.06 uur, B13.1.43, dossierpagina 5248.
158) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 18 oktober 2008, 00.01 uur, B13.1.44, dossierpagina 5249.
159) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 18 oktober 2008, 8.16 uur, B13.1.46, dossierpagina 5251.
160) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 18 oktober 2008, 8.20 uur, B13.1.47, dossierpagina 5252.
161) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 18 oktober 2008, 11.58 uur, B13.1.48, dossierpagina 5253.
162) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 18 oktober 2008, 19.39 uur, B13.1.50, dossierpagina 5255.
163) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 19 oktober 2008, 15.39 uur, B13.1.51, dossierpagina 5257.
164) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 19 oktober 2008, 17.00 uur, B13.1.52, dossierpagina 5258.
165) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2009, B13.2.26, dossierpagina 5488-5489.
166) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 5 november 2008, 17.52 uur, B13.1.54, dossierpagina 5261.
167) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 november 2008, 12.06 uur, B13.1.55, dossierpagina 5262.
168) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 7 november 2008, 19.22 uur, B13.1.59, dossierpagina 5266.
169) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 7 november 2008, 20.05 uur, B13.1.60, dossierpagina 5267.
170) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 8 november 2008, 17.54 uur, B13.1.62, dossierpagina 5269.
171) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 8 november 2008, 08.08 uur, B13.1.64, dossierpagina 5271.
172) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 9 november 2008, 08.46 uur, B13.1.66, dossierpagina 5273.
173) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 9 november 2008, 09.45 uur, B13.1.67, dossierpagina 5274.
174) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 9 november 2008, 09.53 uur, B13.1.68, dossierpagina 5275.
175) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 9 november 2008, 09.56 uur, B13.1.69, dossierpagina 5276.
176) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 9 november 2008, 11.21 uur, B13.1.70, dossierpagina 5277.
177) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 9 november 2008, 12.03 uur, B13.1.71, dossierpagina 5278.
178) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 9 november 2008,12.30 uur, B13.1.72, dossierpagina 5279.
179) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 9 november 2008, 13.18 uur, B13.1.74, dossierpagina 5281.
180) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 9 november 2008, 14.50 uur, B13.1.76, dossierpagina 5283.
181) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 9 november 2008, 18.20 uur, B13.1.78, dossierpagina 5285.
182) Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] d.d. 17 februari 2009, B13.3.2, dossierpagina 5720-5721.
183) Een geschrift, zijnde een tapverslag d.d. 8 november 2008 te 8.01 uur, B13.1.80, dossierpagina 5288.
184) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 8 november 2008, 15.35 uur, B13.1.82, dossierpagina 5290.
185) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 9 november 2008, 18.20 uur, B13.1.85, dossierpagina 5294.
186) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 10 november 2008, 12.31 uur, B13.1.86, dossierpagina 5295.
187) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 10 november 2008, 18.15 uur, B13.1.90, dossierpagina 5299.
188) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 11 november 2008, 18.41 uur, B13.1.91, dossierpagina 5300-5301.
189) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 11 november 2008, 19.01 uur, B13.1.92, dossierpagina 5302.
190) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 13 november 2008, 11.28 uur, B13.1.106, dossierpagina 5316 - 5317.
191) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 13 november 2008, 21.37 uur, B13.1.108, dossierpagina 5319.
192) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 14 november 2008, 23.02 uur, B13.1.116, dossierpagina 5327.
193) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 15 november 2008, 0.09 uur, B13.1.121, dossierpagina 5332.
194) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 15 november 2008, 01.22 uur, B13.1.122, dossierpagina 5333.
195) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 15 november 2008, 6.21 uur, B13.1.124, dossierpagina 5335-5336.
196) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 15 november 2008, 6.23 uur, B13.1.125, dossierpagina 5337.
197) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 15 november 2008, 6.29 uur, B13.1.126, dossierpagina 5338.
198) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 21 december 2008, 17.37 uur, B13.1.139, dossierpagina 5351.
199) Een geschrift zijnde een sms-bericht d.d. 22 december 2008, 9.40 uur, B13.1.142, dossierpagina 5354.
200) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 22 december 2008, 17.21 uur, B13.1.143, dossierpagina 5355.
201) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 december 2008, 13.52 uur, B13.1.144, dossierpagina 5357.
202) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 27 december 2008, 15.41 uur, B13.1.145, dossierpagina 5358.
203) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 10 februari 2009, B13.3.1, dossierpagina 5533.
204) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 september 2009, I.47, dossierpagina 23045.
205) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 24 februari 2009, dossierpagina 5752-5753.
206) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 3 september 2008, 14.47 uur, B13.1.148, dossierpagina 5361.
207) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 17 september 2008, 12.34 uur, B13.1.152, dossierpagina 5365.
208) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 17 september 2008, 17.54 uur, B13.1.153, dossierpagina 5367.
209) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 19 september 2008, 21.06 uur, B13.1.154, dossierpagina 5369.
210) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 22 september 2008, 22.04 uur B13.1.155, dossierpagina 5371.
211) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 16 december 2008, 19.48 uur, B13.1.146, dossierpagina 5359.
212) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 09.20, B2.1.18, dossierpagina 398.
213) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 28 september 2008, 14.33, B3.1.31, dossierpagina 1120.
214) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 6 oktober 2008, 11.45, B4.1.32, dossierpagina 1874.
215) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 27 oktober 2008, 14.06, B5.1.54, dossierpagina 2424.
216) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 13 november 2008, 11.28, B8.1.19, dossierpagina 3709.
217) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 29 november 2008, 14.15, B9.1.11, dossierpagina 3969.
218) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 25 oktober 2008, 21.33 uur, B5.1.50, dossierpagina 2417.
219) Een geschrift zijnde een tapgesprek d.d. 2 januari 2009, 20.32 uur, B11.1.4, dossierpagina 4702.
220) Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2009, E1.445, dossierpagina 17808 e.v..
221) Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2009, I.5, dossierpagina 22738.
222) Proces-verbaal van observeren, opgemaakt op 13 januari 2009, B12.2.5, dossierpagina 4902.
223) Proces-verbaal van bevindingen onderzoek koffers, opgemaakt op 12 januari 2009, B 12.2.8, dossierpagina 4907.
224) Een in het kader van het antwoord op een rechtshulpverzoek aan Italië verstrekt proces-verbaal van getuigenverhoor aldaar, I.37, dossierpagina 22982.
225) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 12 februari 2009, omstreeks 10.30 uur, B.12.3.6., dossierpagina 5056.
226) Proces-verbaal van aantreffen van geld in de woning, B21.1.3, dossierpagina 8048.
227) Proces-verbaal van afhandeling inbeslagname [verdachte], G2.2, dossierpagina 21538
228) Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 januari 2009, C2.4.3, dossierpagina 9530.
229) Proces-verbaal van bevindingen belastinggegevens [verdachte], d.d. 18 mei 2009, inclusief bijlagen 8022-8039.
230) Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 januari 2009, B21.2.1, dossierpagina 8087 en 8090.
231) Proces-verbaal van bevindingen aankoop Audi A3 [kenteken], d.d. 4 mei 2009, B21.1.2, dossierpagina 8040-8042.
232) Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 januari 2009, B21.2.1, dossierpagina 8087 en 8090.
233) Proces-verbaal van bevindingen, d.d.18 februari 2009, B19.1.1, dossierpagina 7663.
234) Proces-verbaal van bevindingen, d.d.18 februari 2009, B19.1.2, dossierpagina 7667.
235) Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 april 2009, B19.1.3, dossierpagina 7669.
236) Proces-verbaal van aangifte, d.d. 17 juni 2008, dossierpagina 7671.
11. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. M. Hoendervoogt en T. van Muijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A.P. de Klerk en W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 december 2009.